ECLI:NL:RBGRO:2011:BP7516
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.A. Flinterman
- J.P. Evenhuis
- J.H.H.M. Dorscheidt
- Rechtspraak.nl
Verklaring voor recht van nauwe persoonlijke betrekking tussen biologische vader en minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man die verzocht om te verklaren dat er tussen hem en zijn in Honduras geboren minderjarige dochter sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, zoals bedoeld in artikel 1:204, eerste lid, aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek. De man, die in de periode van juni 2002 tot maart 2003 in Honduras verbleef, had daar een affectieve relatie met de moeder van de minderjarige. Uit deze relatie is de minderjarige geboren, en uit DNA-onderzoek is vastgesteld dat de man de biologische vader is. De man heeft de minderjarige financieel onderhouden en heeft haar op school ingeschreven. Hij heeft ook meerdere keren Honduras bezocht, waar de minderjarige bij hem verbleef.
De moeder van de minderjarige heeft bij notariële akte de voogdij aan de man toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de minderjarige in Honduras ook in Nederland als rechtsgeldig kan worden erkend, mits dit niet in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strijdigheid met de Nederlandse rechtsorde is, en heeft het verzoek van de man toegewezen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vrouw niet is verschenen, ondanks dat zij op de juiste wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft de beschikking op 11 januari 2011 uitgesproken, met mr. M.M. Verbeek als griffier.