ECLI:NL:RBHAA:2005:AU8696
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid werkgever voor letselschade na harde landing vliegtuig
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, een stewardess, en haar werkgever, Martinair Holland N.V. De werkneemster vorderde schadevergoeding op grond van een bedrijfsongeval dat zich voordeed tijdens een vlucht op 26 augustus 1998. Tijdens de landing van het vliegtuig in Oporto zou de werkneemster rug- en nekklachten hebben opgelopen door de harde landing, die door de captain als 'hard' werd ervaren. De werkneemster stelde dat Martinair tekortgeschoten was in haar zorgplicht zoals beschreven in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, en vorderde een verklaring voor recht dat Martinair aansprakelijk was voor de door haar geleden schade.
De kantonrechter heeft de vordering van de werkneemster afgewezen. De rechter oordeelde dat Martinair niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De kantonrechter stelde vast dat de landing met een verticale versnelling van 1,84 G plaatsvond, wat niet als onveilig werd beschouwd. Er was geen bewijs dat de landing onzorgvuldig was uitgevoerd of dat de vliegers niet voldoende ervaring hadden. De kantonrechter concludeerde dat Martinair alle redelijke maatregelen had getroffen om ongevallen te voorkomen en dat er geen sprake was van een bedrijfsongeval in de zin van de wet.
De rechter benadrukte dat de zorgplicht van Martinair geen absolute garantie voor de veiligheid van de werkneemster inhield. De vordering werd afgewezen en de werkneemster werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van werkgevers in gevallen van letselschade die zich tijdens het werk voordoen, en de noodzaak voor werknemers om hun vorderingen goed te onderbouwen met feiten en bewijs.