ECLI:NL:RBHAA:1999:AA3991
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de ouderbijdrage opgelegd aan eiseres op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 april 1999 uitspraak gedaan in een geschil tussen A. te B, eiseres, en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, verweerder. De zaak betreft de oplegging van een ouderbijdrage aan eiseres voor de plaatsing van haar kinderen in een residentiële voorziening, op basis van de Wet op de jeugdhulpverlening. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen de besluiten van 4 september 1995, waarbij de ouderbijdrage werd opgelegd. Na afwijzing van haar bezwaren op 11 juli 1996, heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 7 oktober 1998 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl de gemachtigde van verweerder, mr S.A.M. Oostvogels, de verdediging voerde.
De rechtbank heeft overwogen dat de bevoegdheid van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen om op te treden in plaats van de Staatssecretaris van Justitie, voortvloeit uit artikel 38 van de Wet Landelijk bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Tevens is geoordeeld dat de rechtbank terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege blijft indien de indiener niet in verzuim is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgelegde ouderbijdragen zijn gebaseerd op de Wet op de jeugdhulpverlening en dat er geen hardheidsclausule bestaat die kan leiden tot een afwijking van de opgelegde bijdragen.
Eiseres heeft betoogd dat haar financiële situatie ontoereikend is om de ouderbijdrage te voldoen, maar de rechtbank heeft deze grieven verworpen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de wetgeving rondom ouderbijdragen en de verantwoordelijkheden van de betrokken instanties. Eiseres kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.