Het is Zilpa verboden te handelen in strijd met de op 1 maart 2002 door verweerder aan haar afgegeven horeca-exploitatievergunning. Onder "Algemeen" punt 1 van deze vergunning dient de exploitatie van de Hemkade 48 plaats te vinden overeenkomstig het door verzoekster op 27 december 2001 ingediende bedrijfsplan, dat wordt geacht deel uit te maken van de vergunning.
Het feest valt niet te plaatsen onder dit bedrijfsplan. Overeenkomstig het bedrijfsplan worden op zaterdag discofeesten gehuisvest. Het onderhavige feest is niet op een lijn te stellen met een discofeest. Voorts is het feest bezwaarlijk onder te brengen onder de categorie personeelsfeest en bedrijfsevenement. Voorts kan de stelling van Zilpa dat het feest een besloten karakter heeft omdat aan de zaal geen kaarten worden verkocht, en derhalve binnen het bedrijfsplan valt, niet gevolgd worden. Daartoe wordt overwogen dat een over heel Nederland uitgezette kaartverkoop waarbij kaarten door een ieder vrijelijk te verkrijgen zijn, een feest het besloten karakter ontneemt. Dientengevolge handelt Zilpa in strijd met hetgeen in het bedrijfsplan is opgenomen en daarmee met de horeca-exploitatievergunning, indien zij de Wastelandparty doorgang laat vinden.
Nieuwe feiten of omstandigheden die leiden tot een ander oordeel dan ook al was neergelegd in rechtsoverweging 2.7 van voormelde uitspraak, zijn gesteld noch gebleken.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder dan ook bevoegd handhavend op te treden.
Het beroep van Zilpa op door verweerder gewekte verwachtingen die aan daadwerkelijke toepassing van bestuursdwang in de weg zouden staan, treft geen doel. De verschillende interpretaties die partijen geven aan het gesprek dat op 28 augustus 2002 heeft plaatsgevonden, nemen niet weg dat verweerder in zijn besluit van 17 mei 2002 te kennen had gegeven op het standpunt te staan dat een Wastelandparty als deze niet kan worden gehouden zonder in strijd met de horeca-exploitatievergunning te handelen, welk standpunt in eerdergenoemde uitspraak van 17 mei 2002 was bevestigd. Nu geen sprake is van nieuwe feiten had Zilpa alvorens ervan uit te mogen gaan dat verweerder haar tegemoet was gekomen en een ander standpunt had ingenomen over de uitleg van de vergunning, een bevestiging moeten vragen van het haars inziens gewijzigde standpunt van verweerder. Na bevestiging had Zilpa een aanvraag voor een vergunning die dit soort feesten toestaat, kunnen indienen. Na een positief besluit te hebben ontvangen, had met de voorbereiding van het feest kunnen worden begonnen.
Concreet zicht op verlening van de onlangs door Zilpa, voor zover nodig, gevraagde gewijzigde horeca-exploitatievergunning en daarmee legalisering, valt redelijkerwijs op korte termijn ook niet te verwachten.
Ondanks de verschillende conclusies die partijen verbinden aan de memo van de politie Zaanstreek-Waterland naar aanleiding van de Wastelandparty van 19 mei 2002, komt naar oordeel van de voorzieningenrechter onmiskenbaar uit de memo naar voren dat zowel harddrugs als partydrugs zijn gebruikt. Dat dit bij het aanstaande Wastelandparty ook het geval zal zijn, is ondanks de voorzorgsmaatregelen die Zilpa treft, niet onaannemelijk.
Voor zover hier van belang is blijkens een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 november 2001, nr. 200004502/1 (AB 2002, 177) het uitgangspunt dat preventieve bestuursdwang slechts toegepast kan worden indien er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een voorschrift waardoor ernstige schade zal ontstaan, achterhaald. Het ontbreken van dreigende ernstige schade kan dientengevolge in dit geval dan ook geen schorsingsgrond vormen en behoeft derhalve niet nader te worden onderzocht.
Te meer nu Zilpa geacht wordt te weten, althans kon weten, dat het huisvesten van een Wastelandparty in strijd is met de aan haar verleende horeca-exploitatievergunning, mocht verweerder het (financiële) risico dat de uitvoering van het bestreden besluit met zich brengt bij haar laten.
Aangezien verweerder heeft gehandeld binnen zijn bevoegdheid en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden wordt de gevraagde voorziening afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.