ECLI:NL:RBGRO:2010:BN3882

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119962/HA RK 10-290
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 22 juli 2010 heeft de Rechtbank Groningen een verzoek tot wraking behandeld van mr. M. Baijens, advocaat van verzoekster, tegen rechter-commissaris mr. A.F. Gerding. Het verzoek tot wraking was ingediend omdat de rechter-commissaris had geweigerd een specifieke opmerking van de getuige [X] op te nemen in het proces-verbaal van het verhoor. De getuige had tijdens zijn verhoor gezegd dat het asociaal was wat er gebeurde, maar de rechter-commissaris had enkel genoteerd dat de getuige op een boerse manier opmerkingen had gemaakt. Verzoekster stelde dat deze weigering blijk gaf van vooringenomenheid van de rechter-commissaris, wat de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou kunnen brengen.

Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek hebben zowel mr. Baijens als mr. Gerding hun standpunten toegelicht. Mr. Baijens benadrukte het belang van het opnemen van alle details in het proces-verbaal, terwijl mr. Gerding stelde dat de getuige niet kon bevestigen dat hij de opmerking had gemaakt die verzoekster wilde laten opnemen. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris niet onpartijdig had gehandeld en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.

De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters, met de mededeling dat de beslissing zo spoedig mogelijk op schrift zou worden gesteld.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 119962 / HA RK 10-290
Datum beslissing: 22 juli 2010
Beslissing op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. M. Baijens.
1. Procesverloop
1.1. Op 22 juli 2010 heeft mr. A.F. Gerding, als rechter-commissaris in deze rechtbank, in de strafzaak tegen verzoekster de getuige [X] gehoord. Bij dit verhoor was
mr. M. Baijens als advocaat van verzoekster aanwezig.
1.2. Tijdens voornoemd verhoor heeft mr. Baijens de rechter-commissaris gewraakt.
Mr. Gerding heeft niet in deze wraking berust.
1.3. Op 22 juli 2010 is het verzoek tot wraking in het openbaar behandeld, waarbij na uitroeping van de zaak mr. Baijens en mr. Gerding zijn verschenen. Mr. Baijens heeft het verzoek toegelicht. Hierop heeft mr. Gerding gereageerd.
1.4. Vervolgens heeft de voorzitter de mondelinge behandeling gedurende enige tijd geschorst. Na deze schorsing heeft de voorzitter mondeling de beslissing van de meervoudige kamer medegedeeld onder aanzegging dat deze beslissing zo spoedig mogelijk op schrift zal worden gesteld.
2. Het standpunt van verzoekster
2.1. Verzoekster heeft ter onderbouwing van het wrakingverzoek het volgende naar voren gebracht. De rechter-commissaris heeft geweigerd in het proces-verbaal van verhoor van getuige [X] op te nemen dat deze getuige tijdens zijn verblijf in de woning van verzoekster tegen de politieagenten heeft gezegd dat het asociaal was wat er gebeurde. De rechter-commissaris heeft volstaan met op te nemen dat de getuige op een boerse manier opmerkingen tegen de politieagenten heeft gemaakt. Deze algemene opmerking geeft echter onvoldoende de gedragingen van de getuige ten tijde van het politieonderzoek in de woning van verzoekster weer. De stelling van verzoekster is dat deze getuige zich ten tijde van dit onderzoek zodanig heeft gedragen dat de politie geen goed en volledig onderzoek heeft kunnen uitvoeren. Ter kleuring van de situatie in de woning is het dan ook van belang dat ieder detail omtrent het optreden van de getuige aldaar wordt opgenomen, zo ook zijn opmerking tegen de politieagenten dat het asociaal was wat er gebeurde. Door te weigeren deze opmerking op te nemen heeft de rechter-commissaris blijkt gegeven van vooringenomenheid.
3. Het standpunt van mr. Gerding
3.1. Mr. Gerding heeft onderschreven dat het van belang is door een getuige gegeven details in het proces-verbaal van verhoor zo volledig mogelijk op te nemen. Bij het opnemen van de getuigenverklaring is het van belang zo dicht mogelijk bij de door de getuige afgelegde verklaring en gebruikte bewoordingen te blijven. In dit geval heeft de getuige verklaard dat hij niet weet wat hij letterlijk tegen de in de woning van verzoekster aanwezige politieagenten heeft gezegd, maar dat hij wel weet dat hij de politieagenten op een boerse manier heeft aangesproken. Deze verklaring is dan ook in het proces-verbaal van verhoor opgenomen. De getuige heeft de vraag van de advocaat of hij tegen de politieagenten heeft gezegd dat het asociaal was wat er gebeurde niet bevestigd. De kleuring van hetgeen zich in de woning heeft voorgedaan en hoe de getuige zich aldaar heeft gedragen had wellicht nog aan de orde kunnen komen, maar door de wraking zijn we daar niet aan toegekomen.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is het uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat het door de rechter-commissaris genoemde uitgangspunt dat bij het opnemen van de verklaring van een getuige in het proces-verbaal van verhoor zo dicht mogelijk bij de door de getuige afgelegde verklaring en bewoordingen moet worden gebleven, geen blijk geeft van vooringenomenheid. Daarbij komt dat de rechter-commissaris de mogelijkheid heeft vragen te beletten zonder dat dit op zichzelf blijk geeft van vooringenomenheid. In het onderhavige geval was er voor de advocaat bovendien nog gelegenheid aanvullende vragen te stellen over hetgeen zich in de woning heeft voorgedaan en omtrent de wijze waarop de getuige zich aldaar tegenover de politieagenten heeft gedragen. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris met de weigering de door de advocaat gewenste passage in het proces-verbaal van verhoor op te nemen geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Het onderhavige verzoek tot wraking wordt derhalve afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking,
5.3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, mr. Gerding en de officier van justitie.
Aldus gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. E.J. Oostdijk en G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.H. Beuker en in het openbaar uitgesproken
op 22 juli 2010.
chb