ECLI:NL:RBHAA:2005:BD5558
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van den Boogaard
- R. Robert
- A. Raymakers
- Rechtspraak.nl
Invoer van cocaïne door een Surinaamse band met betrekking tot medeplegen en heenzendbeleid
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 26 september 2005, staat de verdachte terecht voor de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, is beschuldigd van het medeplegen van de invoer van meer dan 6,5 kilogram cocaïne. De verdediging betoogde dat de tenlastelegging niet correct was, omdat de verdachte slechts 505 gram cocaïne had ingevoerd. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de strafvervolging, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor medeplegen, wat een uitzondering op het heenzendbeleid vormt.
De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en een gevangenisstraf van 33 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte, samen met andere bandleden, betrokken was bij de invoer van cocaïne en dat er sprake was van bewuste samenwerking, ook al waren er geen expliciete afspraken gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het risico had genomen dat andere bandleden ook cocaïne bij zich hadden en dat hij zich bewust was van de gezamenlijke uitvoering van de actie.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte schuldig was aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een first offender was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de invoer van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de strafmaat moest worden aangepast aan de bijzondere omstandigheden van de zaak.