ECLI:NL:RBGRO:2012:BY8240

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133809/PR RK 12-199
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. F. Sijens in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 7 mei 2012 een wrakingverzoek ingediend tegen mr. F. Sijens, rechter in de bestuurssector van de Rechtbank Groningen, in het kader van een geschil met zaaknummer AWB 12/219 WWB G. Verzoeker heeft aangevoerd dat mr. Sijens de schijn van partijdigheid heeft gewekt door zonder gegronde redenen uitstel van behandeling te verlenen, niet te reageren op verzoeken om versnelde behandeling, en door zijn persoonlijke instelling en intimiderend gedrag. Daarnaast stelde verzoeker dat mr. Sijens onbevoegd was om de zaak te behandelen omdat hij geen bestuursrechter maar strafrechter zou zijn.

De rechtbank heeft het wrakingverzoek op 13 juni 2012 behandeld. Mr. Sijens heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, mr. E.J. Oostdijk en mr. E.M.J. Brink, heeft de zaak op 24 mei 2012 behandeld, maar zowel verzoeker als mr. Sijens waren niet ter zitting aanwezig. Verzoeker heeft later geprotesteerd tegen de gang van zaken, maar dit protest werd opgevat als een verzoek om een nadere zitting.

Tijdens de nadere zitting op 5 juni 2012 was verzoeker wel aanwezig, maar mr. Sijens niet. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Sijens partijdig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stelling van verzoeker dat mr. Sijens onbevoegd zou zijn, gebaseerd is op een onjuiste veronderstelling. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingverzoek.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 133809 / PR RK 12-199
Datum beslissing: 13 juni 2012
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [A], wonende aan de [adres], [woonplaats] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van mr. F. Sijens.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 7 mei 2012 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. F. Sijens, rechter in de bestuurssector van deze rechtbank, in het geschil met zaaknummer AWB 12/219 WWB G, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
1.2. Mr. Sijens heeft bij brief ontvangen op 10 mei 2012 medegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. E.J. Oostdijk en mr. E.M.J. Brink.
1.4. Op 24 mei 2012 is het wrakingverzoek ter zitting behandeld. Mr. Sijens en verzoeker zijn niet ter zitting verschenen.
1.5. Bij brieven van 24 en 25 mei 2012 heeft verzoeker geprotesteerd tegen de gang van zaken om reden dat hij eerst in de middag van 24 mei 2005 het bericht dat de zitting op die dag zou plaatsvinden heeft ontvangen. De rechtbank heeft dit protest van verzoeker opgevat als een verzoek om op een nadere zitting gehoord te worden.
1.6. Op 5 juni 2012 heeft de nadere zitting van de behandeling van het wrakingverzoek plaatsgevonden. Daarbij is verzoeker verschenen. Mr. Sijens is niet ter zitting verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingverzoek aangevoerd dat
mr. Sijens de schijn van partijdigheid heeft gewekt door (a) zonder gegronde redenen of bijzondere omstandigheden uitstel van behandeling te verlenen en door niet te reageren op het door verzoeker gedane verzoek om een versnelde behandeling, (b) door de persoon¬lijke instelling van mr. Sijens en diens intimiderend gedrag jegens verzoeker en (c) door het feit dat mr. Sijens geen bestuurs¬rechter is maar strafrechter, hetgeen maakt dat hij onbe¬voegd is de zaak te behandelen.
3. Het standpunt van mr. Sijens
3.1. Mr. Sijens heeft aangevoerd dat het verzoek tot wraking niet toegewezen dient te worden. De zaken worden enkel administratief aan een rechter gekoppeld, hetgeen inhoudt dat er tot de zittingsdag door de behandelende rechter geen processuele beslissingen in de zaak worden genomen. Op verzoeken om uitstel, verdaging en ook een versnelde behande¬ling, wordt tot de zittingsdag door de sectorleiding beslist. De overige aangevoerde gronden gaan naar de mening van mr. Sijens het bestek van deze procedure te buiten.
4. Beoordeling
4.1. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Awb en artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
4.2. In artikel 8:15 Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3. De rechtbank is met betrekking tot het door verzoeker onder (a) gestelde van oordeel dat, noch daargelaten dat op een verzoek om uitstel dan wel verdaging van een mondelinge behandeling of een verzoek om een versnelde be¬handeling vooraf¬gaand aan
de zitting niet door de behandelend rechter wordt beslist, de enkele beslissing om voor een mondelinge behandeling uitstel te verlenen of die behande¬ling te verdagen of het niet binnen de door een partij gewenste termijn geven van een beslis¬sing op diens verzoek om een ver¬snelde behandeling, geen feit en/of omstandig¬heid is waar¬door de rechterlijke onpartij¬dig¬heid schade zou kunnen lijden. Het enkele tijdsverloop tussen het indien van een verzoek en (het uitblijven) en een beslissing daarop is geen grond voor wraking, maar kan onder omstandigheden wel reden zijn voor het indienen van een klacht bij de rechtbank.
4.4. De rechtbank stelt met betrekking tot het door verzoeker onder (b) gestelde vast
dat verzoeker zijn stelling omtrent de persoonlijke instelling van mr. Sijens en diens inti¬miderend gedrag, niet nader heeft toegelicht of onderbouwd, hetgeen maakt dat niet is gebleken van feiten en/of omstandig¬heden waar¬door de rechterlijke onpartij¬digheid schade zou kunnen lijden.
4.5. De stelling van verzoeker dat mr. Sijens onbevoegd is van de zaak kennis te nemen omdat hij geen bestuursrechter, maar strafrechter is, is gebaseerd op de onjuiste veronder¬stel¬ling dat mr. Sijens niet als rechter in de rechtbank Groningen, sector Bestuursrecht, werk¬zaam is, hetgeen maakt dat niet gebleken is van een feit en/of omstandig¬heid waar¬door de rechter¬lijke onpartij¬digheid schade zou kunnen lijden.
4.6. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer AWB 12/219 WWB G) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking,
5.3. beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Sijens en het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Groningen, Dienst SOZAWE, afdeling Juridische Zaken.
Aldus gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, E.J. Oostdijk en E.M.J. Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.
chb