RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 118934 / FA RK 10-1398
beschikking d.d. 15 februari 2011
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H.G.E. Klatter,
de man,
in rechte niet verschenen.
De rechtbank heeft op 14 september 2010 een tussenbeschikking gewezen.
Het verzoekschrift is bij herstelexploot op 21 september 2010 aan de man betekend.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank neemt hier over hetgeen werd overwogen en beslist in haar beschikking van
14 september 2010. Daarbij werd iedere beslissing aangehouden en is de vrouw in de gelegenheid gesteld een herstelexploot te doen uitbrengen.
Op 23 september 2010 is het verzoekschrift bij herstelexploot opnieuw aan de man betekend.
Tussen partijen staat het volgende vast:
- zij zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen;
- zij hebben het gezag over de minderjarige kinderen A. en B.;
* hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
Ontvankelijkheid
De vrouw heeft op 9 juni 2010 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. Dit verzoek bevat geen ouderschapsplan ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen.
De rechtbank stelt vast dat daardoor niet is voldaan aan het in artikel 815, tweede en derde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste.
De vrouw heeft in het verzoekschrift aangegeven dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan te overleggen omdat de man uit de echtelijke woning is vertrokken zonder achterlating van enig adres. De vrouw kan op geen enkele wijze contact verkrijgen met de man en derhalve ook niet het door haar eenzijdig opgestelde concept-ouderschapsplan met hem bespreken.
De vrouw heeft het door haar eenzijdig opgestelde concept-ouderschapsplan overgelegd.
De rechtbank acht de uitzonderingssituatie zoals omschreven in artikel 815, zesde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Het verzoek van de vrouw kan dan ook ontvankelijk worden geacht, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan.
De rechtbank stelt vast dat het bepaalde in artikel 815, tweede tot en met vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet aan de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek in de weg staat.
Beoordeling
Het verzoek tot echtscheiding is naar het oordeel van de rechtbank als niet onrechtmatig en op de wet gegrond toewijsbaar, evenals de gevraagde nevenvoorzieningen, behoudens het volgende.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat het door haar eenzijdig opgestelde concept-ouderschapsplan in de beschikking wordt opgenomen. De man is niet in rechte verschenen en heeft zich daartegen dus niet verweerd. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
Van een ouderschapsplan in de zin van artikel 815, tweede lid, Rv is pas sprake indien partijen overeenstemming hebben bereikt over de daarin opgenomen onderwerpen. Nu er echter, zoals hiervoor is weergegeven, tussen partijen geen enkel contact meer is en het niet mogelijk is gebleken het concept-ouderschapsplan te bespreken, is er op geen enkel punt uitdrukkelijk overeenstemming. Het door de vrouw opgestelde concept-ouderschapsplan is daarom geen ouderschapsplan in de zin van de wet, zodat dit niet als “ouderschapsplan” de beschikking kan worden opgenomen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot opname in de beschikking dan ook afwijzen.
De rechtbank overweegt voorts dat in het concept-ouderschapsplan zodanig veel onderwerpen met een hoog detailniveau zijn opgenomen dat het verzoek tot het opnemen van dit concept niet kan worden geïnterpreteerd als enkel een verzoek tot het treffen van een nevenvoorzieningen met betrekking tot de zorg- en contactregeling. Het verzoek is daartoe te weinig gespecificeerd.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen;
gelast partijen de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap te verdelen;
benoemt, tenzij partijen binnen acht dagen na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. M. Wouters te Veendam om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bewerkstelligen op de door de notaris te bepalen tijd en plaats;
benoemt mr. G. Meijer, advocaat te Veendam, tot onzijdig persoon om die partij, die niet mocht meewerken aan deze verdeling, daarbij te vertegenwoordigen en naar eigen beste inzicht daarbij de belangen van die partij te behartigen;
bepaalt dat de vrouw vanaf de dag dat deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster is van de woonruimte te C.;
bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen A. en B. bij de vrouw is;
bepaalt dat de man met ingang van de dag waarop deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van € 250,-- per kind per maand dient te betalen;
bepaalt dat de man vanaf de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een bedrag van € 1000,-- bruto per maand dient te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens ten aanzien van de echtscheiding;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze ter zitting van
15 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
IP