ECLI:NL:RBGRO:2010:BO7030

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119702/FA RK 10-1715
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan tussen partijen met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 23 november 2010, hebben de ouders van het minderjarige kind A een verzoek tot echtscheiding ingediend. De vrouw heeft op 12 juli 2010 een eenzijdig verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, maar dit verzoek bevatte geen door beide partijen overeengekomen ouderschapsplan. De rechtbank constateert dat hierdoor niet is voldaan aan de vereisten van artikel 815, tweede en derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man heeft aangegeven dat er aanvankelijk pogingen zijn gedaan om in onderling overleg tot een ouderschapsplan te komen, maar dat de vrouw het opgestelde plan op het laatste moment niet heeft geaccepteerd. De man verzoekt het concept-ouderschapsplan, met zijn aanpassingen, op te nemen in de beschikking.

De rechtbank oordeelt dat het in het belang van het kind is dat de ouders zelf afspraken maken over de zorg- en opvoedingstaken, en dat het de voorkeur verdient om dit zonder rechterlijke tussenkomst te doen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat overleg over het ouderschapsplan voorafgaand aan het verzoek tot echtscheiding redelijkerwijs niet mogelijk was. Hierdoor staat het ontbreken van een ouderschapsplan voorlopig aan de ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding in de weg.

De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding en de nevenvoorzieningen aangehouden, en de zaak verwezen naar de rol om de vrouw in de gelegenheid te stellen een ondertekend ouderschapsplan over te leggen of een beroep te doen op de uitzonderingssituatie zoals beschreven in artikel 815, zesde lid, Rv. De beslissing is aangehouden tot 14 december 2010, zodat partijen de kans krijgen om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 119702 / FA RK 10-1715
beschikking d.d. 23 november 2010
in de zaak van:
de vrouw,
advocaat mr. E. van Bommel,
en
de man,
advocaat F. Gosselaar.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 12 juli 2010 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding en heeft tevens nevenvoorzieningen verzocht.
Een afschrift van het verzoekschrift is aan de man betekend op 22 juli 2010.
De man heeft tijdig een verweerschrift ingediend.
RECHTSOVERWEGINGEN
tussen partijen staat het volgende vast:
- zij zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen,
- zij hebben het gezag over het minderjarige kind A;
* hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
Ontvankelijkheid
De vrouw heeft op 12 juli 2010 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen ingediend. Dit verzoek bevat geen door de vrouw en de man overeengekomen ouderschapsplan ten aanzien van het minderjarige kind van partijen.
De rechtbank stelt vast dat daardoor niet is voldaan aan het in artikel 815, tweede en derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste.
De vrouw stelt dat partijen tevergeefs hebben getracht in onderling overleg een ouderschapsplan op te stellen. De vrouw heeft een eenzijdig opgesteld concept-ouderschapsplan overgelegd. Zij verzoekt dit ouderschapsplan op te nemen in de beschikking.
De man stelt dat partijen aanvankelijk getracht hebben in minnelijk overleg de echtscheidingsprocedure in gang te zetten. Zij hebben daartoe bemiddeling gevraagd van een notaris, welke notaris aan de hand van bij partijen levende gedachten een ouderschapsplan heeft opgesteld.
Dit ouderschapsplan is door de vrouw op het laatste moment niet geaccepteerd. De man heeft nadien geen ander ouderschapsplan ontvangen dan het bij het verzoekschrift gevoegde, door de vrouw eenzijdig opgestelde, concept ouderschapsplan.
De man kan zich in grote lijnen vinden in dit concept-ouderschapsplan. Hij verzoekt het ouderschapsplan, met inachtneming van de door hem voorgestelde aanpassingen, op te nemen in de beschikking.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het alleszins mogelijk moet worden geacht dat partijen zelf afspraken maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de informatie en consultatie en (wellicht, maar dat zal misschien praktisch lastiger zijn) ook over de kinderalimentatie. De standpunten lijken immers niet ver uit elkaar te liggen. In deze situatie dienen partijen zelf nogmaals te trachten, eventueel met hulp van hun advocaten, om definitieve afspraken te maken, deze neer te leggen in een ouderschapsplan en dit plan te ondertekenen. Bezien vanuit het belang van Milan verdient het ook de voorkeur als de ouders zelf een regeling treffen, zonder rechterlijke tussenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve onvoldoende aangetoond dat overleg over het ouderschapsplan tussen partijen voorafgaand aan het indienen van het verzoek tot echtscheiding redelijkerwijs niet mogelijk was, zodat er vooralsnog geen sprake is van een uitzonderingssituatie zoals omschreven in artikel 815, zesde lid, Rv. Het ontbreken van een ouderschapsplan staat derhalve (vooralsnog) aan de ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding in de weg.
De rechtbank zal dan ook het verzoek tot echtscheiding, alsmede alle verzochte nevenvoorzieningen, aanhouden in afwachting van nader overleg tussen partijen over de invulling van het ouderschapsplan. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol teneinde de vrouw (als verzoekende partij) in de gelegenheid te stellen alsnog een door hen beiden ondertekend ouderschapsplan te overleggen, dan wel een beroep te doen op de in artikel 815, zesde lid, Rv neergelegde uitzonderingssituatie en deze te onderbouwen.
BESLISSING
houdt iedere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 14 december 2010 teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen een ouderschapsplan over te leggen dan wel zich bij akte nader uit te laten zoals hiervoor is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze op 23 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.