ECLI:NL:RBHAA:2006:AV9058

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/2770
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondernemerstatus van een franchisenemer in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een franchisenemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de voordelen behaald met werkzaamheden in het kader van een franchiseovereenkomst als winst uit onderneming of als resultaat uit een werkzaamheid moeten worden aangemerkt. Eiser had in 2002 een franchiseovereenkomst gesloten met Firma D voor de verkoop van E producten, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen debiteurenrisico liep en dat de werkzaamheden niet voldeden aan de criteria voor het ondernemerschap. De rechtbank concludeerde dat de voordelen uit de franchiseovereenkomst moesten worden aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid, en niet als winst uit onderneming. Eiser had in 2002 niet voldoende uren aan zijn onderneming besteed en had geen recht op zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.467. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van de ondernemerstatus van franchisenemers en de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/2770
Uitspraakdatum: 23 maart 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X,
wonende te Z, eiser,
gemachtigde A te B,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan eiser is voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.647.
De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van verweerder van 19 mei 2005 gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft eiser vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2005 te Haarlem. Eiser is daar met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is C verschenen.
Gelijktijdig is ter zitting behandeld het beroep van eiseres betreffende de aanslag in de premie Ziekenfondswet 2001 (procedurenummer 05/2772).
2. De feiten
2.1. Eiser, geboren op 00 00 1968, heeft in 2002 als ondernemer winst uit een of meer ondernemingen genoten.
2.2. In mei 1999 is eiser een onderneming (een tegelzetbedrijf) gestart en in maart 2002 heeft hij deze onderneming gestaakt. Voor deze onderneming wordt eiser aangemerkt als ondernemer als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Eiser heeft in 2002 niet ten minste 1225 uren besteed aan werkzaamheden voor deze onderneming.
2.3. Met dagtekening 7 maart 2002 heeft eiser een franchiseovereenkomst gesloten met Firma D voor de verkoop van E producten. Firma D is een distributeur van E, een fabriek die onder meer stofzuigers produceert en is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika.
2.4. In de franchiseovereenkomst tussen Firma D (Distributeur) en eiser (franchisenemer) is het volgende vermeld:
“Artikel 1 Franchise
1. Met inachtneming van het bepaalde in deze overeenkomst verleent Distributeur hierbij aan de franchisenemer het recht van franchise voor de verkoop van E produkten.
(...)
Artikel 2 Handelsnaam
1. Distributeur verleent toestemming tot het gebruik door de franchisenemer van de handelsnaam van Distribiteur.
2. Teneinde een juist gebruik te maken van de handelsnaam van Distributeur gedurende de looptijd van deze overeenkomst zal franchisenemer:
a. zich in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel inschrijven onder eigen naam en tevens doen vermelden: handelend onder de naam “ ”
b. in het kader van de bedrijfsvoering de handelsnaam van Distributeur voeren;
c. in alle schriftelijke stukken afkomstig van de gevoerde onderneming, zoals briefpapier, facturen, giro- en bankformulieren, naast de naam van de franchisenemer, de handelsnaam van Distributeur gebruiken;
Artikel 3 Inkoop en levering
(...)
2. a. Gedurende de eerste 6 maanden van de overeenkomst dient betaling van de koopsom te geschieden binnen 30 dagen na factuurdatum. (...)
b. Nadat de in het vorige volzin genoemde periode is verstreken, dient betaling van de bestelling te hebben plaatsgevonden voordat de bestelling wordt afgehaald.
c. Betaling kan plaats vinden op chartale en girale wijze, alsook, indien de franchisenemer dit wenst, door middel van overdracht van de vordering en van franchisenemer en op diens afnemers aan de Distributeur. (...)
Artikel 6 Diensten door de Distributeur en vergoedingen
(...)
3. De franchisenemer heeft de keuze om de facturering en incasso van E produkten plaats te laten vinden door de Distributeur. Voor de diensten die de distributeur in dit verband verricht wordt door de distributeur een vergoeding in rekening gebracht (...). Deze vergoeding bedraagt 2% van de door de franchisenemer gerealiseerde omzet exclusief omzetbelasting.
(...)
Indien de franchisenemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient hij hierbij de handelsnaam van de Distributeur te gebruiken en overeenkomstig artikel 2 lid 2 te handelen.
(...)
4. Bij het incasseren van vorderingen uit hoofde van verkoop en levering van E produkten door de Distributeur in opdracht van de franchisenemer, komen kosten van ingeschakelde incassoburo’s, deurwaarders en andere niet juridische procedures samenhangende kosten voor rekening van de franchisenemer.
5. Het maken van kosten als in lid 4 genoemd vindt uitsluitend plaats na overleg met en goedkeuring door de franchisenemer.
(...)
Artikel 10
1. Het is de franchisenemer niet toegestaan om tijdens de duur van de overeenkomst, handel te drijven in multifunctionele reinigingssystemen welke gelijksoortig en/of gelijkwaardig zijn aan de E-produkten.”
2.5. Met dagtekening 24 mei 2004 heeft eiseres voor het jaar 2002 aangifte voor de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.554.
2.6. Op 14 juli 2004 is bij eiser een boekenonderzoek aangevangen met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de ingediende aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2002. In het rapport inzake het ingestelde boekenonderzoek, gedagtekend 2 augustus 2004, is het volgende vermeld:
“7 Overzicht correcties
7.1 Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen
7.1.1 inkomen uit werk en woning (box 1)
2002
Aangegeven inkomen uit werk en woning € 6.554
(box 1)
Correctie ondernemerswinst (...) € - 9.292
Correctie zelfstandigenaftrek (...) € 5.922
Correctie inkomsten uit overige € 9.292
werkzaamheden (...)
Correctie kantoorkosten (...) € 650
Correctie drempel buitengewone uitgaven € 341
(...)
Gecorrigeerd inkomen uit werk en woning € 13.467
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk € 13.467
en woning”
2.7. Aan eiser is met dagtekening 13 augustus 2004 de onderhavige aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.647.
3. Het geschil en standpunten van partijen
Tussen partijen is in geschil of eiser voor de werkzaamheden in het kader van de onder 2.4 genoemde franchise-overeenkomst als ondernemer kan worden aangemerkt.
Voor weergave van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Tussen partijen is niet in geschil dat indien eiser voor de voormelde werkzaamheden wel kan worden aangemerkt als ondernemer dat eiser dan recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat indien eiser voor de voormelde werkzaamheden niet kan worden aangemerkt als ondernemer dat de voordelen die eiser heeft behaald met deze werkzaamheden dan dienen te worden aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.94 van de Wet IB 2001.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 3.2 van de Wet IB 2001 luidt:
“Belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen (...) verminderd met de ondernemersaftrek”
Artikel 3.4 van de Wet IB 2001 luidt:
“In deze afdeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder ondernemer: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.”
4.2. Onder onderneming wordt verstaan: een duurzame organisatie die erop is gericht met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst te behalen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een onderneming moet onder meer worden gelet op de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren/ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat op eiser de last rust om aannemelijk te maken dat hij ter zake van zijn werkzaamheden in het kader van de onder 2.4 vermelde franchiseovereenkomst in het onderhavige jaar een onderneming drijft. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat hij debiteurenrisico loopt, in het bijzonder dat het risico van beschadiging door het gebruik van een machine door een wanbetaler voor zijn rekening kwam. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij een demonstratieset heeft gekocht ter waarde van € 2.500, dat hij een auto heeft gekocht die hij grotendeels voor de onderneming heeft gebruikt en dat hij kosten heeft gemaakt voor het volgen van seminars in het buitenland. De rechtbank acht eiser niet geslaagd in zijn bewijs en overweegt daartoe het volgende.
4.4. Eiser heeft op grond van artikel 6, derde lid, van de franchise-overeenkomst ervoor gekozen om de facturering en incasso plaats te laten vinden door de Distributeur. Uit de tot de gedingstukken behorende koopovereenkomsten, bestelformulieren en facturen volgt dat indien eiser een product verkocht aan een cliënt een koopovereenkomst werd opgemaakt. Eiser gebruikte daarbij op grond van artikel 2, tweede lid, van de franchise-overeenkomst de handelsnaam van de Distributeur. Voorts vermelde de koopovereenkomst dat betalingen van de koper dienden te worden verricht op een bankrekeningnummer van de Distributeur. Vervolgens bestelde eiser door middel van een bestelformulier het product bij de Distributeur. Daarna werd door de Distributeur aan eiser een factuur uitgereikt waarop de verkoopprijs, de inkoopprijs, administratiekosten (2% vergoeding voor de Distributeur) en omzetbelasting waren vermeld. Het saldo werd aan eiser uitbetaald. De vergoeding van 2% is voor de geleverde diensten inzake de facturering en incasso die de Distributeur heeft verricht.
Uit deze gang van zaken trekt de rechtbank de conclusie dat eiser het debiteurenrisico op grond van artikel 6, derde lid, van de franchise-overeenkomst heeft afgewenteld op de Distributeur. Artikel 6, vierde en vijfde lid, van de franchise-overeenkomst doen daaraan niet af. In artikel 6, vijfde lid, van de franchise-overeenkomst is immers bepaald dat de in het vierde lid omschreven kosten eerst na overleg met en goedkeuring van de franchisenemer worden gemaakt. Nu eiser de keuze heeft gemaakt dat de incasso plaatsvindt door de Distributeur vermag de rechtbank niet in te zien wanneer de in artikel 6, vierde lid, van de franchise-overeenkomst omschreven kosten zich voor eiser zouden voordoen. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat eiser geen debiteurenrisico liep. De stelling van eiser dat het risico van beschadiging door het gebruik van de machine door een wanbetaler voor zijn rekening kwam, wat daarvan ook zij, leidt niet tot een ander oordeel, nu deze stelling niet is onderbouwd met enig bewijsmiddel en dit overigens niet uit de franchise-overeenkomst is af te leiden. Ook de stellingen van eiser dat hij een auto heeft gekocht die hij grotendeels voor de onderneming heeft gebruikt en dat hij kosten heeft gemaakt voor het volgen van seminars in het buitenland zijn niet onderbouwd met enig bewijsmiddel. Voorts is de rechtbank van oordeel dat bij afwezigheid van debiteurenrisico de enkele investering in een demonstratieset van € 2.500 te gering is om te spreken van een onderneming.
4.5. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de voordelen die eiser heeft behaald met de werkzaamheden in het kader van de franchise-overeenkomst niet dienen te worden aangemerkt als winst die eiser als ondernemer uit een onderneming geniet maar als resultaat uit een werkzaamheid. Voorts staat vast dat eiser in 2002 niet ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor het tegelzetbedrijf. Eiser heeft mitsdien geen recht op de zelfstandigenaftrek.
4.6. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat – gelet op hetgeen in het rapport van het ingestelde boekenonderzoek is vermeld – de aanslag dient te worden vermindert tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.467. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder daarin niet te volgen. Gezien het vorenoverwogene zal het beroep gegrond worden verklaard.
5. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322 (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
6. Beslissing
De rechtbank Haarlem:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.467;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) die deze kosten aan eiser dient te vergoeden;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.J. Leijdekker. De beslissing is op 23 maart 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H. Schiltkamp, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.