ECLI:NL:RBHAA:2005:BD5560
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van den Boogaard
- R. Robert
- A. Raymakers
- Rechtspraak.nl
Invoer van cocaïne door Surinaamse band met betrekking tot medeplegen en ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 26 september 2005, stond de verdachte terecht voor de invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof het medeplegen van de invoer van ruim 6,5 kilogram cocaïne, waarbij de verdachte zelf slechts 505 gram had ingevoerd. De raadsman betoogde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet op het juiste gewicht was gebaseerd. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de strafvervolging, omdat er gerede grond was om aan te nemen dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank overwoog dat de samenwerking tussen de bandleden, die gezamenlijk op reis waren gegaan, voldoende was om te spreken van medeplegen, ook al was er geen expliciete afspraak gemaakt.
De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en een gevangenisstraf van 33 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met veertien andere bandleden, zich schuldig had gemaakt aan de invoer van cocaïne, wat schadelijk is voor de gezondheid. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een first offender was. Dit leidde tot de beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.
De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke straf.