ECLI:NL:RBGRO:2012:CA2212

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
107534 HA ZA 09-113
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en contractuele boete in bouwgeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen is behandeld, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] wegens toerekenbare tekortkomingen in de uitvoering van een bouwproject. De rechtbank heeft op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de feiten en de procedure zijn besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gebreken waren aan de muur die door [B] was gebouwd, en dat de deskundige had geadviseerd om de muur te slopen en opnieuw te bouwen. Eiser [A] had ook een contractuele boete gevorderd wegens overschrijding van de opleveringstermijn, maar de rechtbank oordeelde dat het bestek geen deel uitmaakte van de overeenkomst, waardoor deze vordering werd afgewezen. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 81.701,96, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft [B] veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van [B] komen. De vordering in reconventie van [B] werd afgewezen, en de rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [A] begroot op € 9.828,76. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters M. Griffioen en E.J. Oostdijk.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 107534 / HA ZA 09-113
Vonnis van 4 juli 2012
in de zaak van
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.G. Rissik te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] EN AANNEMERSBEDRIJF [naam]B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.B. Rijpkema te Groningen.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2011,
- het proces-verbaal van descente en comparitie van 12 januari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. De rechtbank beschouwt hier als herhaald en ingelast hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 24 augustus 2011 en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen van 9 juni 2010 en van 27 januari 2010.
Deskundige
2.2. Bij tussenvonnis van 24 augustus 2011 heeft de rechtbank het deskundigenrapport aan de orde gesteld en de kritiekpunten van [B] op dat rapport uiteengezet. Vervolgens zijn een aantal vragen geformuleerd, waarop bij de nader te bepalen descente en comparitie ingegaan zou worden.
2.3. Ter gelegenheid van de descente en comparitie heeft de deskundige op een aantal punten meer duidelijkheid verschaft. Zo heeft de deskundige verklaard dat hij bij de opname heeft geconstateerd dat het herstel van de grindnesten al had plaatsgevonden, maar dat het stucwerk nog niet was afgerond. De foto’s waarop de deskundige heeft gedoeld in de rapportage zijn foto’s die bij de opname door [A] aan hem zijn getoond en betreffen foto’s van de werkzaamheden van de bouw van de muur. Deze foto’s zijn bij de descente overgelegd aan de rechtbank en aan mr. Rijpkema.
Volgens de deskundige zijn de reparaties die in 2008 zijn uitgevoerd niet voldoende geweest. Gezien de wapening, de aantasting van het stucwerk en de aanwezige stortnaden heeft hij een sterk vermoeden dat de muur aangetast is. Aantasting door oxidatie heeft de deskundige niet zelf kunnen waarnemen, maar hij heeft opgemerkt dat vocht in de constructie lastig te herstellen is. Grindnesten zijn volgens hem overigens niet altijd zichtbaar. Voor conclusies over oxidatie zou de wapening gecontroleerd moeten worden en dit zou betekenen dat er veel beton weggehakt moet worden. Om die reden ligt volgens de deskundige slopen meer voor de hand dan herstel van de muur.
Tijdens de descente heeft de deskundige voorts gewezen op de groen uitgeslagen Lexan-platen.
De deskundige heeft, zoals ook in zijn rapportage is opgenomen, wat betreft de kostenraming opgemerkt de begroting van Compander te volgen. Met betrekking tot de toegevoegde posten “Algemene kosten” en “Winst en Risico” is door de deskundige opgemerkt dat deze gebruikelijk zijn in de bouwwereld. Voorts handhaaft de deskundige zijn raming van de kosten die gemoeid gaan met (onder andere) het vervangen van de betonwand en de vervanging van de Lexan-platen ad € 63.738,62 (exclusief BTW) dan wel € 75.848,96 (inclusief BTW).
Toerekenbare tekortkoming
2.4. De rechtbank begrijpt de deskundige aldus dat enerzijds volgens hem het herstelwerk in 2008 niet voldoende is geweest en anderzijds dat, ook indien alle grindnesten zijn verwijderd, vanwege de aantasting van het stucwerk en de aanwezige stortnaden, er een grote kans bestaat dat de wapening al is aangetast en dat dit proces is doorgegaan na het verwijderen van de grindnesten. De rechtbank overweegt daarbij dat [A] heeft verklaard dat ongeveer een maand na de reparatie water door de muur was gekomen, hetgeen er op duidt dat de vochtproblemen in de wand niet - of althans niet voldoende - zijn hersteld.
[B] heeft na het deskundigenrapport tevens naar voren gebracht dat er geen nadere onderbouwing is gegeven over de “constructieve problemen” op de langere termijn en dat betontechnisch onderzoek geïndiceerd is. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van de deskundige ter comparitie dat ‘betontechnisch’ onderzoek eruit zal bestaan dat grote delen van het beton weggehakt moeten worden om zekerheid te verkrijgen en dat het om die reden meer voor de hand ligt om de muur in zijn geheel te slopen. Verontrustend is ook dat ter descente door de rechtbank is geconstateerd dat ten minste één van de ankers/bouten waarmee de spanten die de overkapping dragen aan de muur zijn vastgezet los in de muur zit, waarschijnlijk omdat deze net in een grindnest zit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de deskundige gevolgd moet worden in zijn advies om de muur te (laten) slopen en opnieuw te (laten) bouwen.
2.5. De rechtbank overweegt met betrekking tot het al dan niet vervangen van de Lexan-platen het volgende. Zoals is vastgesteld bij tussenvonnis van 27 januari 2010 is in het rapport van Compander het advies opgenomen dat, nu het herstellen van schroefgaten niet mogelijk is, de Lexan-platen vervangen dienen te worden. In het in de onderhavige procedure uitgebrachte deskundigenrapport wordt de door Compander voorgestelde oplossing onderschreven. Het bezwaar van Teenenga, dat deze conclusie niet nader wordt gemotiveerd en zodoende niet verifieerbaar is, is een tekortkoming in het deskundigenrapport. Echter, ter plekke is vastgesteld dat de Lexan-platen inmiddels groen zijn uitgeslagen. De door [B] voorgestelde oplossing (afwateringsgaatjes en neusprofielen aanbrengen) is geen professionele en duurzame oplossing voor de geconstateerde problemen, nog daargelaten dat daarmee de reeds aanwezige groene aanslag binnen in de platen niet verdwijnt.
2.6. De overige door de deskundige vastgestelde, ondergeschikte gebreken zijn tijdens de descente genoegzaam aangetoond. Duidelijk is dat deze gebreken voor het overgrote deel verholpen zullen worden met het opnieuw bouwen van de muur en het plaatsen van de overkapping met nieuwe Lexan-platen. Voor het resterende deel (bijvoorbeeld het stucwerk van het sanitairhuisje) zullen deze hersteld moeten worden. De kosten van als deze werkzaamheden zijn in de door de deskundige opgestelde kostenraming meegenomen.
2.7. Op grond van de rapporten van de deskundige en van Compander, alsmede op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [B] en dat [B] verplicht is tot betaling van schadevergoeding.
Het door [A] gevorderde bedrag (boete en schadevergoeding)
2.8. [A] heeft betaling van een boete ad € 36.250,00 gevorderd alsmede een bedrag ad € 76.564,32 aan schadevergoeding {€ 60.611,73 (kosten herstel) + € 31.748,00 (gevolgschade) + € 1.712,00 (kosten Compander) - € 17.507,41 (onbetaald gebleven deel van de aanneemsom)}. Tijdens de descente/comparitie hebben partijen uitdrukkelijk aangegeven dat zij een eindvonnis van de rechtbank verlangen, dit gelet op het destijds op handen zijnde faillissement van [B] (hetgeen inmiddels op 17 januari 2012 is uitgesproken naar de rechtbank ambtshalve bekend is).
2.9. [A] heeft betaling gevorderd van de contractuele boete ex artikel 01.02.42 van het bestek, dat volgens hem deel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen, wegens overschrijding van de opleveringstermijn. In het tussenvonnis van 27 januari 2010 is reeds overwogen dat het bestek geen deel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen. [A] heeft naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd dat partijen op andere wijze een termijn voor de levering hebben afgesproken, zodat van overschrijding van de opleveringstermijn geen sprake is. De vordering van [A] tot betaling van de contractuele boete van in totaal € 36.250,00 zal dan ook worden afgewezen.
Het verweer van [B] dat de vertraging voor een aanzienlijk deel te wijten is aan de (samenwerking met) de architect, kan dan ook buiten beschouwing blijven.
2.10. De rechtbank overweegt wat betreft de hoogte van het schadebedrag het volgende. Compander is in haar kostenbegroting van twee scenario’s uitgegaan, te weten herstel van de betonwand en vervanging daarvan. Ten tijde van het instellen van de vordering is [A] uitgegaan van herstel en heeft haar vordering op dat bedrag gebaseerd. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat de betonwand vervangen dient te worden, waar [A] zich ook in kan vinden. Bij het vaststellen van de schade zal uitgegaan worden van de kosten van vervanging. Deze kosten van vervanging vallen weliswaar hoger uit dan de kosten van herstel die zijn gevorderd, echter per saldo zal het toe te wijzen bedrag niet hoger uitvallen dan hetgeen in totaal gevorderd is.
De deskundige heeft in het rapport, evenals ter zitting, zonder nadere motivering verklaard dat de berekeningen van Compander gevolgd kunnen worden, met dien verstande dat een aantal posten moet worden toegevoegd. De rechtbank overweegt dat er geen aanleiding bestaat voor de deskundige om de kosten nader te motiveren dan hij heeft gedaan. In het rapport is de deskundige ingegaan op de relatief grote post van slopen van de betonwand en het gehanteerde uurtarief, zodat van die bedragen uitgegaan zal worden. Dat [B] zelf een veel lager uurtarief heeft gehanteerd, betekent niet dat het door de deskundige gehanteerde tarief niet marktconform is.
De deskundige heeft voorts opgemerkt dat details verder uitgewerkt moeten worden, naar de rechtbank aanneemt door de architect. De deskundige heeft geadviseerd om een groter afschot aan te brengen en dat zowel de architect als de aannemer hier op had moeten letten. Het eventueel wijzigen van het afschot heeft consequenties voor het tekenwerk. Hoewel de aannemer dit punt ook onder ogen had moeten zien, valt dit punt naar het oordeel van de rechtbank onder de verantwoordelijkheid van de architect. De kosten voor de architect dienen bij de berekening van de schade dan ook buiten beschouwing te blijven. De extra posten die de deskundige heeft opgevoerd, te weten het verwijderen en aanbrengen van de dakbedekking en het beitsen van de spanten, komen de rechtbank niet onredelijk voor.
De schade komt dan neer op een bedrag van € 63.738,62 - € 5.000,00 = € 58.738,62 (exclusief btw) / € 69.898,96 (inclusief btw). De rechtbank zal, nu het niet langer om herstel maar om vervanging gaat en de overeenkomst ontbonden is, het deel van de aanneemsom dat [A] onbetaald heeft gelaten, zijnde een bedrag van € 17.507,14 niet in mindering brengen op voornoemd bedrag.
2.11. [A] heeft de gevolgschade (onder andere verplaatsing van een privé feest, betonschade aan de auto) naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Echter, de rechtbank zal de kosten voor het herstellen van de tuin, ex aequo et bono, begroten op een bedrag van € 10.000,00.
2.12. De kosten in verband met het uitbrengen van het rapport van Compander zullen op grond van artikel 6:96 sub c BW worden toegewezen, te meer nu dit rapport van grote waarde is gebleken in dit geding.
2.13. Resumerend dient [B] de volgende schadevergoeding te betalen:
Vervangen betonwand etc. € 69.989,96
Gevolgschade € 10.000,00
Rapport Compander € 1.712,00
------------------
Totaal € 81.701,96 + pm
Buitengerechtelijke kosten
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. [A] heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor zijn rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan [A] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Beslag- en proceskosten
2.14. [A] vordert [B] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 279,21 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 894,00).
2.15. [B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Met betrekking tot de kosten voor het deskundigenbericht overweegt de rechtbank dat deze voor rekening van [B] komen, hetgeen niet is weersproken bij conclusie na deskundigenbericht. De kosten van het deskundigenbericht bedragen
€ 7.243,55. Beide partijen hebben hiervan de helft als voorschot voldaan, zodat [B] thans nog een bedrag van € 3.621,78 aan [A] dient te vergoeden. De resterende kosten na het uitbrengen van het rapport (verschijning van de deskundige bij de descente) zijn niet anders dan een gevolg van het schrijven van een te summier rapport en komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [A] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 85,98
- griffierecht 2.545,00
- deskundigen 3.621,78
- salaris advocaat 3.576,00 (4,0 punten × tarief € 894,00)*
Totaal € 9.828,76
* 1 punt dagvaarding, 2 punten comparitie/descente, 1 punt voor uitlaten voor en na deskundigenbericht
in reconventie
2.16. De rechtbank overweegt voorts dat, nu de betonwand en bijbehoren vervangen zullen moeten worden vanwege het toerekenbare tekortkomen door [B], er geen aanleiding bestaat voor toewijzing van de vordering in reconventie. De vordering in reconventie is weliswaar cijfermatig onderbouwd, maar is de daarachter liggende redenering is, mede in het licht van de beoordeling in conventie, niet navolgbaar en onvoldoende onderbouwd.
2.17. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- salaris advocaat 710,50 (1,0 punt x factor 0,5 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 710,50
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt [B] om aan [A] te betalen een bedrag van € 81.701,96 (éénentachtig duizendzevenhonderdéén euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 4 juni 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [B] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.173,21,
3.3. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 9.828,76,
3.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6. wijst de vorderingen af,
3.7. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] begroot op
€ 710,50,
3.8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken door
mr. E.J. Oostdijk op 4 juli 2012.