ECLI:NL:RBGRO:2012:BV9686

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127221
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadeclaim van krakers wegens onrechtmatige ontruiming

In deze zaak vorderden de eisers, krakers van een pand aan de Peperstraat 12 te Groningen, een schadevergoeding van Heineken N.V. wegens het verlies van hun inboedel na een ontruiming. De ontruiming vond plaats op 23 februari 2011, nadat Heineken B.V. een machtiging had verkregen van de voorzieningenrechter. De eisers stelden dat de ontruiming onrechtmatig was, omdat zij niet de gelegenheid hadden gekregen om hun goederen op een ordentelijke manier mee te nemen. Heineken N.V. betwistte de vordering en stelde dat de eisers de verkeerde partij hadden gedagvaard, aangezien de ontruiming door Heineken B.V. was uitgevoerd en niet door Heineken N.V. De rechtbank oordeelde dat de eisers inderdaad de verkeerde partij hadden aangeklaagd, omdat beide vennootschappen gescheiden rechtspersonen zijn en de rechten en verplichtingen niet onderling inwisselbaar zijn. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de eisers niet kon worden toegewezen, omdat er geen bewijs was dat Heineken N.V. aansprakelijk was voor de gestelde schade. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de eisers in de proceskosten, die aan de zijde van Heineken N.V. werden begroot op €1.020,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E.J. Oostdijk op 21 maart 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 127221 / HA ZA 11-502
Vonnis van 21 maart 2012
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. R. Zwiers te Schiedam,
tegen
de naamloze vennootschap HEINEKEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en Heineken N.V. genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
Namens [eisers] is aangegeven dat van repliek wordt afgezien. Daarna is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] hebben in een gekraakt pand gewoond, gelegen aan de Peperstraat 12 te Groningen, waarin voorheen restaurant Contini (hierna: het pand) was gevestigd.
Dit pand behoorde -tezamen met een reeks horeca-panden in Groningen- in eigendom toe aan Plassania Beheer BV, een vennootschap behorende tot het Kooistra-concern van wijlen de heer Sj. Kooistra.
Plassania is failliet verklaard met benoeming van mr. Gratama als curator.
Als houders van een eerste respectievelijk tweede recht van hypotheek op het pand wensten de naamloze vennootschap FGH Bank en de besloten vennootschap Heineken Nederland B.V. (hierna: Heineken B.V.) over te gaan tot verkoop van het pand waartoe zij belang hadden bij een levering in vrije en lege staat. Het pand was evenwel na jaren van leegstand in augustus 2010 gekraakt en sedertdien door [eisers] daadwerkelijk bewoond.
2.2. Teneinde ontruiming te bewerkstelligen heeft Heineken B.V. op woensdag 16 februari 2011 ex art. 3:267 BW de voorzieningenrechter verzocht haar machtiging te verlenen om het pand in beheer te nemen, onder zich te nemen en te ontruimen, alsmede te bepalen dat de machtiging met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan worden gelegd.
Bij beschikking van donderdag 17 februari 2011 is het verzoek toegewezen.
Dezelfde dag werd bij exploot aan de krakers aangezegd dat ontruiming aanstaande was.
2.3. Op maandagochtend 21 februari 2011 heeft de deurwaarder getracht ontruiming te bewerkstelligen, maar de krakers weigerden vrijwillig het pand te verlaten. Toen escalatie dreigde, heeft de politieleiding besloten op dat moment geen verdere ondersteuning te verlenen. De deurwaarder heeft daarop haar poging om ontruiming te bewerkstelligen gestaakt.
2.4. De curator, FGH Bank en Heineken B.V. hebben daarop de voorzieningenrechter verzocht om een tijdstip op de meest korte termijn ter behandeling van een vordering in kort geding, strekkende tot verkrijging van verdere dwangmiddelen om ontruiming te verwezenlijken (dwangsom, lijfsdwang en verlof om zélf te ontruimen).
De voorzieningenrechter heeft toen bepaald dat dezelfde middag een zitting zou plaatsvinden.
Nadat de advocaat van de krakers tegen deze zeer korte termijn telefonisch had gemaakt, is na overleg met de advocaat van de curator, de FGH Bank en Heineken B.V. de zitting nader bepaald op woensdag 23 februari 2011 om 15.30 uur.
2.5. Op woensdag 23 februari 2011 omstreeks zeven uur 's ochtends heeft de deurwaarder met behulp van een kleine politiemacht de ontruiming alsnog feitelijk bewerkstelligd. Bij de ontruiming is het merendeel van de inboedel van het pand door transportbedrijf Zwama in containers van het bedrijf Beelen afgevoerd.
De curator, de FGH Bank en Heineken B.V. hebben vervolgens het kort geding doen royeren, nu het beoogde doel reeds was verwezenlijkt.
2.6. Aan het eind van de ochtend van 23 februari 2011 heeft de advocaat van de krakers de voorzieningenrechter verzocht op het reeds gereserveerde tijdstip van 15.30 uur alsnog een zitting te houden, teneinde een vordering in kort geding van de krakers te behandelen. Zij stelden dat hen door het royement van het eerdere kort geding rechtsbescherming was onthouden en wilden alsnog het handelen van de wederpartij door de rechter getoetst zien.
2.7. Bij vonnis van 24 februari 2011 heeft de voorzieningenrechter in kort geding, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:
"2.9. De voorzieningenrechter ontvangt [eiser 1] in zijn vordering en overweegt daartoe als volgt. Een kraker heeft toegang tot de rechter teneinde deze te vragen de rechtmatigheid van een dreigende aantasting van zijn huisrecht en overige belangen te beoordelen. In dit geval wenste [eiser 1] het eerste (door thans gedaagden aangespannen) kort geding aan te grijpen om - zich als gedaagde partij verwerend - die toetsing te bewerkstelligen. Door in te stemmen met verdaging van het kort geding van maandag tot woensdag wekten de curator, de FGH Bank en Heineken bij [eiser 1] het vertrouwen op dat zij deze rechterlijke toetsing zouden afwachten alvorens (indien toegestaan) de ontruiming daadwerkelijk te vervolgen. Thans gedaagden mogen niet verlangen dat [eiser 1] éérder zelf actief had moeten worden, op straffe van verlies van rechtsbescherming; in de gegeven omstandigheden mocht hij het kort geding afwachten. De aanwezigheid van gerechtvaardigd vertrouwen bij [eiser 1] dat er een (mogelijkheid van) rechterlijke toetsing zou zijn, maakt dat de ontruiming in de vroege ochtend van de dag van het geplande kort geding als onrechtmatig moet worden betiteld.
2.10. Dit laatste betekent evenwel niet dat alles dient te worden teruggedraaid. Indien het door de curator, de FGH Bank en Heineken aangespannen kort geding zou hebben plaatsgevonden, zou immers beoordeeld zijn of deze partijen het recht hadden om de ontruiming te vervolgen. Nu het antwoord op die vraag 'ja' had geluid, is er geen grond gedaagden te veroordelen om over te gaan tot herstel van de oude toestand (nog daargelaten de mogelijkheid daartoe, gelet op het per definitie onrechtmatige karakter van kraken).
Dat het antwoord op die vraag 'ja' had geluid, onderbouwt de voorzieningenrechter als volgt."
2.8. Op 24 februari 2011 is namens de curator, de FHG Bank en Heineken N.V.B.V. verzocht voornoemd vonnis te verbeteren. In reactie hierop heeft de voorzieningenrechter bij schrijven van 28 februari 2011 laten weten dat geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent en dat om die reden het verzoek niet ingewilligd wordt.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen Heineken N.V. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der ontruiming tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, zulks tegen goed bewijs van kwijting, althans subsidiair Heineken N.V. te veroordelen tot het betalen van een vergoeding ter zake het verlies van de inboedel van [eisers], door deze rechtbank in redelijkheid te bepalen, alsmede Heineken N.V. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Heineken N.V. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eisers] stellen zich op het standpunt dat, gelet op het kort gedingvonnis van 24 februari 2011, vast is komen te staan dat de ontruiming van het pand in de vroege ochtend van 23 februari 2011, onrechtmatig was. Door deze onrechtmatige ontruiming stellen [eisers] schade te hebben geleden, nu aan hen toebehorende inboedelgoederen door of vanwege gedaagde is afgevoerd, zonder hen de mogelijkheid te bieden hun goederen op een ordentelijke en normale wijze mee te nemen. [eisers] verwijzen daarbij naar overgelegde foto's, een overzichtslijst en diverse verklaringen.
4.2. Heineken N.V. betwist de vordering van [eisers] Niet alleen betwist zij de gestelde onrechtmatigheid, als ook de daardoor gepretendeerde schade; ook voert zij aan dat [eisers] de verkeerde partij in rechte hebben betrokken. Al hetgeen in de dagvaarding is aangevoerd heeft betrekking op het handelen van Heineken B.V., terwijl Heineken N.V. op geen enkele wijze partij is geweest bij deze kwestie. Heineken B.V. en Heineken N.V. zijn gescheiden rechtspersonen en kunnen niet met elkaar worden vereenzelvigd. Heineken N.V. kan dan ook niet aansprakelijk worden gehouden voor de gestelde schade.
De vordering van [eisers] is bovendien onvoldragen en ongegrond. De ontruiming is meermalen aangezegd en ook door de voorzieningenrechter rechtmatig geoordeeld. De schade is voorts niet voldoende onderbouwd en als er al sprake zou zijn van schade, dan is die volledig aan de eigen schuld van [eisers] te wijten. Ten slotte beroept gedaagde zich op verrekening met de door haar geleden schade in de vorm van de ontruimingskosten.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt.
Als meest verstrekkend verweer heeft Heineken N.V. gesteld dat [eisers] de verkeerde partij hebben gedagvaard.
Met Heineken N.V. stelt de rechtbank vast dat de verwijten die [eisers] aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd, niet de gedaagde onderneming betreffen maar Heineken B.V.. Weliswaar behoren beide vennootschappen tot hetzelfde concern, niet kan worden aangenomen dat de rechten en verplichtingen van deze afzonderlijke rechtspersonen zondermeer onderling inwisselbaar zijn. In elk geval zijn daartoe geen feiten en omstandigheden gesteld. Evenmin zijn feiten of omstandigheden gesteld waaruit de mede aansprakelijkheid van Heineken N.V. zou moeten worden afgeleid.
[eisers] hebben van repliek afgezien, zodat de rechtbank het er voor houdt dat zij zich aangaande dit verweer van Heineken N.V. niet verweren, althans zich refereren.
De rechtbank zal op grond van het voorgaande de vordering van [eisers] afwijzen. Hetgeen zij hebben gesteld kan immers de veroordeling van Heineken N.V. tot betaling van een schadevergoeding niet dragen.
4.4. Ook overigens acht de rechtbank de vordering van [eisers] ten aanzien van de geleden schade volstrekt onvoldragen. De schadeclaim bestaat slechts uit een algemene -"niet limitatieve"- opgave en beschrijving van diverse goederen, waarbij in het geheel niet of onvoldoende specifiek wordt aangegeven dat deze -en zo ja, welke- goederen aan [eisers] in eigendom toebehoorden en al helemaal niet wat de waarde daarvan zou zijn. Bovendien blijkt uit enkele overgelegde getuigenverklaringen, dat juist een ander dan een van de eisers de eigenaar was van diverse in de dagvaarding genoemde goederen. De rechtbank wil wel aannemen dat een inboedel in een kraakpand niet te vergelijken is met de inboedel in een gezinswoning en dat een beschrijving en waardebepaling daarvan op andere wijze tot stand komt, maar dat laat onverlet dat een schadeclaim hoe dan ook naar Nederlands recht enige onderbouwing en specificatie behoeft, aan welke norm de onderhavige vordering zelfs bij benadering niet voldoet.
4.5. De vordering wordt afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Heineken N.V. worden begroot op:
- griffierecht 568,00
- salaris advocaat 452,00 (1,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.020,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering af,
5.2.veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Heineken N.V. tot op heden begroot op €1.020,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.