ECLI:NL:RBHAA:2005:BD5446
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van den Boogaard
- R. Robert
- A. Raymakers
- Rechtspraak.nl
Invoer van cocaïne door een Surinaamse band met betrekking tot medeplegen en bewuste nauwe samenwerking
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 26 september 2005, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, samen met veertien andere bandleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van drieëndertig maanden.
De rechtbank overwoog dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne die andere bandleden bij zich hadden, maar dat er sprake was van bewuste samenwerking. De rechtbank concludeerde dat de samenwerking tussen de bandleden, die elkaar goed kenden en gezamenlijk op reis gingen, voldoende was om te spreken van medeplegen. De verdachte had het risico genomen dat andere bandleden ook cocaïne bij zich hadden, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op een grotere hoeveelheid dan alleen zijn eigen invoer.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een first offender was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de invoer van cocaïne ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van mensen en dat de betrokkenheid van meerdere bandleden in deze zaak ongebruikelijk was.