ECLI:NL:RBGRO:2012:BY8248
Rechtbank Groningen
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter mr. F. Sijens in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker, [A], op 10 mei 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F. Sijens, rechter in de bestuurssector van de Rechtbank Groningen, in het kader van een geschil met zaaknummer AWB 12/98 WWB G. Verzoeker stelde dat mr. Sijens de schijn van partijdigheid had gewekt door zonder gegronde redenen uitstel van de behandeling te verlenen, wat volgens hem de verweerder in de zaak bevoordeelde. Tevens had mr. Sijens niet gereageerd op verzoekers verzoek om versnelde behandeling van de zaak.
De wrakingskamer, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes (voorzitter), mr. E.J. Oostdijk en mr. E.M.J. Brink, heeft het wrakingsverzoek op 24 mei 2012 behandeld. Zowel verzoeker als mr. Sijens waren niet ter zitting aanwezig. Verzoeker heeft later geprotesteerd tegen de gang van zaken, maar dit protest werd opgevat als een verzoek om een nadere zitting. Op 5 juni 2012 vond deze nadere zitting plaats, waarbij verzoeker wel aanwezig was, maar mr. Sijens wederom niet.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante juridische normen uit artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in acht genomen. De rechtbank oordeelde dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat het niet tijdig beslissen op verzoeken om uitstel of versnelde behandeling op zichzelf geen aanwijzing voor partijdigheid vormt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.