ECLI:NL:RBHAA:2005:AT9956

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/0966
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en bijtelling privégebruik auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 juli 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een belastingplichtige, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2002. Eiseres had aangifte gedaan van een verzamelinkomen van € 73.221, waarbij zij een bijtelling van 10% voor het privégebruik van een lease-auto had opgegeven. De inspecteur verzocht eiseres herhaaldelijk om aanvullende informatie ter onderbouwing van deze bijtelling, maar eiseres heeft hieraan niet voldaan. De inspecteur heeft daarop in zijn brief van 8 oktober 2004 aangekondigd af te wijken van de aangifte, wat resulteerde in een belastbaar inkomen van € 76.181, inclusief een bijtelling van € 2.960 voor het privégebruik van de auto.

Eiseres heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, stellende dat zij mocht vertrouwen op de voorlopige stellingname van de inspecteur in zijn brief van 8 oktober 2004. De rechtbank oordeelde echter dat deze brief niet meer was dan een voorlopige stellingname en dat eiseres geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de inhoud ervan. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldoende gelegenheid had gekregen om de benodigde informatie te verstrekken, maar dit niet had gedaan. Het bewijsaanbod van eiseres om alsnog informatie te verstrekken werd gepasseerd, omdat dit een ontoelaatbare vertraging van de procedure zou veroorzaken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de aanslag zoals vastgesteld door de inspecteur. Eiseres werd in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemde.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/966
Uitspraakdatum: 21 juli 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
X
wonende te Z,
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 17 november 2004 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) berekend naar een belastbaar inkomen van € 76.181.
De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van verweerder van 8 februari 2005 gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 maart 2005 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2005 te Haarlem.
Eiseres is door de griffier bij voorlopige kennisgeving van 13 mei 2005 en bij brief van 27 mei 2005, verzonden aan het van eiseres bekende adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Voormelde kennisgevingen zijn niet ter griffie teruggekomen.
Van de zijde van verweerder is B ter zitting verschenen, die aldaar het woord heeft gevoerd.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
Eiseres heeft voor het jaar 2002 de beschikking over een lease-auto van haar beide werkgevers, die zij ook privé gebruikt.
Eiseres doet op 30 juli 2003 aangifte IB/PVV over het jaar 2002 van een verzamelinkomen van € 73.221 en geeft ten aanzien van het gebruik van de auto het volgende op:
- gebruik auto werkgever 10% van de cataloguswaarde € 2.979
- eigen bijdrage € 4.488 -
bijtelling 0
Bij brief van 4 augustus 2004 verzoekt verweerder eiseres, ter beoordeling van de juistheid van de aangegeven bijtelling, vóór 16 augustus 2004 de volgende informatie te verstrekken:
- een berekening van het bedrag
- een kopie van het kentekenbewijs deel 1
- stukken waaruit de waarde van de auto blijkt
- stukken waaruit de eventueel aan de werkgever betaalde vergoeding blijkt
- de rittenregistratie waaruit blijkt hoeveel kilometers zakelijk en privé zijn gereden, indien eiseres 8.000 kilometer of minder privé heeft gereden.
Eiseres heeft aan dit verzoek niet voldaan.
Bij brief van 17 september 2004 verzoekt verweerder eiseres opnieuw om de hiervoor genoemde informatie, thans voor 22 september 2004, te verstrekken.
Ook op dit verzoek heeft eiseres niet gereageerd.
Bij brief van 8 oktober 2004 deelt verweerder eiseres - voor zover hier van belang - het volgende mee :
"(..)
Voornemen afwijking
(..)
Tot nu toe heb ik geen informatie van u ontvangen. Daarom zal ik de aangifte behandelen op basis van de gegevens waarover ik nu beschik.
Ik ben van plan af te wijken van deze aangifte. Hierna leest u onder punt 1 bij welk onderwerp ik van uw aangifte zal afwijken. Vervolgens vindt u onder punt 2 een berekening die duidelijk maakt welke gevolgen de afwijking heeft voor de verschillende onderdelen van uw aangifte. Onder punt 3 leest u wat u kunt doen als u het niet eens bent met mijn voornemen om van uw aangifte af te wijken.
1. (..)
Aangezien u na herhaaldelijk verzoek geen informatie heeft verstrekt zal ik geen rekening houden met uw eigen bijdrage. Dit betekent dat het bedrag dat u als privé-gebruik auto heeft aangegeven te laag is. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken (tot) een bedrag van € 2.979.
2. (..)
Het berekende inkomen uit werk en woning volgens de aangifte € 73.221
Totaalbedrag van de afwijking(en) € +2.979
------------
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 76.200
3. (..)
Als ik vóór 20 oktober 2004 geen reactie van u heb ontvangen, ontvangt u enige tijd daarna het aanslagbiljet, waarop de voorgestelde afwijkingen zullen zijn verwerkt.
(..)"
Bij brief van 10 oktober 2004 stuurt eiseres verweerder afschriften van jaaropgaven over 2002 van haar beide werkgevers, waaruit blijkt dat zij aan haar werkgevers een eigen bijdrage heeft betaald van (€ 2.618 + € 1.870) € 4.488. Eiseres verzoekt verweerder de aanslag alsnog conform de aangifte vast te stellen.
Bij brief van 15 oktober 2004 deelt verweerder eiseres - voor zover hier van belang - het volgende mee:
(..)
Voornemen afwijking
(..)
In mijn brieven van 4 augustus 2004 en 17 september 2004 (rappel) heb ik u verzocht om informatie (..). Tot nu toe heb ik slechts informatie van u ontvangen naar aanleiding van mijn brief van 8 oktober 2004. (..) Echter op mijn brieven van eerder genoemde data heb ik geen reactie ontvangen. Daarom zal ik de aangifte behandelen op basis van de gegevens waarover ik nu beschik. Gelet op het ontbreken van o.a. de vereiste kilometer/rittenregistratie, bewijsstukken van de waarde van de auto enz. ben ik van plan af te wijken van deze aangifte op de volgende wijze;
(..)
Privé-gebruik auto van de werkgever
(..)
Als u een lager percentage dan 25% wilt toepassen, moet u met een rittenregistratie kunnen aantonen dat u 8000 kilometer of minder privé heeft gereden. U heeft echter geen rittenregistratie bijgehouden (in ieder geval niet aangetoond) of op een andere manier aangetoond hoeveel kilometer u privé heeft gereden met de auto. Daarom stel ik het privé-gebruik auto vast op € 29.793 x 25% = € 7.448. minus € 4.488 = € 2.960. (..)
2. Berekening
Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)
Het berekende inkomen uit werk en woning volgens de aangifte € 73.221
Totaalbedrag van de afwijking(en) € +2.960
------------
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 76.181
(..)
Vervolgens is aan eiseres de thans in het geding zijnde aanslag opgelegd conform het gestelde in de brief van 15 oktober 2004.
In bezwaar heeft verweerder bij brief van 7 januari 2005 eiseres in de gelegenheid gesteld alsnog een aantal gegevens, waaronder de rittenregistratie, over te leggen. Eiseres heeft hieraan niet voldaan en zich op het standpunt gesteld dat in bezwaar ten onrechte om nadere informatie over de bijtelling is gevraagd, omdat verweerder de bijtelling van 10% van de cataloguswaarde van de auto in de brief van 8 oktober 2004 reeds had geaccepteerd.
3. Het geschil
In geschil is de vraag of verweerder de aanslag terecht heeft vastgesteld naar een belastbaar inkomen van € 76.181, uitgaande van een bijtelling voor privé-gebruik auto werkgever van € 2.960.
4. De standpunten van partijen
Het beroep van eiseres strekt tot een vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.221. Eiseres beroept zich daarbij op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt dat zij op basis van de inhoud van de brief van 8 oktober 2004 erop mocht vertrouwen dat verweerder - na ontvangst van de informatie die zij op 10 oktober 2004 heeft toegezonden - haar aangifte zou volgen. Verweerders brief van 8 oktober 2004 bevat een stellige acceptatie van de bijtelling van 10%, aldus eiseres. Omdat in die brief ook wordt gememoreerd dat de gevraagde informatie niet is verstrekt, wekt deze de indruk dat het standpunt ten aanzien van de 10% bijtelling goed is overwogen.
Subsidiair verzoekt eiseres de rechtbank, mocht de rechtbank haar niet in het gelijk willen stellen, haar in de gelegenheid te stellen de informatie vereist voor de onderbouwing van de 10% bijtelling alsnog te verstrekken.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en handhaving van de aanslag en voert hiertoe aan dat de brief van 8 oktober 2004 een voorlopige stellingname betreft waaraan eiseres geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen dat voor haar daarna alleen nog wijzigingen in positieve zin aangebracht zouden worden.
5. Beoordeling van het geschil
Artikel 3.145 IB 2001 - voor zover hier van belang – luidde als volgt:
1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. (..)
3. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
4. Indien het aantal op jaarbasis voor privé-doeleinden gereden kilometers blijkt uit een rittenregistratie, wordt het voordeel:
a. indien dit aantal meer is dan 500 maar niet meer dan 3000, gesteld op ten minste 10% van de waarde van de auto;
b. indien dit aantal meer is dan 3000 maar niet meer dan 6000, gesteld op ten minste 15% van de waarde van de auto;
c. indien dit aantal meer is dan 6000 maar niet meer dan 8000, gesteld op ten minste 20% van de waarde van de auto
(..)
Uit de onder 2 genoemde feiten blijkt dat aan het vaststellen van de aanslag een proces van correspondentie over en onderzoek naar gegevens is voorafgegaan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de brief van 8 oktober 2004 niet meer is dan een voorlopige stellingname in dat proces. Dit is ook voor eiseres kenbaar geweest, althans had dat moeten zijn. Het standpunt van eiseres dat verweerder direct en onherroepelijk gebonden zou zijn aan slechts dat deel van die brief dat voor eiseres voordelig was, wordt dan ook verworpen. Er is geen sprake geweest van een opgewekt vertrouwen dat rechtens bescherming verdient.
Eiseres heeft voorts gesteld dat zij voldoet aan de vereisten voor een fiscale bijtelling van 10% in plaats van 25% en dat zij, voor zover haar beroep op het vertrouwensbeginsel niet door de rechtbank wordt gehonoreerd, aanbiedt om de gevraagde informatie alsnog over te leggen. Ten aanzien van dit door eiseres gedane bewijsaanbod oordeelt de rechtbank als volgt. Eiseres is herhaaldelijk, te weten bij schrijven van 4 augustus 2004, 17 september 2004 alsmede 7 januari 2005, in de gelegenheid gesteld de fiscale bijtelling van 10% te onderbouwen door middel van het overleggen van een rittenregistratie. Voorts bleek uit verweerders brief van 15 oktober 2005 dat het ontbreken van een rittenregistratie zou leiden tot een bijtelling van 25%. Eiseres heeft naar aanleiding van voornoemde correspondentie evenwel geen rittenregistratie overgelegd. Evenmin heeft eiseres van de gelegenheid gebruikt gemaakt van de in artikel 8:58 Awb geboden mogelijkheid om tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te dienen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres voldoende in de gelegenheid is gesteld de benodigde bescheiden over te leggen. De rechtbank zal het bewijsaanbod van eiseres dan ook passeren, nu dit een ontoelaatbare vertraging van de procedure met zich meebrengt.
Gelet op het vorenstaande wordt het beroep ongegrond verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
7. Beslissing
De rechtbank Haarlem
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.L. Bruinsma. De beslissing is op 21 juli 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.