ECLI:NL:RBHAA:2005:AT8376
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en beëindigingsvergoeding bij Transavia Airlines C.V.
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 29 juni 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Transavia Airlines C.V. De werknemer had een verzoek ingediend om gebruik te maken van een beëindigingsregeling die door Transavia was aangeboden in een brief van 12 januari 2004. Deze regeling bood werknemers de mogelijkheid om hun dienstverband te beëindigen met een afkoopsom, maar Transavia had zich het recht voorbehouden om aanvragen niet te honoreren. De werknemer gaf aan in te willen gaan op het aanbod, maar Transavia weigerde zijn aanvraag later, met de mededeling dat het niet meer mogelijk was om van de regeling gebruik te maken.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen de werknemer en Transavia, omdat de werkgever zich het recht had voorbehouden om aanvragen niet te honoreren. De rechter oordeelde dat de enkele aanvraag van de werknemer niet voldoende was om een overeenkomst te creëren. Bovendien was er geen sprake van willekeur, aangezien Transavia twee aanvragen van andere werknemers, die de functie van captain vervulden, wel had gehonoreerd. De rechter benadrukte dat de functies van first officer en captain verschillende verantwoordelijkheden en salarissen met zich meebrachten, wat de beslissing van Transavia rechtvaardigde.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de werknemer tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 38.493,11 en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De rechter oordeelde dat de werknemer niet in zijn recht stond, omdat er geen geldige overeenkomst was ontstaan. De kosten van de procedure werden aan de werknemer opgelegd, die in totaal € 820,-- moest betalen aan Transavia.