RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/2488
Uitspraakdatum: 23 juni 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X BV, gevestigd te Z, eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 1999 met dagtekening 6 maart 2004 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 150.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van ƒ 350.
1.2. Na bezwaar, ingediend door de gemachtigde A, heeft verweerder bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 mei 2005 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 juni 2005, ontvangen bij de rechtbank op 15 juni 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting, waar ook het beroep met nummer 05/2489 is behandeld, heeft plaatsgevonden op 21 maart 2006 te Haarlem. Namens eiseres is haar voormalig bestuurder B verschenen, tot bijstand vergezeld van voornoemde gemachtigde. Namens verweerder zijn C en D verschenen.
2.1. Eiseres is op 11 november 1978 opgericht en op 1 januari 2003 ontbonden. De bedrijfsomschrijving luidde beheer- en exploitatiemaatschappij. B was bestuurder en enig aandeelhouder.
2.2. Tot de gedingstukken behoort een balans van eiseres welke per 31 december 1998 vermeldt:
Materiele vaste activa
Grond met opstallen f. 737.650
A-straat 6a 15.158
(...)
Ondernemingsvermogen
Vervangingsreserve f 1.250.000”
2.3. Tot de stukken behoort een fax van 20 maart 2000 van de gemachtigde van eiseres, waarin is vermeld:
“(...) Dat dit ook daadwerkelijk zo is geweest blijkt uit het feit dat deze boekhouder wel een vervangingsreserve heeft gevormd doch heeft verzuimd de vervangende investeringen af te boeken. Deze investeringen zijn in 1995 de A-straat 2 voor f. 737.500 (...)”
2.4. Tot de stukken behoort voorts een afrekening van E, notaris, van 5 maart 1999 ten name van F, waarin onder meer is vermeld:
“Betreft aankoop van X BV
koopsom f. 850.000,00
KOSTEN T.B.V. DE STAAT en HET KADASTER
6% Overdrachtsbelasting over f. 850.000,00 f. 51.000,00
Inschrijvingskosten levering 133,00
(...)
Te ontvangen uit de verkoop aan de heer en mevrouw G f. 1.051.000,00”
2.5. Tot de stukken behoort een op 13 april 2000 gedateerde vaststellingsovereenkomst (de overeenkomst). De overeenkomst is ondertekend door A (namens B) en F en namens de Belastingdienst/Particulieren/ Ondernemingen P door H (namens de ontvanger) en C (namens de inspecteur). In de overeenkomst is onder meer vermeld:
“Naar aanleiding van onze lange bespreking van donderdag 13 april 2000 met betrekking tot de heffing en inning van onder andere inkomstenbelasting, vermogensbelasting, omzetbelasting, loonbelasting en motorrijtuigenbelasting ten name van U en uw echtgenote mevr. B alsmede de vennootschapsbelasting ten name van X B.V. over de jaren tot en met 1999 bericht ik u als volgt.
In aanwezigheid van A, uw adviseur, zijn wij, H en C, namens de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, met U overeengekomen dat na betaling van een bedrag van f. 661.000,= finale kwijting zal worden verleend voor alle formele en materiële belastingschulden over de jaren tot en met 1999 ten name van:
F geboren 10-09-1945 (...)
B/Bouwbedrijf X geboren 28-05-1952 (...)
X B.V. (...)
De heer A is, bij schrijven van 13 maart 2000, gemachtigd om voor en namens zowel mevr. B als X B.V. alle handelingen te verrichten ten aanzien van de belastingschulden en overige fiscale zaken over de periode tot en met 1999.
Deze overeenkomst is aangegaan onder de volgende voorwaarden:
X B.V.
Ten opzichte van de eindbalans per 31 december 1998 wijkt de balans per 1 januari 1999 op de volgende punten af:
- De boekwaarde van de grond met opstallen A-straat 2, per 31 december 1998 groot f. 737.650 bedraagt f. 1,= (gedeeltelijke aanwending van de vervangingsreserve).
- De vervangingsreserve ad f. 1.250.000 is enerzijds aangewend ter verkrijging van de grond en opstallen A-straat 2 en is anderzijds in de heffing van vennootschapsbelasting over het jaar 1995 betrokken en bedraagt derhalve per 1 januari 1999 nihil. (...)
- In de nog op te maken jaarstukken, de balans en resultatenrekening over het jaar 1999 zal de transactiewinst terzake van de verkoop van de onroerende zaken als zijnde een vervangingsreserve opgenomen worden. Voor zover in 1999 vervangen is, wordt deze vervangingsreserve op de boekwaarde van de onroerende zaken afgeboekt. Als gevolg hiervan is de belastingclaim uit de verkoop van onroerende zaken uit 1995 gewaarborgd.
- De jaarrekening van X B.V. over het jaar 1999 zal op korte termijn worden ingediend. Van alle onroerende zaaktransacties zullen afschriften van akten overlegd worden. Met inachtneming van vorenstaande zal over het resultaat 1999 geen belasting meer verschuldigd zijn.”
2.6. Met dagtekening 31 juli 2001 is eiseres een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting over 1999 opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.7. In verband met de liquidatie van de vennootschap per 1 januari 2003 is een boekenonderzoek ingesteld waarbij onder meer de verkoop van het onroerende goed gelegen aan de A-straat 2 te Haarlem is beoordeeld. In het rapport van 17 december 2003 is onder meer vermeld:
“Uit onderzoek is gebleken dat op 11 maart 1999 is een deel van genoemd perceel, de Loods / Molenaarswoning en water, groot 23 are 10 ca, is overgedragen aan de echtgenoot van de digra, de heer F. Dit in verband met de mogelijke overdracht en afspraken met de gemeente Z waarbij (een deel van) deze grond voor f 1 aan de gemeente zou worden overgedragen. De oppervlakte van dit onroerende goed is 23 are 10 ca.
Naar thans bekend is geworden, is het andere gedeelte van de A-straat 2, groot 22 are, op 10 maart 1999 eveneens verkocht aan de heer F. De overdrachtsprijs tussen de vennootschap en de heer F, is bepaald op f 850.000. De heer F heeft het perceel vervolgens op dezelfde dag aan een derde verkocht voor f 1.000.000.
Balans per 31 december 1999:
Uit vorenstaande blijkt dat de door A opgestelde balans per 31 december 1999 niet juist is. Op basis van de vaststellingsovereenkomst moet de balans per 31 december 1999 aangepast worden. Er zijn per 31 december 1999 géén onroerende zaken in de vennootschap meer aanwezig terwijl de vervangingsreserve f 850.000 bedraagt.(...)
Zakelijkheid overdrachtsprijs:
Gezien het feit dat de heer F het perceel op dezelfde dag verkoopt aan een derde voor een bedrag van f 1.000.000, bedraagt de waarde in het economisch verkeer ook f 1.000.000. Er zijn geen zakelijke overwegingen aanwezig die een lagere overdrachtsprijs rechtvaardigen. De overdrachtsprijs van f 850.000 is derhalve niet op zakelijke wijze overeengekomen.
De vennootschap heeft uitsluitend genoegen genomen met een lagere verkoopprijs vanwege de aandeelhoudersrelatie. Immers, de heer F was de echtgenoot van Mevr. B, de aandeelhouder van belastingplichtige. De vennootschap heeft zich bewust een voordeel van f 150.000 laten ontgaan ten gunste van haar aandeelhouder terwijl de aandeelhouder zich, gezien de verkooptransactie op dezelfde dag bewust geweest is van het feit dat hij een voordeel heeft genoten. Er is sprake van een uitdeling van winst ten bedrage van f 150.000. ”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of:
(i) de overeenkomst;
(ii) het ontbreken van een nieuw feit, dan wel
(iii) het ontbreken van wetenschap van eiseres terzake van het met doorverkoop behaalde voordeel door F
aan navordering in de weg staan.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank behandelt eerst de vraag of de overeenkomst aan navordering in de weg staat.
4.2. Bij vaststelling van hetgeen partijen zijn overeengekomen is niet de letterlijke tekst van de overeenkomst doorslaggevend, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3. Gelet op de betaling van ƒ 661.000,= en de nihilaanslag vennootschapsbelasting over 1999 met dagtekening 31 juli 2000, mocht eiseres de zinsnede in de overeenkomst dat met inachtneming daarvan over het resultaat 1999 geen belasting meer verschuldigd zou zijn, redelijkerwijs zo opvatten dat haar finale kwijting was verleend voor de vennootschapsbelasting over 1999 en dat deze kwijting mede betrekking had op de verkooptransactie inzake A-straat 2 aan F.
4.4. De rechtbank acht aannemelijk dat door F in het kader van de onderhandeling over de overeenkomst is gesteld dat het onroerende goed van eiseres aan een derde was verkocht. Hoewel uit het feit dat F met de gemachtigde als vertegenwoordiger van eiseres aan de besprekingen als partij deelnam zou kunnen worden afgeleid dat met een derde een ander dan F werd bedoeld, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid niet in de weg staat aan een beroep op de overeenkomst door eiseres. Niet gesteld of gebleken is dat dit punt voor eiseres kenbaar voor verweerder van belang was of dat daar bijzondere aandacht aan is geschonken. Nu verweerder op grond van de overeenkomst de beschikking had over de diverse akten, was de identiteit van de koper, voor zover dit voor verweerder van belang werd geacht voor het sluiten van de overeenkomst, eenvoudig na te gaan, door bijvoorbeeld de desbetreffende akten in te zien.
4.5. De stelling van verweerder dat op de volledige opbrengst van de A-straat 2 een belastingclaim rustte en dat de overeenkomst niet aan navordering in de weg staat treft geen doel, nu de omstandigheid dat de vennootschap zich ten gunste van F een voordeel had laten ontgaan niet in de overeenkomst was opgenomen. Afgezien van de vraag of eiseres zich daadwerkelijk en bewust een voordeel heeft laten ontgaan, leidt de rechtbank uit de stukken af dat verweerder bij het sluiten van de overeenkomst geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de interpretatie of volledigheid van door eiseres of F verstrekte informatie. Verweerder heeft ook niet gevraagd naar de gerealiseerde verkoopprijs van het door eiseres verkochte onroerend goed. Eventuele onduidelijkheid bij verweerder over de strekking van de overeenkomst dient dan ook voor rekening en risico van verweerder te blijven.
4.6. Nu de aanslag al op grond van het hiervoor overwogene niet in stand kan blijven, behoeven de overige stellingen geen bespreking meer. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805, en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juni 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. Roelvink-Verhoeff, voorzitter, en mrs. M.J. Leijdekker en J.H. Hoekstra, leden in tegenwoordigheid van mr. H.F. Henry, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.