vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 116407 / KG ZA 10-70
Vonnis in kort geding van 4 maart 2010
STICHTING BETAALD VOETBAL VEENDAM,
gevestigd te Veendam,
eiseres,
advocaat mr. W.L.R. Schuurmans,
1. [A],
gevestigd te [vestig[woonplaats],
2. [B],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [C],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.C. van Driel.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid: BV Veendam, [A], [B], dan wel [C] waar het de persoon van [C] betreft en [D] waar het alle gedaagden gezamenlijk betreft.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling op 25 februari 2010, waarbij namens BV Veendam is
verschenen [E], voorzitter, bijgestaan door mrs. Schuurmans en [F]
en namens [D] [G], als accountant werkzaam bij [D], bijgestaan door
mr. Van Driel,
- de pleitnota, tevens inhoudende wijziging van eis, van mr. Schuurmans,
- de pleitnota van mr. Van Driel.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. BV Veendam exploiteert aan de Langeleegte te Veendam een betaald voetbalorganisatie.
2.2. [A] is een vennootschap met een beperkt eigen vermogen welke zich blijkens het handelsregister bezighoudt met managementconsultancy. [B] voert directie over [A] en is enig aandeelhouder van deze onderneming. [B] voert, naast directie over [A], directie over een elftal andere besloten vennootschappen en heeft een substantieel eigen vermogen. [C] is statutair directeur en enig aandeelhouder van [B].
2.3. Op 22 mei 2008 hebben BV Veendam en [A] (in de overeenkomst als [A] aangeduid) een sponsorovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is namens BV Veendam ondertekend door [H], secretaris, en namens [A] door [C]. In de overeenkomst is onder andere het volgende bepaald:
Artikel 1
[A] verkrijgt het recht om in woord en beeld reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsor-logo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten. (…)
Artikel 7
De onderhavige overeenkomst heeft een looptijd van 1 jaar, ingaande 1 juli 2008 en derhalve eindigende 30 juni 2009. (…)
Artikel 8
De vergoeding die [A] aan BV Veendam is verschuldigd bedraagt
€ 900.000,00 excl. BTW per jaar, te voldoen in 4 termijnen, (…)
2.4. Bij raadsvergadering van 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad van Veendam aan BV Veendam een overbruggingskrediet ter beschikking gesteld van € 350.000,00.
Als één van de in het raadsbesluit genoemde voorwaarden geldt de ondertekening van een verklaring/garantstelling door een groep ondernemers/sponsoren. In dat kader heeft
[C] namens [B] op 28 mei 2008 een verklaring ondertekend waarin onder andere het volgende is opgetekend:
Ondergetekenden verklaren:
1. Bereid te zijn de (eventuele) exploitatietekorten van de stichting Betaald Voetbal Veendam over de voetbalseizoenen 2008/2009 en volgende(n) volledig te willen financieren en dus volledig garant te zullen staan voor het dekken van de jaarlijkse exploitatietekorten.
2. Bereid te zijn burgemeester en wethouders van Veendam (B&W) inzage te geven in al die stukken die nodig zijn om te concluderen, dat ondergetekenden feitelijk in staat zijn om de onder 1 bedoelde garantstelling hard te maken.
3. Aan de onder 1 bedoelde garantstelling de voorwaarde te verbinden, dat er duidelijk zicht ontstaat op het bouwen van een nieuw voetbalstadion voor/door de Stichting Betaald Voetbal Veendam in de gemeente Veendam.
4. Aan de onder 3 bedoelde voorwaarde wordt voldaan op het moment, dat de gemeenteraad van Veendam heeft besloten het college van B&W de opdracht te geven de plannen tot het bouwen van het onder 3 bedoelde stadion uit te werken.
2.5. Op 15 juli 2008 is tussen BV Veendam en [A] een aanvullende sponsorovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het voetbalseizoen 2008/2009.
Deze overeenkomst is namens BV Veendam ondertekend door [H], secretaris, en namens [A] door [C]. In de overeenkomst is onder andere het volgende bepaald:
Artikel 1
[A] zal Veendam een bedrag ter beschikking stellen groot EUR 300.000,00 exclusief BTW, zulks onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat BV Veendam dit bedrag uitsluitend mag aanwenden voor de financiering van nieuwe spelers. Ten bewijze van de juiste aanwending van het in het kader van deze overeenkomst aan BV Veendam ter beschikking gestelde budget, zal BV Veendam op eerste afroep [A] inzage verschaffen in haar boekhouding waaruit de overeengekomen aanwending zal blijken. (…)
Artikel 2
[A] verkrijgt hiervoor het recht reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsorlogo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten. (…)
2.6. Op 28 april 2009 hebben BV Veendam en [A] wederom een sponsorovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is namens BV Veendam ondertekend door [H], secretaris, en namens [A] door [C]. In de overeenkomst is onder andere het volgende bepaald:
Artikel 1
[A] verkrijgt het recht om in woord en beeld reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsor-logo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten. (…)
Artikel 7
De onderhavige overeenkomst heeft een looptijd van 1 jaar, ingaande 1 juli 2009 en derhalve eindigende 30 juni 2010. (…)
Artikel 8
De vergoeding die [A] aan BV Veendam is verschuldigd bedraagt
€ 1.300.000,00 excl. BTW per jaar, (…)
2.7. Het exploitatietekort van BV Veendam tot en met 31 december 2009 bedroeg
EUR 654.000,00.
2.8. Medio januari 2010 is [C] uitgetreden als bestuurder van BV Veendam.
2.9. Op 25 januari 2010 heeft BV Veendam bij monde van haar voorzitter [E] aan [C] en [G] onder andere het volgende geschreven:
(…) Wij zien geen andere mogelijkheid dan om de vordering op [A] voor incasso uit handen te geven, teneinde surseance en/of faillissement te voorkomen. Wij zullen hiertoe overgaan indien niet uiterlijk dinsdag 26 januari vóór 12.00 uur een bedrag van
€ 250.000,00 is ontvangen, (…) Indien morgen vóór 12.00 uur geen betaling en/of borgstelling / garantstelling zal zijn ontvangen, zijn wij van mening dat het gezien de belangverstrengeling die zich niet alleen bij u, maar ook bij de heer [G] voordoet, het wenselijk, zo niet noodzakelijk is dat ook de heer [G] zijn functie met onmiddellijke ingang zal neerleggen. (…)
2.10. Bij brief van 10 februari 2010 heeft [C] aan de voorzitter van BV Veendam onder andere het volgende meegedeeld:
(…) Ik heb vorige week en ook afgelopen zaterdag nogmaals volledig tekst en uitleg gegeven.
De juridische status kan op dit moment in het midden blijven, want op dit moment kan [A] niets meer betalen!
Afgezien van het feit dat er geen geld is, zitten er ook geen voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen in [A]. Dat verandert natuurlijk niet op het moment als jullie het incassotraject in willen gaan. Het enige resultaat dat die actie zal hebben is dat de omgeving alleen nog maar kopschuwer wordt en de redding moeilijker. (…)
2.11. Op 15 februari 2010 heeft BV Veendam in kort geding [A], [B] en [C] in persoon gedagvaard.
2.12. Op 18 februari 2010 heeft [H] als bestuurder van BV Veendam ontslag genomen. Op dezelfde datum heeft het bestuur van BV Veendam op verzoek van de Raad voor Commissarissen [G] per direct ontslagen.
2.13. Bij vonnis in kort geding van 19 februari 2010 heeft de voorzieningenrechter BV Veendam in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
2.14. Bij besluit van 19 februari 2010 heeft de Raad van Commissarissen van BV Veendam [J] benoemd tot nieuwe bestuurder van BV Veendam. Op dezelfde dag heeft het bestuur van BV Veendam, bestaande uit [E], [I] en [J] besloten [C] in persoon, [B] en [A] in rechte te betrekken.
2.15. Op eveneens 19 februari 2010 heeft de gemeente Veendam bij monde van B&W het besluit genomen tot opeisen van de door [B] op 28 mei 2008 gegeven garantie voor het exploitatietekort van BV Veendam.
2.16. Op 22 februari 2010 heeft de gemeente aan BV Veendam last en volmacht gegeven het exploitatietekort waarvoor [B] zich op 28 mei 2008 garant heeft gesteld namens haar te incasseren.
2.17. Bij brief van 22 februari 2010 heeft BV Veendam [D] verzocht en gesommeerd zorg te dragen voor betaling van EUR 654.000,00. [D] hebben hieraan geen gehoor gegeven.
3.1. BV Veendam vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, en tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
I.
primair 1 – [A] en [B] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling van de door hen aan BV Veendam verschuldigde sponsorbijdragen, concreet inhoudende dat [A] en [B] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, zullen worden veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan BV Veendam te voldoen het bedrag van EUR 1.385.000,00 vermeerderd met de daarover verschuldigde BTW, dan wel enig ander bedrag zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de verschuldigde vertragingsrente, gelijk aan de wettelijke handelsrente, gerekend vanaf de dag volgend op die waarop uiterlijk tot betaling had dienen te worden overgegaan tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente, en wel vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
primair 2 – [B] te veroordelen tot betaling van de door haar aan BV Veendam verschuldigde bijdrage in het exploitatieverlies c.q. tot betaling van het door haar aan BV Veendam verschuldigde ter zake het exploitatietekort, dit tot 1 februari 2010 belopende EUR 655.000,00 en wel binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis, dan wel enig ander bedrag zoals de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de verschuldigde vertragingsrente gelijk aan de wettelijke handelsrente, gerekend vanaf de dag volgend op die waarop uiterlijk tot betaling had dienen te worden overgegaan tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente en wel vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair – voor zover de voorzieningenrechter van mening mocht zijn dat er geen sprake kan zijn van vereenzelviging, [B] en [C] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn geweten, ten titel van schadevergoeding (althans als voorschot daarop) te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan BV Veendam te betalen een bedrag van EUR 1.385.000,00 vermeerderd met de daarover verschuldigde BTW, dan wel enig ander bedrag zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
II.
[D] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn geweten, te veroordelen aan BV Veendam te voldoen het (gematigde) bedrag ad EUR 3.500,00, ter zake de buitengerechtelijke incassokosten, dan wel subsidiair een billijke vergoeding voor de geleden vermogensschade conform artikel 6:96 BW;
III.
[D] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van deze procedure, onder de bepaling dat [D] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis zullen zijn betaald.
3.2. [A], [B] en [C] hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van BV Veendam in haar vorderingen, dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van BV Veendam in de kosten van dit geding.
4. De beoordeling
Met betrekking tot het besluit van BV Veendam van 19 februari 2010
4.1. [D] hebben zich op het standpunt gesteld dat [G] op 18 februari 2010 niet op rechtsgeldige wijze als bestuurslid van BV Veendam is ontslagen. Ingevolgde de statuten is immers de Raad van Commissarissen bevoegd een bestuurslid te ontslaan en niet het bestuur. Ten tijde van de benoeming van [J] tot bestuurder van BV Veendam was [G] derhalve nog steeds in functie, zodat het bestuur op dat moment uit drie leden bestond. Daar de Raad van Commissarissen ingevolge de statuten slechts een bestuurslid kan benoemen als er minder dan drie bestuursleden zijn, hetgeen dus niet het geval was, is de benoeming van [J] evenmin rechtsgeldig. Het besluit van het bestuur van 19 februari 2010 om [D] (wederom) in rechte te betrekken is ondertekend door de voorzitter [E] en [J], niet door [I]. Voorgaande betekent dat het besluit om [D] (opnieuw) in rechte te betrekken niet op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen, zodat BV Veendam in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.3. In artikel 7, eerste lid, van de statuten is bepaald dat de Raad van Commissarissen het bestuur kan verzoeken een bestuurslid te ontslaan wegens verwaarlozing van zijn taak of andere gewichtige redenen. Onweersproken is door BV Veendam gesteld dat het bestuur bij het ontslag van [G] op 18 februari 2010 heeft gehandeld op verzoek van de Raad van Commissarissen, hetgeen voorshands in lijn moet worden geacht met het in artikel 7, eerste lid, van de statuten bepaalde. Evenmin is weersproken dat het bestuur van BV Veendam [G] schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van diens ontslag als bestuurslid. In het licht van deze omstandigheden is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [G] overeenkomstig de statuten en derhalve rechtsgeldig is ontslagen als bestuurslid van BV Veendam.
4.4. Het voorgaande betekent dat het bestuur van BV Veendam op 19 februari 2010 nog slechts twee bestuursleden telde, te weten [E] en [I]. [C] was immers reeds uitgetreden, [H] had ontslag genomen en [G] was ontslagen. Ingevolge het bepaalde in artikel 8, onder b, van de statuten was de Raad van Commissarissen op dat moment bevoegd [J] als (derde) bestuurslid te benoemen.
4.5. Blijkens het overgelegde besluit van 19 februari 2010 heeft het voltallige bestuur van BV Veendam, op dat moment bestaande uit [E], [I] en [J], besloten een (nieuwe) gerechtelijke invordering tegen [C] in te stellen. Gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de statuten, te weten: “alle besluiten worden, (…), genomen met meerderheid van stemmen, in een vergadering waarin tenminste drie bestuursleden aanwezig zijn”, is dit besluit in overeenstemming met de statuten genomen. Dat het besluit niet door alle bestuursleden is ondertekend, doet daaraan niet af.
4.6. Aldus acht de voorzieningenrechter, voorshands oordelend, het besluit van het bestuur van BV Veendam van 19 februari 2010 om [D] (opnieuw) in rechte te betrekken in overeenstemming met de statuten en derhalve rechtsgeldig genomen. Het verweer van [D] strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van BV Veendam in haar vorderingen wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot de vorderingen uit hoofde van de sponsorovereenkomsten
4.7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vordering van BV Veendam met betrekking tot de nakoming van de sponsorovereenkomsten hier op neer komt dat [D] nog EUR 1.385.000,00 aan BV Veendam moeten voldoen.
Dit bedrag is volgens BV Veendam als volgt opgebouwd:
(i) EUR 900.000,00 uit hoofde van de sponsorovereenkomst voor het seizoen 2008/2009,
(ii) EUR 300.000,00 uit hoofde van de aanvullende sponsorovereenkomst voor het seizoen 2008/2009,
(iii) EUR 975.00,00 uit hoofde van de reeds vervallen betalingstermijnen van de sponsorovereenkomst door het seizoen 2009/2010 en
(iv) EUR 325.000,00 uit hoofde van de laatste betalingstermijn van de overeenkomst voor het seizoen 2009/2010, welke termijn op 1 april 2010 zal vervallen.
Op voornoemd bedrag moeten, zoals BV Veendam stelt, de reeds door [D] gedane betalingen – tot heden een bedrag van EUR 1.125.000,00 – in mindering worden gebracht.
4.8. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.9. Uit de stelling van BV Veendam dat [D] EUR 1.125.000,00 heeft voldaan, leidt de voorzieningenrechter af dat de hiervoor onder (i) aangeduide vordering reeds is voldaan, zodat BV Veendam op betaling van dit sponsorcontract geen aanspraak meer kan maken.
4.10. In de aanvullende sponsorovereenkomst voor het seizoen 2008/2009 is onder andere opgenomen dat [A] aan BV Veendam EUR 300.000,00 ter beschikking zal stellen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat BV Veendam dit bedrag uitsluitend mag aanwenden voor de financiering van nieuwe spelers.
De voorzieningenrechter stelt vast dat BV Veendam niet heeft weersproken dat zij niet aan deze voorwaarde heeft voldaan en zelfs heeft erkend dat het geld is gebruikt voor lopende zaken, zoals het betalen van de reguliere salarissen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de vordering van BV Veendam voor zover deze is gebaseerd op de onder (ii) bedoelde sponsorovereenkomst afgewezen dient te worden.
4.11. De voorzieningenrechter stelt met betrekking tot de hiervoor onder (iv) bedoelde vordering vast dat het gaat om een betalingstermijn die pas op 1 april 2010 vervalt.
Dit betekent dat BV Veendam pas vanaf dat moment aanspraak kan maken op die betalingstermijn. Om die reden kan die vordering (nu nog) niet worden toegewezen.
4.12. Met betrekking tot de onder (iii) bedoelde vordering stelt de voorzieningenrechter voorop dat op dit bedrag allereerst (het restant van) de door [D] gedane betalingen in mindering gebracht dienen te worden. BV Veendam heeft gesteld dat door [D] reeds EUR 1.125.000,00 is betaald. Zoals hiervoor reeds is overwogen hebben [D] aldus de onder (i) bedoelde vordering voldaan. Nu deze EUR 900.000,00 bedraagt, resteert van de door [D] gedane betalingen nog EUR 225.000,00, zodat van de onder (iii) bedoelde vordering een bedrag van EUR 750.000,00 resteert.
Met betrekking tot de sponsorovereenkomst voor het seizoen 2009/2010
4.13. BV Veendam heeft gesteld dat de sponsorovereenkomst voor het seizoen 2009/2010 een wederkerige overeenkomst om baat is die door [D] nagekomen moet worden. [D] hebben gesteld dat de overeenkomst een pro-forma overeenkomst is die louter en alleen is opgesteld om de KNVB-licentie voor het seizoen 2009/2010 veilig te stellen. Voor beide partijen was van meet af aan duidelijk dat het in de overeenkomst genoemde bedrag niet voldaan behoefde te worden, aldus [D], en nu het nimmer de bedoeling van partijen is geweest deze overeenkomst uit te voeren, kan BV Veendam hieraan geen rechten ontlenen.
4.14. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.15. Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen die een overeenkomt sluiten, gehouden zijn de in die overeenkomst opgenomen wederzijdse verplichtingen na te komen. Met betrekking tot de inhoud van de uit de overeenkomst voor partijen voortvloeiende wederzijdse verplichtingen zal in beginsel de tekst van de overeenkomst leidend zijn, alsook hetgeen partijen op grond van de overeenkomst over en weer van elkaar mochten verwachten.
4.16. De voorzieningenrechter stelt vast dat de onderhavige sponsorovereenkomst voor het seizoen 2009/2010 is opgesteld door [H], toenmalig bestuurslid van BV Veendam, en dat de overeenkomst namens BV Veendam is ondertekend door diezelfde [H] en namens [A] door [C], die op dat moment eveneens bestuurslid was van BV Veendam. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de overeenkomst voor het seizoen 2009/2010 (bijna) woordelijk gelijk is aan de overeenkomst die partijen hebben gesloten voor het seizoen 2008/2009 en dat uit de bewoordingen van de overeenkomst duidelijk blijkt welke wederzijdes verlichtingen BV Veendam enerzijds en [A] anderzijds op zich hebben genomen. Tevens stelt de voorzieningenrechter vast dat partijen de overeenkomst extern hebben gebruikt ter verkrijging van een KNVB-licentie voor het seizoen 2009/2010.
4.17. In het licht van deze omstandigheden en tegen de achtergrond van het hiervoor genoemde uitgangspunt acht de voorzieningenrechter [A] in beginsel gehouden haar uit de overeenkomst voortvloeiden verplichtingen jegens BV Veendam na te komen. Dit kan slechts anders zijn als partijen daadwerkelijk hebben afgesproken dat [A] haar verplichtingen niet zou behoeven na te komen.
Nu [A] zich op een dergelijke afspraak beroept, ligt het op haar weg die afspraak met voldoende zwaarwegende en vaststaande feiten en/of omstandigheden te onderbouwen.
4.18. Door [A] is in het kader van die onderbouwing gewezen op de verklaringen van [C], [G] en [K], inhoudende dat er sprake was van een pro-forma overeenkomst, alsook van projecten ‘30 van Midwolda’ en ‘60 van Las Palmas,’ waarmee de begroting van BV Veendam voor het seizoen 2009/2010 sluitend gekregen moest worden. Ook heeft [A] verwezen naar de notulen van bestuursvergaderingen nadat de sponsorovereenkomst was gesloten, waaruit zou blijken dat in het bestuur ook na de totstandkoming van deze overeenkomst is gesproken over het sluitend krijgen van de begroting voor het seizoen 2009/2010.
4.19. BV Veendam heeft bij monde van haar voorzitter [E] erkend dat partijen in afwijking van de overeenkomst hebben afgesproken dat [A] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou behoeven na te komen wanneer door middel van de projecten ‘30 van Midwolda’ dan wel ‘60 van Las Palmas’ voldoende gelden gegenereerd zouden worden om tot een sluitende begroting voor het seizoen 2009/2010 te komen. Nu middels deze projecten de beoogde gelden niet zijn gegenereerd, is [A] volgens BV Veendam alsnog gehouden haar verplichtingen uit de overeenkomst na te komen.
4.20. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [D] onvoldoende zwaarwegende en vaststaande feiten en/of omstandigheden hebben aangevoerd om af te wijken van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt dat [A] de overeenkomst dient na te komen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat aan de verklaringen van [C], [G] en [K] geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend, gelet op het belang dat [C] bij dit standpunt heeft en het feit dat zowel [G] als [K] in loondienst bij [C] werkzaam zijn. Bovendien heeft [K] enkel verklaard dat [C] de overeenkomst snel heeft getekend, hetgeen op zichzelf een verklaring zonder waarde is.
De verklaring van [G] is evenmin zwaarwegend, nu hij in zijn verklaring een andere tijdslijn uitzet dan uit de feiten naar voren komt. Uit zijn verklaring volgt immers dat er is gesproken over het genereren van gelden middels de ‘60 van Las Palmas’ en dat in afwachting van die realisatie door BV Veendam en [A] de overeenkomst is getekend om de begroting sluitend te krijgen, terwijl uit de feiten blijkt dat de overeenkomst reeds op 28 april 2009 is ondertekend en de ‘60 van Las Palmas’ eerst in mei 2009 (verklaring [G]) dan wel juni 2009 (verklaring [E]) heeft plaatsgevonden.
Ook het feit dat na het sluiten van de sponsorovereenkomst in het bestuur is gesproken over het sluitend krijgen van de begroting is van onvoldoende gewicht, nu dit in lijn is met de verklaring van [E] dat geprobeerd zou worden met behulp van de ‘60 van Las Palmas’ geld te generen, waardoor de verplichtingen voor [D] uit hoofde van de overeenkomst zouden verminderen.
4.21. De voorzieningenrechter is gezien het voorgaande voorshands van oordeel dat [A] haar uit de sponsorovereenkomst van 28 april 2009 voortvloeiende verplichtingen jegens BV Veendam dient na te komen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, bedraagt deze verplichting thans EUR 750.000,00, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
4.22. De vordering van BV Veendam om ook [B] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van dat bedrag op grond van vereenzelviging van [A] en [B] zal daarentegen worden afgewezen.
Vereenzelviging van een rechtspersoon met een andere rechtspersoon kan slechts worden aangenomen op basis van zodanig bijzondere omstandigheden dat feitelijk het identiteitsverschil tussen de betrokken rechtspersonen kan worden weggedacht. Hiervan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in casu geen sprake.
[A] is immers van meet af aan expliciet de contractpartij van BV Veendam geweest, zodat slechts zij de uit de overeenkomst voortvloeide verplichtingen is aangegaan. Het enkele feit dat [B] een groot deel van de facturen heeft voldaan, maakt niet dat [A] daarom met deze rechtspersoonlijkheid moet worden geïdentificeerd. Ditzelfde geldt voor het feit dat beide ondernemingen op hetzelfde adres zijn gevestigd. Evenmin rechtvaardigt de omstandigheid dat [A] onvoldoende eigen vermogen heeft om deze vordering te voldoen, de conclusie dat de contractsverplichtingen doorschuiven naar de vennootschap die over [A] de directie voert. Voorts is van de gestelde vereenzelviging evenmin gebleken, nu [A] een zogenaamde ‘slapende’ vennootschap is die zich bezighoudt met managementconsultancy terwijl [B] een vennootschap betreft die het beheer voert over in totaal 12 ondernemingen.
Met betrekking tot onrechtmatig handelen van [B] en/of [C]
4.23. Tussen partijen is niet in geschil dat [A] haar contractuele verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 28 april 2009 jegens BV Veendam niet zal kunnen nakomen. BV Veendam heeft zich dienaangaande op het standpunt gesteld dat [B] en [C] uit onrechtmatig handelen aansprakelijk zijn voor de schade die BV Veendam daardoor leidt.
4.24. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.25. In het geval een schuldeiser van een vennootschap benadeeld wordt door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder sprake zijn indien (onder meer) de bestuurder heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.
Deze aansprakelijkheid mag alleen worden aangenomen waneer aan de bestuurder, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
4.26. De voorzieningenrechter is van oordeel dat thans van een dergelijke situatie sprake is. [B] heeft als bestuurder en enig aandeelhouder van [A], haar dochtervennootschap [A] met BV Veendam een sponsorovereenkomst laten aangaan, waarvan [B] wist dat [A] niet zelfstandig haar uit die overeenkomst voorvloeiende verplichtingen zou kunnen nakomen en evenmin verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Doordat [B] in weerwil van deze wetenschap [A] deze verplichtingen met BV Veendam heeft aan laten gaan, heeft [B] jegens BV Veendam onrechtmatig gehandeld. Dit brengt met zich dat [B] aansprakelijk is voor de schade die BV Veendam door het niet nakomen van [A] van haar verplichtingen leidt.
4.27. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat niet enkel [B] aansprakelijk is voor de bij BV Veendam ontstane schade, nu die schade in dit geval mede veroorzaakt is door omstandigheden die aan BV Veendam zelf zijn toe te rekenen.
De overeenkomst is opgesteld en ondertekend door [H] en [C]. Beiden vervulden op dat moment, naast hun directe betrokkenheid bij de ondernemingen van [C], tevens een bestuursfunctie bij BV Veendam, namelijk secretaris respectievelijk bestuurslid.
Dit brengt met zich dat ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst ook het bestuur van BV Veendam wist, en in ieder geval redelijkerwijze had behoren te weten, dat [A] de aangegane verplichtingen niet zelfstandig zou kunnen nakomen en evenmin verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dit betekent dat het bestuur van BV Veendam een eigen verantwoordelijkheid (oftewel een eigen aandeel) heeft in de schade die BV Veendam leidt als gevolg van het feit dat [A] haar verplichtingen uit de sponsorovereenkomst jegens BV Veendam niet kan nakomen.
4.28. Uit de wet vloeit voort dat in een dergelijk geval de aansprakelijkheid verdeeld moet worden in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de aansprakelijkheid gezien de aan [B] en BV Veendam toe te rekenen omstandigheden aldus verdeeld moeten worden dat zij ieder 50% van de schade dienen te dragen. De verplichtingen van [A] jegens BV Veendam zijn hiervoor reeds gesteld op EUR 750.000,00 , zodat, indien [A] deze verplichtingen jegens BV Veendam niet kan nakomen, [B] aan BV Veendam bij wijze van schadevergoeding 50% van dit bedrag behoort te vergoeden, te weten
EUR 375.000,00.
4.29. De voorzieningenrechter zal de vordering om ook [C] persoonlijk aansprakelijk te stellen afwijzen. Voorshands wordt aangenomen dat [C] heeft gehandeld als bestuurder namens [B], welke onderneming ten tijde van het sluiten van het contract wel over voldoende middelen beschikte om de sponsorovereenkomst na te komen.
Met betrekking tot het exploitatietekort
4.30. Op 26 mei 2008 heeft de gemeente Veendam een overbruggingkrediet aan BV Veendam van EUR 350.000,00 ter beschikking gesteld. Daarbij heeft de gemeente een garantstelling van een groep ondernemers/sponsoren als voorwaarde gesteld. Op 28 mei
2008 heeft [B] zich bereid verklaard de (eventuele) exploitatietekorten van BV Veendam volledig te willen financieren en dus garant te staan voor het dekken van de jaarlijkse exploitatietekorten. Thans bedraagt het exploitatietekort van BV Veendam ongeveer EUR 654.000,00, waarin overigens – zo blijkt uit de stukken – de oninbaarheid van de onderhavige sponsorovereenkomst is verwerkt.
Op 19 februari 2010 heeft de gemeente Veendam het besluit genomen tot opeisen van de door [B] gegeven garantie voor het exploitatietekort van BV Veendam, waarna de gemeente Veendam op 22 februari 2010 aan BV Veendam last en volmacht heeft gegeven deze garantstelling namens haar te incasseren.
4.31. Los van de logica van het voorgaande, of welhaast het gebrek daaraan, constateert de voorzieningenrechter dat gesteld noch gebleken is dat de gemeente Veendam ter inning van het gestelde exploitatietekort van BV Veendam in de richting van de garantsteller [B] tot op heden stappen heeft ondernomen. Evenmin is gesteld of gebleken dat BV Veendam in haar verplichtingen ter zake aflossing van de aan de garantstelling ten grondslag liggende lening jegens de gemeente Veendam tot op heden is tekort geschoten. Tot slot is gesteld noch gebleken dat de gemeente Veendam dermate financiële problemen heeft die maken dat de gemeente de garantstelling van [B] thans moeten uitwinnen. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken dat de gemeente Veendam een spoedeisend belang heeft bij deze vordering.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze spoedeisendheid vervolgens niet gecreëerd worden door, zoals in casu het geval is, de vordering over te dragen aan een partij die wel in financieel zwaar weer verkeert. Vanwege het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang zal deze vordering dan ook worden afgewezen.
Met betrekking tot de incassokosten
4.32. De voorzieningenrechter constateert dat de vordering tot vergoeding van de incassokosten niet is weersproken, zodat deze als gevorderd zullen worden toegewezen.
Met betrekking tot de proceskosten
4.33. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt [A] om aan BV Veendam te betalen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van EUR 750.000,00 (zevenhonderdvijftig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [B], enkel in het geval [A] niet aan haar hiervoor onder r.o. 5.1. vermelde verplichting heeft voldaan, om aan BV Veendam te betalen ten titel van schadevergoeding binnen twee dagen nadat door [A] niet aan haar hiervoor onder r.o. 5.1. vermelde verplichting is voldaan, een bedrag van
EUR 375.000,00 (driehonderdvijfenzeventig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf twee dagen nadat door [A] niet aan haar hiervoor onder
r.o. 5.1. vermelde verplichting heeft voldaan, tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [A] en [B] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn geweten, om aan BV Veendam te betalen EUR 3.500,00 (drie duizend vijfhonderd euro) ter zake de buitengerechtelijke incassokosten,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2010.?