ECLI:NL:RBHAA:2005:BD5410

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 september 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501295-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Robert
  • mr. Van den Boogaard
  • mr. Raymakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van cocaïne-invoer door bandleden met gebruik van valse documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 september 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne door een Surinaamse band. De verdachte, geboren in 1971 in Suriname en thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, werd beschuldigd van het medeplegen van de smokkel van ongeveer 6,5 kilo cocaïne, evenals het in bezit hebben van een vervalst paspoort. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïnesmokkel en dat hij mogelijk misbruikt was door een onderneming die de band naar Nederland had gehaald. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat er voldoende bewijs was dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de smokkelactiviteiten. Dit bewijs bestond uit verklaringen van medeplichtigen en andere betrokkenen die bevestigden dat de verdachte het transport regelde en de bandleden instrueerde over het smokkelen van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn positie als bandleider had misbruikt om de smokkel te faciliteren en dat hij verantwoordelijk was voor de organisatie van de smokkelreis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de cocaïnesmokkel.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/501295-05
Uitspraakdatum: 26 september 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, Roermond.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achtendertig maanden met aftrek van de tijd, die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1 Bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen (feit 1)
Verdachte en zijn raadsman hebben betoogd dat van medeplegen geen sprake is, aangezien verdachte niet wist dat onder de bandleden personen waren die bolletjes met cocaïne hadden geslikt, zodat vrijspraak dient te volgen.
Als verklaring voor het aantreffen van de - door 15 bandleden - geslikte cocaïne, wijst verdachte op de mogelijkheid dat hij misbruikt is door de onderneming [onderneming] - danwel [betrokkene1] - die de band naar Nederland zou hebben gehaald. Ook heeft verdachte - in dit verband - de naam van ene [betrokkene2] genoemd, die [onderneming] in Suriname zou vertegenwoordigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Voor de stelling van verdachte aangaande misbruik door [onderneming], danwel [betrokkene2], zijn volstrekt onvoldoende aanknopingspunten in het dossier te vinden. Voorzover verdachte hiermee heeft willen aangeven, dat tot nog toe onbekend gebleven personen betrokken zijn geweest bij de cocaïnesmokkel van de band, sluit dat wetenschap bij verdachte omtrent diezelfde smokkel nog niet uit.
Sterker nog, het dossier bevat een aantal verklaringen die aangeven dat verdachte wel wist van de cocaïnesmokkel. Om te beginnen zijn dat verklaringen van slikkers, onder meer inhoudende dat [verdachte] het transport regelde, hij ervoor zou zorgen dat de bandleden de bollen met cocaïne in Nederland zouden uitpoe-pen en dat hij bij aanhouding op Schiphol tegen een aantal slikkers had gezegd niet te gaan scannen.
Dat laatste vindt overigens steun in een verklaring van de moeder van een van de slikkers, die [verdachte] - nadat die door de douane was gekomen - eenzelfde opmerking op Schiphol heeft horen maken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte medepleger is van de opzette-lijk ingevoerde en aangetroffen hoeveelheid cocaïne.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 18 juni 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzette-lijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 6.508,40 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 18 juni 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, in het bezit was van een reisdocument, te weten een vervalst paspoort van Suriname op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedatum] 1980, waarvan hij en zijn mededader wist dat het reisdocument vals of vervalst was.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven ver-bod.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van bezit van een vals of vervalst reisdocument, waarvan hij weet dat het vals of vervalst is.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
Verdachte heeft samen met een vijftiental leden van de band [band] cocaïne gesmokkeld. Bovendien heeft hij, samen met een ander, een vals of vervalst paspoort voorhanden gehad.
Verdachte heeft zijn positie als bandleider gebruikt om 15 leden van zijn band als slikkers cocaïne te laten invoeren in Nederland. Door zelf niet te slikken, wist verdachte aanvankelijk zelfs buiten schot te blijven, waarbij hij de risico’s van het slikken en de gevolgen van een aanhouding op anderen afwentelde.
In totaal is ongeveer 6,5 kilo cocaïne gesmokkeld, waarvoor verdachte verantwoordelijk gesteld kan worden. Hij heeft immers onder meer de paspoorten en de visa geregeld, respectievelijk overhandigd, alsmede de bandleden bij hem thuis verzameld alvorens af te reizen naar Nederland, wetende dat het om smokkel zou gaan.
Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de mogelijkheden die een groepsreis biedt, waarbij de band als dekmantel voor de smokkel diende.
Aldus heeft verdachte, door in meerdere opzichten misbruik te maken van zijn band en de positie die hij daarin had, een groot aandeel gehad in deze smokkelreis.
Dientengevolge is een straf van na te melden duur passend en geboden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 231 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTENDERTIG (38) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechte-nis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 telefoontoestel Panasonic, grijs.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, voorzitter,
mrs. Van den Boogaard en Raymakers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Touwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2005.
Mr. Van den Boogaard en mr. Raymakers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.