ECLI:NL:RBGRO:2010:BN5877

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118345/FA RK 10-1180
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan in het geval van uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw op 12 mei 2010 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij zij tevens nevenvorderingen heeft verzocht. De partijen zijn gehuwd op 18 juli 1996 en hebben samen het gezag over hun minderjarige kind. De vrouw heeft aangegeven dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan over te leggen, omdat er geen contact meer is tussen de partijen. Dit gebrek aan contact heeft geleid tot de conclusie dat er geen overeenstemming kan worden bereikt over het ouderschapsplan. Een complicerende factor is dat de minderjarige bij beschikking van 2 maart 2010 voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zich beroept op de uitzonderingssituatie van artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank overweegt dat de uithuisplaatsing van de minderjarige een reden kan zijn waarom ouders niet in staat zijn om een ouderschapsplan te overleggen. Dit is het geval wanneer aannemelijk is dat de ouders door de uithuisplaatsing geen feitelijke invulling kunnen geven aan hun ouderlijke verantwoordelijkheden en dus moeilijk afspraken kunnen maken over zorg- en opvoedingstaken.

De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot echtscheiding en de nevenvorderingen aan te houden en de zaak te verwijzen naar een zitting. Dit is gedaan om partijen te horen in aanwezigheid van vertegenwoordigers van jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen omdat het niet duidelijk is of de vrouw daadwerkelijk in een situatie verkeert waarin zij redelijkerwijs niet in staat is een ouderschapsplan te overleggen. De rechtbank heeft een verhoor van partijen ter zitting gepland op 11 november 2010.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 118345 / FA RK 10-1180
beschikking d.d. 31 augustus 2010
in de zaak van:
de vrouw,
advocaat mr. E. Henkelman,
en
de man,
in rechte niet verschenen.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 12 mei 2010 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding en heeft tevens nevenvoorzieningen verzocht.
Een afschrift van het verzoekschrift is aan de man betekend op 20 mei 2010.
De man heeft binnen de termijn, gesteld in het exploot van betekening, geen verweerschrift ingediend.
RECHTSOVERWEGINGEN
Tussen partijen staat het volgende vast:
- zij zijn gehuwd op 18 juli 1996 in de gemeente Utrecht in algehele gemeenschap van goederen;
- zij hebben het gezag over hun minderjarige kind;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
De ontvankelijkheid
De vrouw heeft op 12 mei 2010 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen ingediend. Dit verzoek bevat geen door de vrouw en de man overeengekomen ouderschapsplan ten aanzien van het minderjarige kind van partijen.
De rechtbank stelt vast dat daardoor niet is voldaan aan het in artikel 815, tweede en derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste.
De vrouw heeft in het verzoekschrift aangegeven dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan te overleggen omdat partijen geen contact meer hebben, zodat het niet mogelijk is gebleken om overeenstemming over het ouderschapsplan te krijgen. Zij geeft aan dat een complicerende factor is dat de minderjarige bij beschikking van 2 maart 2010 voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst. De vrouw heeft zich op de uitzonderingssituatie van artikel 815 lid 6 Rv beroepen.
De man heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het feit dat een minderjarige uit huis is geplaatst kan een reden zijn waarom de ouders redelijkerwijs geen ouderschapsplan kunnen overleggen indien aannemelijk is dat de ouders tengevolge van de uithuisplaatsing voorlopig geen, of een zeer beperkte, feitelijke invulling kunnen geven aan hun ouderlijke taken en verantwoordelijkheden en dus ook moeilijk afspraken kunnen maken over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, de informatie en consultatie, en de kinderalimentatie op de korte termijn.
Bij beschikking van 10 maart 2010 is de voorlopige uit huis plaatsing van de minderjarige voor de duur van drie maanden (tot 2 juni 2010) bekrachtigd. Blijkens deze beschikking heeft de (echtscheidings)strijd tussen de ouders mede ten grondslag gelegen aan deze beslissing tot bekrachtiging.
Door partijen zijn geen gegevens verstrekt over eventuele opvolgende kinderbeschermingsmaatregelen na 2 juni 2010. Voorts verzoekt de vrouw als nevenvordering bij haar echtscheidingsverzoek het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen.
Onder deze omstandigheden is het de rechtbank niet duidelijk of de vrouw (als verzoekende partij) verkeert in een situatie als hiervoor omschreven, tengevolge waarvan zij redelijkerwijs niet in staat is een ouderschapsplan te overleggen.
In verband hiermee zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding, alsmede alle verzochte nevenvoorzieningen aanhouden en de zaak verwijzen naar een zitting, teneinde partijen te horen in aanwezigheid van vertegenwoordigers van jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming.
BESLISSING
houdt iedere beslissing aan en bepaalt een verhoor van partijen ter zitting met gesloten deuren van deze rechtbank op donderdag 11 november 2010 om 14.15 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze ter zitting van 31 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.