ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ0148

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123149 - KG ZA 10-477
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huisdieren na scheiding van huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen werd behandeld, ging het om een kort geding tussen twee partijen die onder huwelijkse voorwaarden waren gehuwd en na hun scheiding in geschil raakten over de eigendom van twee Jack Russells, genaamd Milo en Herman. De man vorderde de afgifte van beide honden van de vrouw. Tijdens de zitting werd door de voorzieningenrechter overwogen dat het redelijk was dat ieder van de partijen de zorg over één van de honden zou krijgen, en beide partijen stemden in met deze oplossing. Om een keuze te maken tussen de honden, besloot de voorzieningenrechter om dit door middel van een muntopgooi te laten beslissen. De uitkomst was dat de vrouw Milo zou behouden en de man Herman zou verkrijgen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat uit de overgelegde stukken niet voldoende kon worden vastgesteld wie de eigendom van de honden had, en op basis van de huwelijkse voorwaarden werd geconcludeerd dat de honden geacht werden aan beide echtgenoten voor een gelijk deel toe te behoren. De voorzieningenrechter wees de vordering van de man toe, met de bepaling dat de vrouw Herman aan de man moest afgeven op een in onderling overleg te bepalen tijdstip. De uitspraak werd niet versterkt met een dwangsom, gezien de instemming van partijen om het lot te laten beslissen over de honden.

De beslissing van de voorzieningenrechter werd op 4 februari 2011 openbaar uitgesproken, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is een voorbeeld van hoe de rechter omgaat met de verdeling van huisdieren na een scheiding, waarbij de belangen van beide partijen in overweging worden genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 123149 / KG ZA 10-477
Vonnis in kort geding van 4 februari 2011
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. I. Wagenaar,
tegen
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S.R. Heeg.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [de man]
- de pleitnota van [de vrouw].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben vanaf 1992 een affectieve relatie gehad en zijn op 3 maart 2003 gehuwd.
Partijen zijn huwelijkse voorwaarden overeengekomen, met uitsluiting van iedere gemeenschap. In de daartoe opgemaakte akte is in artikel 3 lid 3 onder meer bepaald:
‘Indien over andere rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn dan de sub 1 en 2 bedoelde een geschil bestaat hetzij aan wie deze toebehoren hetzij over de grootte van ieders aandeel daarin, terwijl niet kan worden vastgesteld of bewezen aan wie van beiden deze toebehoren, dan worden deze goederen geacht toe te behoren aan ieder van de echtgenoten voor een gelijk deel.’
2.2. Sinds 1999 hebben partijen een Jack Russell, genaamd Milo. Omstreeks 2002 heeft Milo drie pups gekregen, waarvan partijen één, Herman, hebben behouden.
2.3. In oktober 2009 heeft [de vrouw] de echtelijke woning verlaten.
3. Het geschil
3.1. De vordering van [de man] strekt ertoe [de vrouw] te gebieden uiterlijk binnen 24 uur na deze uitspraak de Jack Russells Milo en Herman aan [de man] af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [de vrouw] nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00,
met veroordeling van [de vrouw] in de kosten van het geding.
3.2. [de vrouw] Heeft verweer gevoerd.
4. De beoordeling
4.1. Evenals ter zitting overweegt de voorzieningenrechter dat uit de overgelegde stukken niet voldoende kan worden vastgesteld wie van partijen de eigendom van de in geding zijnde honden heeft. Met inachtneming van artikel 3 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden tussen partijen worden deze goederen dan ook geacht toe te behoren aan ieder van de echtgenoten voor een gelijk deel.
4.2. Met het oog daarop heeft de voorzieningenrechter ter zitting overwogen dat het alleszins redelijk is dat ieder van partijen de zorg over één van de honden krijgt. Partijen hebben daarmee ter zitting ook ingestemd. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter overwogen het bezwaarlijk te achten bij vonnis een keuze tussen beide honden te moeten maken.
Desgevraagd hebben partijen ingestemd dit door het lot te laten beslissen.
Daartoe heeft de voorzieningenrechter een munt opgegooid. De uitkomst daarvan was dat [de vrouw] Milo zou behouden en [de man] Herman zou verkrijgen.
4.3. Gelet op het vorenstaande wordt de gevraagde voorziening toegewezen, met dien verstande dat [de vrouw] worden veroordeeld Herman aan [de man] af te geven op een in onderling overleg te bepalen tijdstip.
Gelet op het verhandelde ter zitting – met name de instemming van partijen het lot te laten beslissen over de voorliggende vraag – ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de uitspraak te versterken met een dwangsom.
4.4. Waar partijen (voormalige) echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt [de vrouw] de Jack Russell Herman op een in onderling overleg te bepalen tijdstip, doch in elk geval binnen twee dagen na betekening van deze uitspraak, aan [de man] af te geven;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.?