ECLI:NL:RBHAA:2005:AU8696

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
269221 / CV EXPL 05-3449
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor letselschade na harde landing vliegtuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, een stewardess, en haar werkgever, Martinair Holland N.V. De werkneemster vorderde schadevergoeding op grond van een bedrijfsongeval dat zich voordeed tijdens een vlucht op 26 augustus 1998. Tijdens de landing van het vliegtuig in Oporto zou de werkneemster rug- en nekklachten hebben opgelopen door de harde landing, die door de captain als 'hard' werd ervaren. De werkneemster stelde dat Martinair tekortgeschoten was in haar zorgplicht zoals beschreven in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, en vorderde een verklaring voor recht dat Martinair aansprakelijk was voor de door haar geleden schade.

De kantonrechter heeft de vordering van de werkneemster afgewezen. De rechter oordeelde dat Martinair niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De kantonrechter stelde vast dat de landing met een verticale versnelling van 1,84 G plaatsvond, wat niet als onveilig werd beschouwd. Er was geen bewijs dat de landing onzorgvuldig was uitgevoerd of dat de vliegers niet voldoende ervaring hadden. De kantonrechter concludeerde dat Martinair alle redelijke maatregelen had getroffen om ongevallen te voorkomen en dat er geen sprake was van een bedrijfsongeval in de zin van de wet.

De rechter benadrukte dat de zorgplicht van Martinair geen absolute garantie voor de veiligheid van de werkneemster inhield. De vordering werd afgewezen en de werkneemster werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van werkgevers in gevallen van letselschade die zich tijdens het werk voordoen, en de noodzaak voor werknemers om hun vorderingen goed te onderbouwen met feiten en bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak-/rolnr.: 269221 / CV EXPL 05-3449
datum uitspraak: 9 november 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. R.B. Milo
tegen
de naamloze vennootschap MARTINAIR HOLLAND N.V.
te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen Martinair
gemachtigde mr. F.W.G. Ambagtsheer
De kantonrechter heeft bij het wijzen van dit vonnis acht geslagen op de gedingstukken, zijnde de dagvaarding (met producties), het ant-woord (met producties), het tussenvonnis van 18 mei 2005 waarbij een comparitie van partijen gelast is alsmede de aantekeningen die de griffier ge-maakt heeft bij gele-genheid van de in deze zaak op 17 oktober 2005 gehouden compa-ri-tie. De inhoud van de geding-stuk-ken geldt als hier inge-last.
Bij het afsluiten van de comparitie van partijen is vonnis bepaald op heden.
Rechtsoverwegingen
1. Als erkend danwel niet voldoende gemotiveerd bestreden en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat het volgende tussen partijen vast:
- [eiseres] is als stewardess bij Martinair in dienst,
- op 26 augustus 1998 was [eiseres] in die hoedanigheid werkzaam op de vlucht KL 1695 van Amsterdam naar Oporto,
- bij de, ook door de “captain” als hard ervaren, landing te Oporto bedroeg de maximaal opgetreden waarde van de verticale versnelling 1,84 G,
- volgens wetenschappelijk onderzoek kan bij een waarde van 2,0 G of meer een landing als hard in de zin van “met mogelijke gevolgen voor inzittenden en/of toestel” aangemerkt worden,
- na de landing is een inspectie aan het toestel uitgevoerd waarbij geen bijzonderheden zijn aangetroffen,
- ten tijde van de landing zat [eiseres] op “crew seat” 21B, de rugzijde van die zitplaats was gekeerd naar de cockpit,
- [eiseres] heeft naar aanleiding van genoemde landing een formulier “melding arbeidsongeval” ingevuld en daarbij aangegeven dat zij als gevolg van die landing een zenuwontsteking en een (lichte) kneuzing in de ruggewervel/nek heeft opgelopen, een en ander werd, aldus de opgave van [eiseres] in het formulier, veroorzaakt doordat het toestel met een klap op de baan kwam,
- [eiseres] is na 26 augustus 1998 enige tijd arbeidsongeschikt geweest in verband met whiplashachtige klachten.
2. Stellende dat er sprake is van een bedrijfsongeval als gevolg waarvan zij schade heeft geleden vordert [eiseres], naast nevenvorderingen:
- verklaring voor recht dat Martinair jegens [eiseres] aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden en nog te lijden (im)materiële schade als gevolg van het bedrijfsongeval van 26 augustus 1998,
- veroordeling van Martinair om aan [eiseres] te vergoeden de door [eiseres] in voege als voormeld geleden (im)materiële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3. Ter adstructie van haar vordering voert [eiseres] aan dat er sprake was van een onverwachte en ongekend harde landing, als gevolg waarvan zij geruime tijd arbeidsongeschikt is geweest. Voor de daardoor ontstane schade is Martinair, aldus [eiseres], aansprakelijk op grond van art. 7:658 BW. Volgens [eiseres] heeft Martinair ook erkend dat er sprake geweest is van een bedrijfsongeval. In dat verband heeft Martinair – aldus [eiseres] - zich bereid verklaard de kosten van medische behandeling als gevolg van het ongeval, voorzover niet vergoed door de verzekeraar, in het bijzonder de kosten voor een osteopatische behandeling, te vergoeden.
4. Martinair heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd weersproken. Allereerst is er volgens Martinair van een bedrijfsongeval geen sprake. Er is, aldus Martinair, daarbij het rapport van Reinders Medisch Adviseurs aanhalend, welk rapport in het kader van het dispuut van partijen op verzoek van Martinair is opgesteld, überhaupt geen voorval geweest dat (vanuit een medische invalshoek bezien) heeft kúnnen leiden tot klachten van [eiseres]. De kracht die bij de landing te Oporto op het lichaam heeft ingewerkt, een verticale versnelling van 1,84 G is vergelijkbaar met de kracht die vrijkomt bij bijvoorbeeld het neerploffen op een stoel. Overigens is er geen medische vaststelling van medische schade vlak na het ongeval.
Voorts ontbreekt volgens Martinair de aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 BW. De stelling van [eiseres] dat uit het enkele feit dat tijdens werktijd haar een ongeval kon overkomen voortvloeit dat Martinair niet aan haar in art. 7:658 omschreven zorgplicht heeft voldaan en dus voor opgetreden schade aansprakelijk is, is onjuist. Een werkgever is slechts gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen te voorkomen, voor Martinair is dat niet anders. Overigens bestrijdt Martinair in wat dan ook nalatig geweest te zijn. [eiseres] geeft, aldus Martinair, ook niet aan waarin de gestelde schending van de zorgplicht heeft bestaan en welke reële maatregelen of instructies Martinair had moeten nemen/geven om de gestelde schade te voorkomen.
5. De kantonrechter onderschrijft de stelling van [eiseres] als zou Martinair erkend hebben dat er van een bedrijfsongeval sprake is, niet. Uit niets blijkt dat Martinair met [eiseres] van oordeel is dat er sprake is van een bedrijfsongeval. Weliswaar gebruikt Martinair het woord ongeval in met [eiseres] gevoerde correspondentie, maar die aanduiding houdt allerminst in dat daarmee het bestaan van een bedrijfsongeval met de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid wordt erkend. De tegemoetkoming in de kosten voor osteopatische behandeling is, zo heeft Martinair daarbij ook kenbaar gemaakt, coulancehalve gedaan, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de verzekeraar naar de omstandigheden van de harde landing op 26 augustus 1998. Enige aansprakelijkheidserkenning door Martinair kan uit die betaling dan ook niet worden afgeleid.
6. Martinair was op grond van art. 7:658 BW slechts gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk waren om ongevallen die zich zouden kunnen voordoen bij de werkzaamheden die [eiseres] voor Martinair moest verrichten te voorkomen. Nu het in dezen volstrekt niet duidelijk is waar Martinair in haar zorgplicht nalatig gebleven is en wat Martinair had moeten/kunnen doen om de beweerde nalatigheid op te heffen, valt Martinair geen verwijt te maken. [eiseres] stelt ter zake niets, zij heeft haar vordering op dit onderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Ook los van de stellingen van [eiseres] blijkt overigens van een tekortschieten in de zorgplicht aan de kant van Martinair niet. De landing lijkt volgens de voorgeschreven procedures ingezet en afgerond. Uit niets blijkt dat de vliegers geen of onvoldoende ervaring hadden om met een toestel als waarmee de bewuste vlucht werd uitgevoerd te besturen. Van roekeloos of onvoorzichtig vlieggedrag blijkt ook uit niets. Het vliegtuig voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen en moeten worden, de zitplaats waar [eiseres] tijdens de landing op gezeten was voldeed ook aan alle veiligheidsnormen, in ieder geval blijkt uit niets dat dat niet het geval was. [eiseres] zelf was met betrekking tot de gang van zaken rond een landing voldoende geïnstrueerd, [eiseres] was ook geen onervaren stewardess meer.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Martinair al die maatregelen getroffen die in het kader van art. 7:658 BW van Martinair gevraagd mochten worden. Van een tekort schieten in de op Martinair rustende zorgplicht zoals beschreven in art. 7:658 BW is geen sprake geweest. Bedacht moet worden dat art. 7:658 BW een zorgplicht van Martinair inhoudt en geen absolute waarborg voor de veiligheid van [eiseres].
7. Waar de vordering van [eiseres] al moet stranden op het oordeel dat er van een schending van de op Martinair rustende zorgplicht als bedoeld in art. 7:658 BW geen sprake is, behoeven de andere elementen van de vordering van [eiseres], zoals de vraag of er van een bedrijfsongeval sprake is en/of er sprake is van letstel en een causaal verband tussen het ongeval en eventueel letsel, geen bespreking meer.
8. Gelet op het vorenstaande moet de conclusie zijn dat de vordering van [eiseres] behoort te worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroor-deeld worden in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiseres] af,
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de kant van Martinair begroot op € 800,--.
Aldus gewezen door mr. S.R. Mellema, kantonrechter, en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2005 in tegen-woor-dig-heid van de griffier.