ECLI:NL:RBGRO:2010:BN5877
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en ouderschapsplan in het geval van uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft de vrouw op 12 mei 2010 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij zij tevens nevenvorderingen heeft verzocht. De partijen zijn gehuwd op 18 juli 1996 en hebben samen het gezag over hun minderjarige kind. De vrouw heeft aangegeven dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan over te leggen, omdat er geen contact meer is tussen de partijen. Dit gebrek aan contact heeft geleid tot de conclusie dat er geen overeenstemming kan worden bereikt over het ouderschapsplan. Een complicerende factor is dat de minderjarige bij beschikking van 2 maart 2010 voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zich beroept op de uitzonderingssituatie van artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank overweegt dat de uithuisplaatsing van de minderjarige een reden kan zijn waarom ouders niet in staat zijn om een ouderschapsplan te overleggen. Dit is het geval wanneer aannemelijk is dat de ouders door de uithuisplaatsing geen feitelijke invulling kunnen geven aan hun ouderlijke verantwoordelijkheden en dus moeilijk afspraken kunnen maken over zorg- en opvoedingstaken.
De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot echtscheiding en de nevenvorderingen aan te houden en de zaak te verwijzen naar een zitting. Dit is gedaan om partijen te horen in aanwezigheid van vertegenwoordigers van jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen omdat het niet duidelijk is of de vrouw daadwerkelijk in een situatie verkeert waarin zij redelijkerwijs niet in staat is een ouderschapsplan te overleggen. De rechtbank heeft een verhoor van partijen ter zitting gepland op 11 november 2010.