ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9091

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-4305
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kapvergunning voor monumentale kastanjeboom in Zwanenburg afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 12 juni 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning voor een kastanjeboom aan de Dennenlaan 131 te Zwanenburg. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan Aalmij BV Beheersmaatschappij, die de boom wilde kappen in verband met nieuwbouwplannen. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de kapvergunning, betoogde dat de vergunning niet geldig was omdat deze was verleend voor het verkeerde adres. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er een onjuiste adressering was gehanteerd, verzoekster tijdig bezwaar had aangetekend en daardoor niet in haar belangen was geschaad.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de boom, ondanks zijn monumentale status, de kastanjeziekte heeft en naar verwachting binnen een jaar zal afsterven. Verweerder had advies ingewonnen bij de sector Beheer van de dienst Openbare Werken, die had geadviseerd de vergunning te verlenen. Verzoekster voerde aan dat de kap te voorbarig was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het advies van de deskundigen niet kon worden weerlegd door het praktijkonderzoek waar verzoekster naar verwees. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat verweerder onjuiste bevindingen had gedaan over de toestand van de boom.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen termen voor aanwezig waren. De uitspraak benadrukt de afweging van belangen bij het verlenen van kapvergunningen, vooral in het licht van de gezondheid van de boom en de noodzaak voor nieuwbouw.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 4305
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2006
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
derde partij
Aalmij BV Beheersmaatschappij,
gevestigd te Lijnden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2006, verzonden op 5 april 2006, heeft verweerder aan Aalmij BV Beheersmaatschappij vergunning verleend voor het kappen van 1 kastanje aan de Dennenlaan 131 te Zwanenburg.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 14 mei 2005, ontvangen 15 mei 2006, bezwaar gemaakt. Bij brief van 14 mei 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 31 mei 2006, alwaar verzoekster in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H.J. de Groot, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer. Tevens is verschenen R. Bron, directeur van Aalmij BV Beheersmaatschappij, vergunninghouder.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Aalmij BV Beheersmaatschappij (hierna Aalmij) is voornemens om op de hoek van de Iepenlaan en de Dennenlaan te Zwanenburg een medisch centrum en woningen - combinatiegebouw "Dennenborgh"- te realiseren. De op deze locatie (Iepenlaan 131) aanwezige kastanjeboom dient om deze plannen te kunnen realiseren te worden gekapt. Aalmij heeft hiertoe een kapvergunning aangevraagd bij verweerder.
2.3 Ingevolge artikel 2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en eerste lid, onder a, van de Bomenverordening is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders bomen te (doen) vellen, die op een hoogte van 1,3 meter een stamdiameter hebben van meer dan 20 cm.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, Bomenverordening kunnen burgemeester en wethouders vergunning weigeren in het belang van:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid;
- de beeldbepalende waarden.
2.4 Verweerder heeft advies gevraagd aan de sector Beheer van de dienst Openbare Werken. Deze heeft geadviseerd de gevraagde vergunning te verlenen en een herplantplicht op te leggen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de betreffende kastanjeboom een monumentale boom is. Omdat de boom echter de kastanjeziekte heeft en binnen een jaar volledig zal afsterven, staat dit niet in de weg aan verlening van de vergunning. Verweerder heeft overeenkomstig dit advies de vergunning verleend.
2.5 Verzoekster betoogt allereerst dat aangezien de bestreden kapvergunning is verleend voor het verkeerde adres, te weten de Dennenlaan 131 terwijl de betreffende kastanjeboom is gesitueerd aan de Iepenlaan 131, de vergunning niet geldig is. Zij betoogt daarbij dat verweerder door in de publicatie van de kapvergunning eveneens deze onjuiste adressering te hanteren, mogelijke belanghebbenden op het verkeerde been heeft gezet.
2.6 Verweerder heeft ter zitting bevestigd abusievelijk een onjuiste adressering te hebben gehanteerd in de vergunning en de publicatie, maar dat in de aanvraag de juiste adressering was vermeld. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerder de besluitvorming van het bestreden besluit heeft gericht op de boom zoals ook in de aanvraag voor de kapvergunning was bedoeld. Vermelding van de onjuiste adressering kan door verweerder in de beslissing op bezwaar hersteld worden. De voorzieningenrechter kan verzoekster op dit punt dan ook niet volgen in haar betoog dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven.
2.7 De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat, alhoewel in de publicatie een verkeerde adressering is gehanteerd, verzoekster tijdig bezwaar heeft aangetekend zodat reeds hierom niet kan worden geoordeeld dat zij hierdoor in haar belangen is geschaad.
2.8 Verzoekster stelt voorts dat Aalmij pas op 21 februari 2006 een aanvraag heeft ingediend bij verweerder voor de nieuwbouwplannen en dat op dit moment nog allerminst duidelijk is of deze bouwplannen ook daadwerkelijk doorgang zullen vinden. Verzoekster merkt daarbij tevens op dat voor de betreffende bouwplannen een vrijstellingsprocedure zal moeten worden doorlopen. Gelet hierop vindt verzoekster het nu al kappen van de kastanje te voorbarig, met name gelet op het feit dat verzoekster haar vraagtekens zet bij de motivering van verweerder voor de kap, te weten het feit dat de boom de kastanjeziekte heeft. Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar standpunt, dat de betreffende kastanje ondanks de kastanjeziekte niet noodzakelijkerwijs ten dode is opgeschreven, ter zitting verwezen naar een op internet aanwezig praktijkonderzoek naar de kastanjeziekte van werkgroep Aeseculaap.
2.9 Verweerder heeft ter zitting een onlangs door bureau Oranjewoud uitgevoerde inventarisatie van de betreffende boom getoond, waaruit blijkt dat boom naast de kastanjeziekte ook besmet is met een schimmel (Rhizomorfe). Oranjewoud stelt vast dat er sprake is van een verhoogd risico voor de omgeving en adviseert nader onderzoek binnen een jaar. Verweerder heeft hieraan toegevoegd dat de afdeling groenvoorziening van verweerders gemeente - gelet op diens ervaringen met de kastanjeziekte - verwacht dat de boom binnen een jaar zal dood zal zijn, althans zodanig zal zijn aangetast dat kap onvermijdelijk is.
2.10 De voorzieningenrechter is van oordeel dat evengenoemd praktijkonderzoek van de werkgroep Aeseculaap, waar verzoekster zich op baseert, dusdanig algemeen is dat het niet kan worden aangemerkt als een tegenadvies van een deskundige met betrekking tot de toestand van deze specifieke boom. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder in het bestreden besluit is uitgegaan van onjuiste bevindingen ten aanzien van de toestand van de boom, dan wel hieraan een onjuiste conclusie heeft verbonden.
2.11 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.12 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 12 juni 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.