ECLI:NL:RBGRO:2011:BV0235

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
124555-FA RK 11-334
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van alimentatieverplichtingen na hertrouwen en geboorte van een kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de alimentatieverplichtingen van de man ten aanzien van zijn kinderen uit een eerder huwelijk. De man had op 17 februari 2011 een verzoekschrift ingediend om de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn jongmeerderjarige kind en de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind te wijzigen. Hij stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, onder andere door zijn hertrouwen en de geboorte van een zoon uit dit huwelijk, alsook door veranderingen in zijn inkomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn nieuwe gezinssituatie, in staat is gebleven om aan zijn onderhoudsplicht jegens zijn kinderen te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor een structurele en niet te herstellen wijziging in zijn inkomen. De rechtbank wees het beroep op artikel 1:399 BW, dat de man had ingediend om de onderhoudsbijdrage te matigen, af. De rechtbank concludeerde dat de behoefte van de kinderen niet was gewijzigd en dat de man niet in zijn verzoek kon worden ontvangen.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van het bewijs van gewijzigde omstandigheden bij verzoeken tot wijziging van alimentatieverplichtingen, vooral in situaties waar de onderhoudsplichtige zijn verplichtingen kan blijven nakomen, ondanks persoonlijke veranderingen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 124555/FA RK 11-334
13 december 2011
in de zaak van:
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J. de Boer,
en
v e r w e e r s t e r,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Schlepers,
en
v e r w e e r d e r,
hierna te noemen de jongmeerderjarige,
advocaat mr. M. Schlepers.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 17 februari 2011 een verzoekschrift ingediend ertoe strekkende om bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de beschikking van deze rechtbank d.d. 22 februari 2000 in die zin te wijzigen, dat de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van het jong meerderjarige kind van partijen [de jongmeerderjarige A.] en in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen B. met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift dan wel met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, op nihil wordt gesteld, dan wel op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
Ter griffie is op 28 februari 2011 een brief met bijlagen d.d. 16 februari 2011 van
mr. De Boer ontvangen.
Op 7 april 2011 hebben de vrouw en [de jongmeerderjarige A.] een verweerschrift ingediend.
Daarbij hebben zij verzocht om de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.
Ter griffie is op 20 april 2011 een brief met bijlagen d.d. 18 april 2011 van
mr. Schlepers ontvangen.
Op 4 mei 2011 is ter griffie een brief met bijlagen d.d. 3 mei 2011 van mr. De Boer ontvangen.
Ter griffie is op 6 mei 2011 een brief met bijlagen d.d. 4 mei 2011 van mr. Schlepers ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 10 mei 2011.
Daarbij zijn partijen en hun advocaten verschenen en gehoord.
Op 18 oktober 2011 heeft mr. De Boer een akte met producties overgelegd.
Mr. Schlepers heeft op 1 november 2011 een akte overgelegd.
RECHTSOVERWEGINGEN
vaststaande feiten
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren:
[de jongmeerderjarige A.] en de minderjarige B.
Het huwelijk is op 16 maart 2000 geëindigd door inschrijving in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 22 februari 2000.
De kinderen hebben hoofdverblijf bij de vrouw.
Bij voormelde beschikking is bepaald dat de man met ingang van de datum van voornoemde inschrijving als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de toen nog minderjarige kinderen aan de vrouw, telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van f. 250,- per kind per maand moet betalen. Als gevolg van de wettelijke indexeringen dient de man momenteel maandelijks € 148,59 per kind te voldoen.
beoordeling
het beroep op artikel 1:401, eerste lid, BW
de ontvankelijkheid
De man heeft gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en kan om die reden in zijn verzoek tot wijziging worden ontvangen.
de gewijzigde omstandigheden
De man is na de vaststelling van zijn onderhoudsverplichting jegens de (toen nog) minderjarige kinderen van partijen hertrouwd en heeft uit dit huwelijk een zoon gekregen die inmiddels bijna acht jaar oud is. Eén en ander is voor de man geen aanleiding geweest eerder dan bij het huidige verzoekschrift van 17 februari 2011een verzoek tot wijziging van zijn onderhoudsverplichting in te dienen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voormeld huwelijk en de geboorte van de minderjarige zoon uit dit huwelijk thans niet (meer) tot een rechtens relevante wijziging van omstandigheden kunnen leiden. De man is immers blijkbaar in staat geweest ook in deze nieuwe omstandigheden ongewijzigd aan zijn onderhoudsplicht jegens beide kinderen te blijven voldoen.
De man heeft voorts aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er een wijziging is opgetreden in zijn inkomen. De man is kenbaar gemaakt dat zijn arbeidsovereenkomst met TNT Post Productie B.V. op 1 juni 2011 zou worden beëindigd. Met dit in het vooruitzicht en om te voorkomen dat hij zou zijn aangewezen op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, heeft de man ervoor gekozen een omscholingsopleiding met baangarantie bij Compact Opleidingen te gaan volgen. Omdat dit bedrijf op een gegeven moment in staat van faillissement is verklaard is de man genoodzaakt geweest om de opleiding - zij het zonder baangarantie - voort te zetten bij Verkeersschool Succes.
Het is de man gelukt om deze opleiding met goed gevolg af te ronden. Hij heeft nu de bevoegdheid om als zelfstandig rij-instructeur werkzaam te zijn en is per 1 juni 2011 begonnen als zelfstandig rijschoolhouder.
Hij heeft gesteld de beschikking te hebben over een eigen lesauto en, onder meer ter aanschaf van deze auto, bij de NVF Voorschotbank een lening van € 25.000,- te hebben moeten afsluiten, op welke lening hij maandelijks aflost met een bedrag van € 250,-.
Volgens de man gaat het om een toelaatbare investering en daarmee gepaard gaande terugbetalingsverplichting, die ten laste van zijn draagkracht dient te komen.
De man is momenteel nog afhankelijk van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, omdat het bedrijf zich nog in de opstartfase bevindt. De man verwacht dat zijn investering te zijner tijd zal leiden tot een inkomen, vergelijkbaar met het inkomen dat hij genoot bij TNT Post Productie B.V.
De rechtbank stelt vast dat de inkomenssituatie van de man vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift tot 1 juni 2011 niet of nauwelijks afwijkt van de inkomenssituatie, die ten grondslag heeft gelegen aan het maken van de alimentatieafspraken van partijen, zoals deze in hun echtscheidingsconvenant zijn opgenomen en vervolgens in de beschikking van 22 februari 2000 zijn vastgelegd.
Hetgeen door de man daaromtrent is gesteld en de inhoud van de door hem ter zake overgelegde bewijsstukken leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond op om zijn draagkracht van 17 februari 2011 tot 1 juni 2011 opnieuw te gaan beoordelen.
Met betrekking tot de situatie na 1 juni 2011 is de rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een structurele en niet te herstellen wijziging in het inkomen van de man. De verwachting is dat de man met zijn eigen bedrijf een winst zal kunnen realiseren, die gelijkwaardig is aan het inkomen dat hij genoot bij TNT Post Productie B.V of zelfs daarboven. In de winstverwachting acht de rechtbank begrepen dat de man kosten heeft moeten maken, waaronder de door de man opgevoerde aflossing op een door hem aangegane schuld van € 25.000,- bij de NVF Voorschotbank van € 250,-. Winst is immers te kwalificeren als omzet minus kosten.
Los daarvan heeft de man niet met bewijsstukken onderbouwd dat hij daadwerkelijk met het door hem gestelde bedrag van € 250,- per maand aflost.
Tot slot heeft de man in de aanloopfase van het bedrijf de beschikking over een (aanvullende) uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. Uit het geheel van deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat onvoldoende vast is komen te staan dat de man een relevante inkomensvermindering heeft geleden, of in de nabije toekomst zal gaan lijden.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de man vanaf de datum van indiening van zijn verzoekschrift onverminderd in staat om de ten behoeve van beide kinderen vastgestelde onderhoudsbijdrage te blijven voldoen.
Voor wat betreft de impliciet door de man gestelde wijziging in de behoefte van [de jongmeerderjarige A.] en/of de minderjarige B. overweegt de rechtbank als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw behoeftig is en dat zij behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van B. en ook, dat [de jongmeerderjarige A.] in het huidige schooljaar 2011/2012, waarin hij zijn opleiding zal voortzetten op niveau 3, behoeftig is en behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van zijn levensonderhoud en studie. De inkomsten die [de jongmeerderjarige A.] verwerft met zijn stagewerkzaamheden en zijn werk bij Lidl maken dit niet anders. Ook in dit opzicht is er derhalve geen sprake van gewijzigde omstandigheden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt de door de man verzochte wijziging van de zijn onderhoudsverplichting jegens [de jongmeerderjarige A.] en B. afgewezen omdat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals omschreven in artikel 1:401, eerste lid, BW.
het beroep op artikel 1:399 BW
De man heeft ook nog aangevoerd dat de vastgestelde onderhoudsbijdrage op grond van artikel 1:399 BW moet worden gematigd omdat [de jongmeerderjarige A.] zich al zeven jaar vrijwel volledig van hem zou distantiëren, er geen contact tussen hen beiden plaatsvindt en [de jongmeerderjarige A.] zich naar anderen toe grievend over de man uitlaat. [de jongmeerderjarige A.] heeft de stellingen van de man gemotiveerd bestreden.
Wat daarvan ook zij, naar het oordeel van de rechtbank zijn de door de man gestelde gedragingen van [de jongmeerderjarige A.] ook als zij wel hebben plaatsgevonden niet te kwalificeren als zodanige gedragingen dat verstrekking van levensonderhoud door de man naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd.
Gelet op de familierechtelijke betrekkingen tussen partijen worden de proceskosten in die zin gecompenseerd, dat ieder van hen de eigen kosten zal dragen.
BESLISSING
wijst het verzoek van de man om wijziging van de bij beschikking van deze rechtbank van 22 februari 2000 vastgestelde onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen van partijen [de jongmeerderjarige A.] en de minderjarige B. af;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten zal dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 13 december 2011, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.