RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummer: 132419/ HA RK 12-49
Datum beslissing: 4 april 2012
Beslissing op het mondelinge verzoek van [verzoeker], wonende te [woonplaats], [adres] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van mrs. T.F. Bruinenberg, A.T. Marseille en P. Mendelts.
1.1. Verzoeker heeft ter zitting van 24 februari 2012 een verzoek ingediend tot wraking van mrs. T.F. Bruinenberg, A.T. Marseille en P. Mendelts, als respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige kamer in de sector bestuursrecht van deze rechtbank, in een aanhangig geschil waarin verzoeker als partij is betrokken (met zaak¬num¬mers Awb 09/205 AW, 09/1075 AW, 09/1076 AW en 10/59 AW).
1.2. mrs. T.F. Bruinenberg, A.T. Marseille en P. Mendelts hebben schriftelijk laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. E.J. Oostdijk en mr. S.M. Schothorst.
1.4. Bij brief van 13 maart 2012, ontvangen ter griffie op 14 maart 2012, heeft mr. Blanken zich namens de minister van VWS – de wederpartij in het geschil waarin verzoeker is betrokken – gerefereerd aan het oordeel van de wrakingskamer.
1.5. Op 27 maart 2012 is het verzoek tot wraking van mrs. T.F. Bruinenberg, A.T. Marseille en P. Mendelts door de wrakings¬kamer ter zitting behandeld. Verzoeker is ter zitting verschenen alsmede mr. T.F. Bruinenberg. Beiden hebben hun standpunt nader toegelicht, verzoeker middels overlegging van een schriftelijke toelichting. Mrs Marseille en Mendelts zijn niet verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Ter zitting heeft [verzoeker] zijn wrakingsverzoek nader onderbouwd. Hij stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bevooroordeeld is, althans de schijn heeft gewekt bevooroordeeld te zijn omdat de rechtbank systematisch weigert een aantal getuigen op te roepen om onder ede te worden gehoord. Nu hij niet in de gelegenheid wordt gesteld om getuigen te laten horen, kan de materiële waarheid niet worden achterhaald. Waarschijnlijk is bij de bestudering van het dossier de conclusie al getrokken dat het horen van getuigen niet nodig is. De meervoudige kamer had op meerdere momenten de beslissing kunnen nemen om getuigen op te roepen. Door dit niet te doen, laat zij blijken al een oordeel te hebben gevormd en aldus niet meer open te staan voor een andere waarheid.
3. Het standpunt van mr. Bruinenberg
3.1 Mr. Bruinenberg heeft ter zitting toegelicht dat, alvorens de beslissing tot het horen van getuigen wordt genomen, er eerst bekeken moet worden welke bijdrage het horen van getuigen heeft voor de beslechting van het geschil. Daartoe zijn ter zitting de nodige vragen gesteld. De inhoudelijke behandeling van de zaak was er op gericht nadere informatie te verkrijgen over de vraag of en zo ja wie als getuige zou moeten worden gehoord en op welke punten de getuige dan zou moeten worden bevraagd. Op het verzoek tot het horen van getuigen moest derhalve nog een beslissing worden genomen. De rechtbank is aan de beraadslaging hierover niet toegekomen omdat toen het wrakingsverzoek al werd ingediend.
4.1 Ingevolge art. 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.
4.3 De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdig¬heid van de rechter als uit¬gangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aan¬wijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.4 De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de gegeven toelichting blijkt dat de meervoudige kamer de beslissing over het al dan niet horen van getuigen nog niet heeft genomen. Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is in die zin dan ook prematuur. Door de zaak eerst inhoudelijk te willen behandelen en daarmee de beslissing betreffende het horen van getuigen uit te stellen heeft de meervoudige kamer naar het oordeel van de rechtbank geen blijk gegeven van vooringenomenheid of partijdigheid. De beslissing om al dan niet over te gaan tot het horen van getuigen is bovendien een procesrechtelijke beslissing waartegen hoger beroep open staat. Een dergelijke beslissing levert op zichzelf geen feiten of omstandigheden op die de rechterlijke onpartijdigheid raken in de zin van 8:15 Awb. Dit is alleen anders, indien die beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid), althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (objectieve partijdigheid). Een wellicht voor verzoeker onwelgevallige beslissing is op zichzelf dan ook nog geen aanwijzing van subjectieve of objectieve partijdigheid van de rechter.
4.5 De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de door verzoeker aange¬voerde feiten en omstandigheden er niet toe leiden dat geconcludeerd moet worden dat
mrs Bruinenberg, Marseille en Mendelts zich vooringenomen of partijdig hebben getoond of bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor hebben kunnen doen ontstaan. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de rechter¬lijke onpartijdigheid schade zouden kunnen doen lijden, moet de conclusie zijn dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
5.1 wijst het verzoek tot wraking van mrs. Bruinenberg, Marseille en Mendelts af,
5.2 bepaalt dat het proces in hoofdzaken (met zaaknummers Awb 09/205 AW, 09//1075 AW, 09/1076 AW en 10/59 AW) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
5.3 beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mrs Bruinenberg, Marseille en Mendelts en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. E.J. Oostdijk, en mr. S.M. Schothorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Nienhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.