ECLI:NL:RBHAA:2006:AY4890

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-5679
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke geschil over de aanwijzing van gronden in Zandvoort en de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van de gemeente Zandvoort. De zaak betreft de aanwijzing van percelen in de gebieden 'Badhuisplein' en 'Louis Davidscarré' door de gemeente, op basis van artikel 8 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Eiser, eigenaar van een perceel in dit gebied, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om deze percelen aan te wijzen voor toekomstige ontwikkelingen, waaronder de aanleg van een nieuw boulevardgebied. Eiser betwist dat de toegedachte bestemming afwijkt van de huidige bestemming en stelt dat het besluit in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het verbod op détournement de pouvoir.

De rechtbank heeft overwogen dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om gronden aan te wijzen en dat de huidige bestemming van het perceel van eiser inderdaad afwijkt van de toegedachte bestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huidige gebruik van het perceel als open terrein niet overeenkomt met de toekomstige bestemming die onder andere detailhandel en horeca omvat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeenteraad in redelijkheid het algemeen belang van de toekomstige ontwikkeling van het gebied zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van eiser. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 05 - 5679
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2006
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen:
de raad van de gemeente Zandvoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2004 heeft verweerder, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 8a Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg), op grond van het bepaalde in artikel 8 Wvg de percelen die zijn gelegen in de gebieden "Badhuisplein" en "Louis Davidscarré", zoals aangewezen op de bij het besluit behorende kaart, aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 25 januari 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 september 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 13 mei 2005 van Kamer 1 van de commissie van advies voor de bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 31 oktober 2005, aangevuld bij brief van 1 december 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 juni 2006, alwaar eiser en zijn gemachtigde met bericht niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.U.V. de Bondt, J. van Zandbergen en mr. F.M. van der Ven, werkzaam bij de gemeente Zandvoort.
2. Overwegingen
2.1 Artikel 8, eerste en tweede lid, Wvg luiden als volgt.
1. De gemeenteraad kan gronden aanwijzen, waarop van toepassing zijn de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27, voor zover die gronden nog niet zijn opgenomen in een ter inzage gelegd ontwerp van een structuurplan als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of van een bestemmingsplan, waarbij aan de betrokken gronden een gewijzigde bestemming wordt toegedacht onderscheidenlijk gegeven. Bij het raadsbesluit behoort een kaart waarop de betrokken gronden en de aan die gronden toegedachte bestemming zijn aangeduid.
2. Voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid komen alleen in aanmerking de gronden, waaraan bij het structuurplan, onderscheidenlijk het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan.
2.2 Op de in het kader van het aanwijzingsbesluit gehanteerde lijst van aangewezen percelen is eiser vermeld als eigenaar van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Zandvoort , [sectienummer], met een grootte van 17 are en 45 centiare, welk perceel in zijn geheel ingevolge de Wvg is aangewezen.
Voor het betrokken gebied geldt geen bestemmingsplan. De aangewezen gronden worden momenteel gebruikt als casino en - ter plaatse van eisers perceel - open(bare) ruimte.
2.3 De toekomstige plannen voor dit gebied voorzien - naar hierna uit het voorstel en het bestreden besluit deels geciteerd - in een hoogwaardig nieuw boulevardgebied met de functie behorende bij de status "ontwikkelingspool Middenboulevard", met nieuwe infrastructuur en een nieuw openbaar gebied, dat voldoet aan de wensen en eisen van de hedendaagse en toekomstige maatschappij.
In de beoogde planologische bestemming Centrumfuncties (CF) zijn de gronden bestemd voor detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven, maatschappelijke doeleinden, recreatieve doeleinden, wonen, verkeer en verblijf, gebouwde parkeervoorzieningen inbegrepen, groenvoorzieningen en doeleinden van openbaar nut.
In het centrumgebied (van het Raadhuisplein en de Louis Davidsstraat) zal de detailhandel en horeca zich voornamelijk vestigen op de begane grond, daarboven zal een (...) woonaanbod gecreëerd worden.
De beoogde planologische bestemming aan de westkant is Centrumfuncties (CF) met een horecadifferentiatie voor categorie 2. Dit vanwege de herstructurering van dit pand en de mogelijkheid om daar dan een horecafunctie in onder te brengen, met mogelijk een terras. Gedacht kan worden aan een restaurant of café. Dit is nu niet mogelijk. (...) De beoogde bestemming aan de oostkant is Woondoeleinden.
2.4 De toegedachte bestemming voor het gebied, waarin eisers perceel ligt, is een niet-agrarische. In zoverre is aan het tweede lid van artikel 8 Wvg voldaan.
Eiser heeft betwist dat aan het tweede vereiste van het artikellid is voldaan, waarbij hij heeft gesteld dat de door verweerder toegedachte bestemming niet afwijkt van de huidige bestemming, althans dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de toegedachte bestemming een afwijkende bestemming voorstaat.
In bezwaar heeft hij daarvoor aangevoerd dat zijn perceel thans een recreatieve bestemming heeft, namelijk hotelaccommodatie.
2.5 Deze grief van eiser mist feitelijke grondslag, nu ter zitting voldoende is komen vast te staan dat op het perceel van eiser thans geen hotel (of hotelaccommodatie) aanwezig is en evenmin andere bebouwing. De grond maakt onderdeel uit van het feitelijk ter plekke bestaande open terrein, waarop in de toekomstige plannen diverse soorten bebouwing gerealiseerd zullen worden. De rechtbank is van oordeel dat het huidige gebruik afwijkt van de toegedachte bestemming en dat derhalve tevens aan het tweede in artikel 8, tweede lid, opgenomen vereiste is voldaan.
2.6 Eiser heeft voorts betoogd dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het verbod op détournement de pouvoir, omdat het besluit tot vestiging van het voorkeursrecht met het oog op een bovenwettelijk kostenverhaal in strijd komt met het gesloten stelsel van kostenverhaal op basis van artikel 42 Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 222 Gemeentewet.
Dit betoog slaagt niet. Zoals hiervoor overwogen is de primaire grond voor het vestigen van het voorkeursrecht gelegen in de wenselijkheid van de planologische gebiedsverandering. Het kostenverhaal speelt - wat daarvan overigens zij - in dit geval geen relevante rol.
2.7 De rechtbank overweegt dat, gezien de doelstelling van de Wvg, de ruime discretionaire bevoegdheid die daarin aan de gemeenteraad is gegeven en de daarmee geboden terughoudende rechterlijke toetsing, in de besluitvorming door verweerder geen grond is gelegen voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet het algemeen belang van het voorzien in de toekomstige ontwikkeling van het betrokken gebied zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van eiser. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat geen inbreuk wordt gemaakt op eisers eigendomsrecht, doch dat het besluit er slechts toe strekt dat eiser bij eventuele verkoop zijn perceel eerst aan de gemeente dient aan te bieden.
2.8 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. I.M. Ludwig en mr. drs. L. Beijen, rechters, en op 11 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.