ECLI:NL:RBHAA:2005:AU3866

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1273
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag precariobelasting voor uitstalling op gemeentegrond door winkelier

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 september 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een winkelier, en de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort over een aanslag in de precariobelasting. Eiseres had voor het jaar 2003 een aanslag ontvangen van € 224 voor het uitstallen van goederen op gemeentegrond voor haar winkel. Na bezwaar tegen deze aanslag handhaafde de gemeente deze bij uitspraak van 18 maart 2005, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 13 september 2005 heeft eiseres, bijgestaan door haar echtgenoot, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1998 een winkel exploiteert en gedurende de openingstijden goederen uitstalt op gemeentegrond zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat eiseres door het uitstallen van goederen duurzaam gebruik maakt van de gemeentegrond, wat haar verplicht tot het betalen van precariobelasting. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres dat zij onterecht tegen het centrumtarief was aangeslagen, en concludeerde dat de gemeente gerechtigd was om het hogere tarief te heffen in het drukke centrumgebied. Eiseres had ook aangevoerd dat andere ondernemers niet werden aangeslagen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige
belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/1273
Uitspraakdatum: 27 september 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
X te Z,
wonende te A,
eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag opgelegd in de precariobelasting, gedagtekend 30 november 2004, aanslagnummer (...), ter hoogte van € 224 ter zake van een uitstalling op het a-plein 1.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak van 18 maart 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 april 2005 beroep ingesteld.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2005 te Haarlem.
Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, Y. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Van de zijde van verweerder zijn ter zitting een vijftal prints van foto's in het geding gebracht, waarop eiseres heeft kunnen reageren. Deze zijn aan het dossier toegevoegd.
1.4. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.2. Eiseres drijft vanaf 1998 een winkel op het a-plein in verweerders gemeente. De winkel is geopend van 12.30 tot 17.30 uur en gedurende die tijd stalt eiseres koopwaar uit op gemeentegrond, voor de winkel.
2.3. Aan eiseres is ter zake geen vergunning verleend door verweerder of enige andere instantie.
2.4. Het a-plein is gelegen in het centrum van Q. Dat gedeelte van het grondgebied van de gemeente Q wordt in de bij de Verordening precariobelasting 2003 van die gemeente behorende Tarieventabel aangeduid als gebied A.
3. Het geschil
3.1. Het beroep van eiseres strekt, zo begrijpt de rechtbank, tot vernietiging dan wel tot vermindering van de opgelegde aanslag.
3.2. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van het bepaalde in de Verordening precariobelasting 2003 van de gemeente Zandvoort en de daarbij behorende Tarieventabel (verder samen aan te duiden als: de Verordening) is degene die één of meer voorwerpen heeft op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond precariobelasting verschuldigd. Het tarief voor het uitstallen van goederen langs percelen in gebied A bedraagt € 56,00 per jaar per m². In de Verordening is bepaald dat voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid wordt aangemerkt. Een per oppervlakte vastgesteld tarief wordt berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, waarbij de oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het produkt van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
4.2. Eiseres stelt dat, toen zij met haar winkel begon, door een medewerker van verweerders gemeente is meegedeeld dat op een oppervlakte van 2 m² spullen buiten mochten worden gezet. Dat is toen door die medewerker genoteerd en daarvoor is zij ook over de voorgaande jaren aangeslagen voor de precariobelasting. De uitstalling in het jaar 2003 overtrof de afmetingen van de voorgaande jaren niet. Vaak wordt het buitenzetten ook belemmerd doordat brommers en scooters voor de winkel worden geplaatst door bezoekers van de nabijgelegen speelhal. Het gebeurt ook wel dat reeds verkochte spullen op het trottoir voor de winkel worden gezet in afwachting van een klant die zijn auto gaat halen om een en ander in te laden, aldus eiseres.
4.3. Verweerder heeft aangevoerd dat eerst vanaf 2002/2003 is begonnen met intensieve controles terzake van uitstallingen. Bij diverse controles zou zijn geconstateerd dat eiseres verscheidene voorwerpen voor haar winkel had neergezet. De oppervlakte die dat in beslag nam varieerde weliswaar, maar gemiddeld werd een oppervlakte van 4 m² ingenomen. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder prints van foto's in het geding gebracht van het trottoir voor de winkel van eiseres, gedateerd 21 maart 2003, 8 mei 2003, 9 juli 2003, 1 augustus 2003 en 24 september 2003.
4.4. In reactie op de foto's heeft eiseres gesteld dat op de foto's van 9 juli 2003 en 1 augustus 2003 respectievelijk een wit kastje en een wastafel staan die klaar waren gezet om door een klant te worden ingeladen. Op deze artikelen zou een sticker met "verkocht" zijn aangebracht.
4.5. De rechtbank overweegt als volgt. Uiteraard verdient het verreweg de voorkeur dat verweerder metingen verricht teneinde de oppervlakte van een uitstalling voor de heffing van precariobelasting vast te stellen. Dat is in dit geval niet gebeurd. Desondanks acht de rechtbank, uitgaande van de beoordelingsmaatstaven zoals die in de Verordening zijn vastgelegd en afgaande op de breedte van de gevel zoals die op sommige foto's duidelijk is te zien, met de foto's van 8 mei, 9 juli, 1 augustus en 24 september 2003 voldoende aanneme-lijk gemaakt dat er gemiddeld genomen een oppervlakte van 4 m² door de uitstalling in beslag werd genomen. Daarbij dient uiteraard ook het op enkele foto's zichtbare aankondigingsbord te worden betrokken. De rechtbank heeft bij haar beoordeling de foto van 21 maart 2003 als te onduidelijk buiten beschouwing laten.
4.6. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat op sommige momenten een deel van de uitstalling niet van duurzame aard is, overweegt de rechtbank als volgt. Op de twee door eiseres genoemde data is niet alleen het witte kastje te zien - waarvan van de zijde van eiseres ter zitting is gesteld dat daar meer exemplaren van in voorraad zijn - maar ook de wastafel. Nog daargelaten dat op geen van de door eiseres als verkocht aangeduide meubels een kaartje of sticker met de tekst ‘verkocht’ is te zien, stalt eiseres kennelijk na verkoop van een exemplaar een ander gelijkuitziend exemplaar in de plaats daarvan uit voor de winkel. Bovendien blijkt uit de foto’s dat de uitgestalde en voor verkoop bestemde voorwerpen steeds wisselend zijn. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat de plaats van een verkocht voorwerp op enig moment wordt ingenomen door een ander nog te verkopen voorwerp. Gelet hierop maakt eiseres, door het uitstallen van die al dan niet wisselende voorwerpen, duurzaam gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De aanwezigheid op enig moment van motoren, brommers en dergelijke voertuigen lijkt, gelet op de door eiseres zelf bij het beroepschrift overgelegde kopieën van foto's, aan dit gebruik niet in de weg te staan.
4.7. Dat eiseres in voorgaande jaren steeds naar een oppervlakte van 2 m² is belast, kan worden verklaard uit de omstandigheid dat verweerder in die jaren minder intensief controleerde. Eiseres kon daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat zij steeds voor die oppervlakte zou worden aangeslagen, ongeacht hoeveel spullen zij buiten zette.
4.8. Eiseres vindt het voorts onterecht dat zij wordt aangeslagen tegen het zogenaamde centrumtarief. Weliswaar ligt haar winkel in het centrum, doch haar klandizie en verdiensten zijn aanzienlijk minder dan die van winkels in andere straten in het centrum en de ligging is ook veel minder gunstig, aldus eiseres.
4.9. De gemeentelijke wetgever is in beginsel vrij om binnen de uit de wet voortvloeiende beperkingen de tarieven van de gemeentelijke heffingen vast te stellen, mits dit niet leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de heffingsbevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad. Evenmin mag de heffingsmaatstaf afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Desgevraagd heeft verweerders gemachtigde ter zitting toegelicht dat in het centrum van Q een hoger tarief precariobelasting wordt geheven dan elders in die gemeente om te voorkomen dat in dat toch al druk bezochte gedeelte de straten te vol worden. Derhalve is er geen sprake van heffing naar draagkracht. Evenmin kan, gelet op deze uitleg, gesproken worden van een willekeurige of onredelijke belastingheffing. Niet in te zien valt immers dat verweerder, gezien de ligging van de winkel van eiseres binnen de gemeente Q, deze locatie niet in redelijkheid tot het centrum van die gemeente zou kunnen rekenen. De omstandigheid dat binnen het centrumgebied de ene straat drukker zal zijn dan de andere, maakt dit niet anders.
4.10. Eiseres vindt het ten slotte onterecht dat verweerder jarenlang geen precario heeft geïnd van het casino, dan wel de door het casino ter zake verschuldigde precariobelasting heeft kwijtgescholden en de strandpaviljoens niet aanpakt, die meer dan 500 m² bebouwen, zo heeft zij in de krant gelezen. Zij vindt het onjuist dat zij als kleine ondernemer dan wel wordt aangeslagen.
4.11. Verweerders gemachtigde heeft in reactie hierop meegedeeld dat de oprit van de parkeergarage van het casino waaraan eiseres refereert inderdaad jarenlang niet in de heffing van precariobelasting is betrokken. Dat kwam doordat eerst op recente luchtfoto's is gebleken dat deze op gemeentegrond lag. Vervolgens is deze oprit alsnog met terugwerkende kracht in de heffing betrokken. Van kwijtschelding is volgens de gemachtigde vooralsnog geen sprake. Strandpaviljoens betalen een privaatrechtelijke vergoeding en zijn daarmee op grond van de Verordening vrijgesteld voor de heffing van precariobelasting, nog afgezien van het feit dat het strand eigendom van de rijksoverheid is.
4.12. De rechtbank heeft geen aanleiding deze toelichting van verweerder in twijfel te trekken. Voorzover eiseres met de door haar genoemde gevallen een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, moet dit beroep daarom falen.
4.13. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.L. Bruinsma. De beslissing is op 27 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.