In deze zaak heeft de man op 17 april 2012 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Groningen, waarin hij verzocht om wijziging van de omgangsregeling met zijn minderjarige kind en om een informatieregeling met de vrouw. Eerder, zeven jaar geleden, was een vergelijkbaar verzoek afgewezen na een raadsonderzoek. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen, evenmin als de man zelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de advocaat van de man wel aanwezig was, maar geen persoonlijk contact met zijn cliënt had gehad voor de zitting. Hierdoor was de rechtbank niet in staat om te beoordelen of de situatie ten opzichte van het belang van de minderjarige was gewijzigd.
De rechtbank heeft op 10 mei 2012 de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de raadsman van de man en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De man heeft in zijn verzoekschrift geschetst dat hij eerder had geprobeerd om in overleg met de vrouw een omgangsregeling vast te stellen, maar dat dit niet was gelukt. Hij stelde nu voor om voorlopig begeleide contacten te hebben, met als doel een reguliere omgangsregeling te bereiken. De vrouw heeft echter geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het risico van het niet verschijnen voor rekening van de advocaat en daarmee voor de man komt. Aangezien beide partijen niet ter zitting zijn verschenen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de Raad te verzoeken om nader onderzoek te doen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie beschikbaar was om het belang van de minderjarige in de beoordeling van het verzoek van de man te betrekken. Daarom heeft de rechtbank de verzoeken van de man afgewezen.