ECLI:NL:RBGRO:2010:BL4492

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116231/KG ZA 41-57
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van sponsorovereenkomst door BV Veendam

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 19 februari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BV Veendam en meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. De eiseres, BV Veendam, vorderde nakoming van een sponsorovereenkomst en stelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor een bedrag van € 1.385.000,00, vermeerderd met BTW. De gedaagden voerden aan dat BV Veendam niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de bestuursbeslissing om de procedure te starten niet rechtsgeldig was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het bestuur van BV Veendam op 25 januari 2010 een rechtsgeldig besluit had genomen om de procedure te starten. De rechter concludeerde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren en verklaarde BV Veendam niet-ontvankelijk in haar vordering. Tevens werd BV Veendam veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.079,00 werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van een rechtsgeldige besluitvorming binnen een bestuur en de gevolgen van het niet naleven van statutaire bepalingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 116231 / KG ZA 10-57
Vonnis in kort geding van 19 februari 2010
in de zaak van
de stichting
STICHTING BETAALD VOETBAL VEENDAM,
gevestigd te Veendam,
eiseres,
advocaten mrs. W.L.R. Schuurmans en C. Boungay,
tegen
1. [gedaagde sub 1].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde sub 2].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [gedaagde sub 3], wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.C. van Driel.
Partijen zullen hierna genoemd worden: BV Veendam, [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 3] of [gedaagden] (waar alle gedaagden worden bedoeld).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding;
• de mondelinge behandeling waar namens BV Veendam zijn verschenen [A], voorzitter, bijgestaan door mrs. Schuurmans en Boungay. Namens [gedaagden] is [gedaagde sub 3] verschenen. Als toehoorders/informanten waren ondermeer aanwezig twee bestuursleden van BV Veendam: [B] (penningmeester) en [C];
• de op 16 februari 2010 in het geding gebrachte producties van mr. Van Driel;
• de pleitnota van mr. Schuurmans;
• de pleitnota van mr. Van Driel.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
2.2. BV Veendam exploiteert een betaald voetbalorganisatie aan de Langeleegte te Veendam.
2.3. [gedaagde sub 1] exploiteert een vennootschap welke zich blijkens het handelsregister bezighoudt met managementconsultancy. [gedaagde sub 2] voert directie over [gedaagde sub 1] en is tevens enig aandeelhouder van deze onderneming. [gedaagde sub 1] is een zogenaamde ‘slapende’ vennootschap met een beperkt eigen vermogen. [gedaagde sub 2] voert directie over twaalf besloten vennootschappen en heeft een substantieel eigen vermogen.
2.4. [gedaagde sub 3] is statutair directeur en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 2]
[B] staat eveneens als bestuurder van [gedaagde sub 2] geregistreerd.
2.5. Op 22 mei 2008 hebben BV Veendam en [gedaagde sub 1] een sponsorovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is (voor zover thans van belang) het volgende bepaald:
(…)
Artikel 1
[gedaagde sub 1] verkrijgt het recht om in woord en beeld reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsor-logo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten.(…)
Artikel 7
De onderhavige overeenkomst heeft een looptijd van 1 jaar, ingaande 1 juli 2008 en derhalve eindigende 30 juni 2009. (…)
Artikel 8
De vergoeding die [gedaagde sub 1] aan BV Veendam is verschuldigd bedraagt € 900.000,00 excl. BTW per jaar, te voldoen in 4 termijnen, (…)
2.6. Bij raadsvergadering van 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad van Veendam aan BV Veendam een overbruggingskrediet ter beschikking gesteld ter hoogte van € 350.000,00. Als één van de in het raadsbesluit genoemde voorwaarden geldt de ondertekening van een verklaring/garantstelling door een groep ondernemers/sponsoren. In dat kader heeft [gedaagde sub 3] namens [gedaagde sub 2] op 28 mei 2008 een verklaring ondertekend waarin het volgende is opgetekend (voor zover thans van belang):
(…)
Ondergetekenden verklaren:
1. Bereid te zijn de (eventuele) exploitatietekorten van de stichting Betaald Voetbal Veendam over de voetbalseizoenen 2008/2009 en volgende(n) volledig te willen financieren en dus volledig garant te zullen staan voor het dekken van de jaarlijkse exploitatietekorten.
2. Bereid te zijn burgemeester en wethouders van Veendam (B&W) inzage te geven in al die stukken die nodig zijn om te concluderen, dat ondergetekenden feitelijk in staat zijn om de onder 1 bedoelde garantstelling hard te maken.
3. Aan de onder 1 bedoelde garantstelling de voorwaarde te verbinden, dat er duidelijk zicht ontstaat op het bouwen van een nieuw voetbalstadion voor/door de Stichting Betaald Voetbal Veendam in de gemeente Veendam.
4. Aan de onder 3 bedoelde voorwaarde wordt voldaan op het moment, dat de gemeenteraad van Veendam heeft besloten het college van B&W de opdracht te geven de plannen tot het bouwen van het onder 3 bedoelde stadion uit te werken.
2.7. Op 15 juli 2008 is tussen de onder 2.5 genoemde partijen een aanvullende sponsorovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het voetbalseizoen 2008/2009. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde sub 1] gehouden aan BV Veendam te betalen een bedrag van € 300.000,00 (exclusief BTW). [gedaagde sub 1] heeft daarbij wederom het recht bedongen om in woord en beeld reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsorlogo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten.
2.8. Voor het seizoen 2009/2010 hebben voormelde partijen opnieuw een overeenkomst getekend, er toe strekkende dat [gedaagde sub 1] gehouden is aan BV Veendam te betalen een bedrag van € 1.300.000,00 (exclusief BTW). Ingevolge deze overeenkomst heeft [gedaagde sub 1] wederom het recht verkregen om in woord en beeld reclame te maken door gebruik van haar naam en sponsorlogo ter bevordering van haar bedrijfsactiviteiten.
2.9. Medio januari 2010 is [gedaagde sub 3] uitgetreden als bestuurder van BV Veendam.
2.10. Bij schrijven van 21 januari 2009 (bedoeld zal zijn: 2010) heeft de Raad van Commissarissen van BV Veendam het bestuur als volgt bericht (voor zover hier van belang):
(…) Alhoewel wij uiteraard zeer veel respect hebben voor hetgeen de heer [gedaagde sub 3] voor de voetbalclub heeft gedaan zijn wij als Raad van Commissarissen genoodzaakt onze wettelijke en statutaire taken in dit kader na te leven. Dit houdt onzes inziens in dat wij het bestuur bij dezen met klem verzoeken om het ertoe te brengen dat de bedrijven van de heer [gedaagde sub 3] worden gehouden aan hun contractuele verplichtingen. (…) Uiteraard gaan wij er in dit kader vanuit dat de bedrijven van de heer [gedaagde sub 3] in staat zijn hun verplichtingen na te komen. Mocht dat onverhoopt anders liggen, dan zal uiteraard moeten worden onderzocht – een en ander op de kortst mogelijke termijn – welke betalingsmogelijkheden de bedrijven van de heer [gedaagde sub 3] wel hebben in dit verband. (…)
2.11. Op 25 januari 2010 heeft BV Veendam (bij monde van haar voorzitter) aan [gedaagde sub 3] en [B] (voor zover thans van belang) geschreven:
(…) Naar aanleiding van het indringende advies van de Raad van Commissarissen, u wel bekend, hebben wij de laatste dagen alsmede hedenochtend intensief beraadslaagd over de inmiddels ontstane situatie en meer in het bijzonder het nijpende karakter er van.
Wij zien geen andere mogelijkheid dan om de vordering op [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 1] voor incasso uit handen te geven, teneinde surseance en/of faillissement te voorkomen. Wij zullen hiertoe overgaan indien niet uiterlijk dinsdag 26 januari vóór 12.00 uur een bedrag van € 250.000,00 is ontvangen, (…)
Indien morgen vóór 12.00 uur er geen betaling en/of borgstelling/garantstelling zal zijn ontvangen, zijn wij van mening dat het gezien de belangverstrengeling die zich niet alleen bij u, maar ook bij de heer [B] voordoet, het wenselijk, zo niet noodzakelijk is dat ook de heer [B] zijn functie met onmiddellijke ingang zal neerleggen. (…)
2.12. Bij brief van 10 februari 2010 heeft [gedaagde sub 3] aan de voorzitter van BV Veendam het volgende (voor zover thans van belang) meegedeeld:
(…) Ik heb vorige week en ook afgelopen zaterdag nogmaals volledig tekst en uitleg gegeven. De juridische status kan op dit moment in het midden blijven, want op dit moment kan [gedaagde sub 1] niets meer betalen!
Afgezien van het feit dat er geen geld is, zitten er ook geen voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen in [gedaagde sub 1]. Dat verandert natuurlijk niet op het moment als jullie het incassotraject in willen gaan. Het enige resultaat dat die actie zal hebben is dat de omgeving alleen nog maar kopschuwer wordt en de redding moeilijker.
(…)
2.13. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van 15 februari 2010 heeft de stichting BV Veendam een bestuur bestaande uit [A] (voorzitter), [D] (secretaris), [B] (penningmeester) en [C].
2.14. Bij brieven van 15 februari 2010 heeft [D] aan de overige bestuursleden (voor zover hier van belang) geschreven:
(…) Dan de ingezette actie tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Wij hebben met elkaar gesproken over het starten van invorderingsmaatregelen. Voor de goede orde, dat was vóórdat [naam] volledige tekst en uitleg heeft gegeven. Voorzoveel nodig heeft [naam] inmiddels ook schriftelijk kenbaar gemaakt dat [gedaagde sub 1] op dit moment niets meer kan betalen. Reeds ter gelegenheid van de gezamenlijke vergadering in Pekela heb ik aangegeven dat mij in dat kader het doorzetten van een invorderingsprocedure noch zinvol, noch opportuun voorkomt. (…)
Zoals [naam] in zijn email van 12 februari jl. al terecht heeft opgemerkt, zou duidelijkheid over de inbaarheid van de vorderingen kunnen bijdragen aan de overlevingskansen. Deze inbaarheid is er met betrekking tot de vorderingen op [gedaagde sub 3] mijns inziens reëel bezien, niet. (…)
2.15. Op 15 februari 2010 heeft [B] via email aan de overige bestuursleden geschreven:
Tot mijn verbazing vernam ik hedenochtend dat er morgen een kort gedingprocedure jegens [gedaagden] dient. Ik vind dit volstrekt onbegrijpelijk en zeker niet in het belang van de BV Veendam. Ik keur deze actie expliciet af en stem (voor de goede orde) tegen invordering. Ik sluit mij hier aan bij de overwegingen zoals die door [D] hedenochtend per brief is meegedeeld. Ik verzoek u deze procedure per direct in te trekken.
3. Het geschil
BV Veendam vordert (nadat zij haar eis ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft gewijzigd) thans:
I. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, aan haar te betalen, binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de door hen aan haar verschuldigde sponsorbijdragen ten belope van € 1.385.000,00, zulks te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW, dan wel [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 800.000,00 te vermeerderen met BTW, dan wel enig ander bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de vertragingsrente, gelijk aan de wettelijke handelsrente, gerekend vanaf de dag volgend op die waarop uiterlijk tot betaling had dienen te worden overgegaan tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente, en wel vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen aan haar te betalen een bedrag ad € 3.500,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten, dan wel subsidiair een billijke vergoeding voor de gelden vermogensschade conform artikel 6:96 BW;
III. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van de procedure, onder de bepaling dat [gedaagden] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis zullen zijn betaald.
4. Het standpunt van BV Veendam
4.1. BV Veendam betwist het standpunt van [gedaagden] dat de bestuursbeslissing om de onderhavige procedure op te starten in strijd met de statuten tot stand is gekomen. Bij brief van 21 januari 2009 heeft de Raad van Commissarissen het bestuur de opdracht gegeven rechtsmaatregelen te treffen. Bij bestuursbesluit van 25 januari 2010 heeft het bestuur aldus besloten. Artikel 14 lid 1 van de statuten bepaalt dat besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen in een vergadering waarin tenminste drie bestuursleden aanwezig zijn. Het besluit is ten kantore van [D] éénstemmig genomen. Aanwezig waren de bestuursleden [A], [C] en [D]. [B] verbleef in het buitenland.
4.2. Op basis van de sponsorovereenkomst 2009/2010 heeft BV Veendam haar licentie van de KNVB verkregen. Haar begroting is (ondermeer) ingericht op de uit deze overeenkomst te genereren inkomsten. Het ten processe door [gedaagden] ingenomen standpunt dat slechts sprake zou zijn van een pro-forma overeenkomst is onjuist en valt niet te rijmen met de inhoud van het schrijven van [gedaagde sub 3] d.d. 10 februari 2010.
4.3. Tussen partijen zijn wederkerige overeenkomsten tot stand gekomen op grond van welke overeenkomsten [gedaagde sub 1] is gehouden aan BV Veendam te voldoen een bedrag van € 1.200.000,00 (€ 900.000,00 + € 300.000,00) betreffende het seizoen 2008/2009 en een bedrag van € 1.300.000,00 betreffende het seizoen 2009/2010.
4.4. De sponsorbijdrage voor 2009/2010 diende in vier termijnen van € 325.000,00 te worden voldaan. Inmiddels zijn drie termijnen opeisbaar zodat zij over 2009/2010 in elk geval € 975.000,00 heeft te vorderen. Nu [gedaagden] thans aanvoeren dat zij aan de op basis van de sponsorovereenkomsten bestaande verplichtingen reeds hebben voldaan (en derhalve weigeren tot verdere betaling over te gaan) maakt zij tevens aanspraak op de vierde termijn van € 325.00,00.
4.5. [gedaagde sub 2] heeft aanvankelijk steeds uitvoering gegeven aan de sponsorcontracten en een bedrag van (in totaal) € 1.125.000,00 voldaan. Nu [gedaagde sub 2] de op grond van de overeenkomsten bestaande verplichtingen kennelijk heeft overgenomen, is zij eveneens aan de overeenkomsten gebonden Zij heeft thans van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te vorderen (€ 1.200.000,00 + € 1.300.000,00 - € 1.115.000,00 =) € 1.385.000,00, een en ander te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW.
4.6. BV Veendam heeft spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening. De balans van BV Veendam vertoont een negatief vermogen. Zij heeft een tekort van € 800.000,00 om de exploitatie van dit seizoen te kunnen bekostigen. Komende week dienen salarissen te worden uitgekeerd.
4.7. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] zijn aan de sponsorovereenkomsten gebonden. Er is sprake van vereenzelviging. Materieel gezien zijn de vennootschappen één en dezelfde. De bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 1] is [gedaagde sub 2]. De bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 2] is [gedaagde sub 3]. Feitelijk heeft [gedaagde sub 3] volledige zeggenschap over beide vennootschappen. Er is sprake van vermogensvermenging tussen de vennootschappen nu de sponsorovereenkomsten, door [gedaagde sub 1] aangegaan, (aanvankelijk) steeds zijn nagekomen door [gedaagde sub 2]. Beide vennootschappen ontplooien dezelfde activiteiten en hebben hetzelfde kantooradres, telefoonnummer en faxnummer. Nu sprake is van vereenzelviging kan BV Veendam tevens verhaal nemen op de vermogensbestanddelen van [gedaagde sub 2].
4.8. [gedaagde sub 2] heeft misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen de vennootschappen. [gedaagde sub 2] heeft onrechtmatig gehandeld jegens BV Veendam. De door BV Veendam geleden schade is gelijk aan het bedrag van haar vordering op [gedaagde sub 1].
In dit verband verwijst zij naar het arrest Rainbow Products-Ontvanger (HR 13 oktober 2000, NJ 2000,698) waarin (voor zover hier van belang) het volgende is bepaald:
(…) door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze twee rechtspersonen en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik dient te worden aangemerkt als onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. (…)
De gedragingen van een natuurlijke persoon kunnen een onrechtmatige daad van een rechtspersoon opleveren indien zij in het maatschappelijke verkeer als een gedraging van de rechtspersoon hebben te gelden. De handelingen van [gedaagde sub 3], als enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 2] dienen te worden beoordeeld alsof zij werden verricht door [gedaagde sub 2].
4.9. Het is vaste rechtspraak dat de bestuurder van een vennootschap die bij het aangaan van de overeenkomst namens die vennootschap met een derde, wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat die vennootschap niet, of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen jegens die wederpartij zou kunnen voldoen en evenmin verhaal kan bieden, jegens die derde persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden uit hoofde van onrechtmatige daad (HR 10 juni 1994, NJ 1994, 766). [gedaagde sub 3] heeft onrechtmatig jegens BV Veendam gehandeld. Hij heeft de sponsorovereenkomst getekend namens [gedaagde sub 1] terwijl hij op de hoogte was van het feit dat [gedaagde sub 1] niet over de middelen beschikte om aan de op basis van die overeenkomsten in het leven geroepen verplichtingen te voldoen. Door zijn handelen heeft [gedaagde sub 3] onvoldoende rekening gehouden met de verhaalspositie van BV Veendam. Dit klemt temeer nu hij bij de totstandkoming van de overeenkomsten tevens de functie van bestuurder van BV Veendam bekleedde.
4.10. Ter zake van een vordering van de gemeente Veendam op BV Veendam heeft [gedaagde sub 2] zich garant gesteld. Deze garantstelling staat los van de op grond van de sponsorovereenkomsten bestaande verplichtingen.
5. Het standpunt van [gedaagden]
5.1. Blijkens het uittreksel van het handelsregister van 15 februari 2010 bestaat het bestuur van BV Veendam thans uit 4 leden: [A], [D], [B] en [C]. Uit de door [gedaagden] in het geding gebrachte producties blijkt dat [D] en [B] het besluit tot het initiëren van de voorliggende procedure niet steunen. [gedaagden] voeren aan dat het besluit om onderhavige procedure te initiëren niet overeenkomstig de statutaire bepalingen van BV Veendam tot stand is gekomen. BV Veendam dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2. De sponsorovereenkomst 2009/2010 moet worden gekwalificeerd als een pro-forma overeenkomst, welk slechts door partijen is opgemaakt ten behoeve van het verkrijgen van een licentie van de KNVB. Partijen hebben nimmer beoogd uitvoering aan deze overeenkomst te geven. Het project Las Palmas (een investeringsproject in onroerend goed dat samenhing met een nieuw te realiseren stadion langs de N33) diende voldoende middelen te genereren om de begroting in het jaar 2009/2010 sluitend te krijgen. [gedaagde sub 1] heeft nimmer gebruik gemaakt van de overeenkomsten toegekende (beperkte) reclamemogelijkheden. In het kader van de sponsorovereenkomsten is aldus door BV Veendam nimmer een tegenprestatie geleverd.
5.3. De sponsorovereenkomsten zijn vernietigbaar op grond van artikel 2:7 BW.
5.4. Voor het geval in rechte mocht komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] aan de sponsorovereenkomsten is gebonden, voeren [gedaagden] aan dat er geen grond is voor het doorbreken van de aansprakelijkheid. Partijen hebben er bewust voor gekozen om [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] niet bloot te stellen aan risico’s. Dat [gedaagde sub 3] de enige belanghebbende was en dat de vennootschappen op één en hetzelfde adres zijn gevestigd, is onvoldoende om in een procedure als de onderhavige vereenzelviging aan te nemen. [gedaagden] ontkennen dat de vennootschappen dezelfde activiteiten ontplooien, evenmin is sprake geweest van vermogensvermenging. De beweerde identiteitsmisbruik is niet aannemelijk gemaakt.
5.5. In de tweede sponsorovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat het bedrag van € 300.000,00 uitsluitend kon worden gebruikt voor de aankoop van nieuwe spelers. BV Veendam heeft deze voorwaarde in de wind geslagen en de gelden aangewend ter dekking van reguliere exploitatiekosten. [gedaagde sub 1] behoudt zich het recht voor dit bedrag terug te vorderen. BV Veendam kan aan het tweede (aanvullende) sponsorcontract geen rechten ontlenen.
5.6. [gedaagde sub 2] staat borg voor verschillende leningen die door derden aan BV Veendam zijn verstrekt. De verplichtingen ter zake van die borgstellingen dienen te worden verrekend met (eventuele) aansprakelijkheden voortkomende uit de sponsorovereenkomsten.
5.7. Gezien de netele financiële positie waarin BV Veendam thans verkeert, is sprake van een onaanvaardbaar hoog restitutierisico. BV Veendam is niet bij machte om zekerheid te stellen voor het geval zij in een bodemprocedure in het ongelijk mocht worden gesteld. Ook om die reden dient de gevorderde voorziening te worden afgewezen.
6. De beoordeling
6.1. Als meest verstrekkende verweer hebben [gedaagden] aangevoerd dat BV Veendam niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het besluit om onderhavige procedure te entameren niet in overeenstemming met de statuten van BV Veendam tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt.
6.2. In de op 31 oktober 1991 ten overstaan van notaris mr. J. Dijkstra vastgelegde statutenwijziging is door BV Veendam het volgende bepaald (voor zover thans van belang):
(…)
Artikel 13
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee bestuursleden dit wenselijk achten, (…)
2. De oproeping tot de bestuursvergadering en de termijn van oproeping geschiedt op de wijze en met inachtneming van de termijn als in het huishoudelijk reglement bepaald. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld. (…)
Artikel 14
1. Alle besluiten worden, voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen met meerderheid van stemmen, in een vergadering waarin tenminste drie bestuursleden aanwezig zijn. (…)
6. Besluitvorming door het bestuur kan ook op andere wijze geschieden dan door het houden van een vergadering, met dien verstande dat geen besluit zal worden geacht te zijn genomen indien niet alle leden van het bestuur zich schriftelijk voor het voorstel hebben uitgesproken. Zodanige besluiten worden aan de notulen toegevoegd.
7. Jegens derden blijkt voldoende dat een besluit is genomen uit een door de voorzitter en sekretaris getekend afschrift of uittreksel uit de notulen van de desbetreffende vergadering of uit een door hen getekende verklaring dat een besluit als bedoeld onder sub 6 is genomen. (…)
6.3. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of het bestuur van BV Veendam op 25 januari 2010 (rechtsgeldig) tot het besluit is gekomen om in rechte nakoming van de sponsorovereenkomsten te bewerkstelligen. Op grond van de in het geding gebrachte producties alsmede op basis van hetgeen partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling over en weer naar voren hebben gebracht, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van een dergelijk besluit.
Besluitvorming ex artikel 14 lid 1
6.4. Blijkens de statuten van BV Veendam dienen besluiten (in beginsel) te worden genomen ten tijde van een daartoe opgeroepen bestuursvergadering, met meerderheid van stemmen, in een vergadering waarin tenminste drie bestuursleden aanwezig zijn.
Nog daargelaten of alle bestuursleden voor de bijeenkomst op 25 januari 2010 op behoorlijke wijze zijn opgeroepen -bestuurslid [B] betwist dat-, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat tijdens die vergadering het daadwerkelijk in gang zetten van een gerechtelijke procedure stond geagendeerd. Evenmin kan worden vastgesteld dat tijdens die bijeenkomst door een meerderheid van de (drie) aanwezige bestuursleden tot het feitelijk entameren van een kort geding procedure is besloten. Tenminste een van de toen aanwezige bestuursleden betwist dit en bewijs van het tegendeel ontbreekt, zoals uit het onderstaande blijkt.
6.5. BV Veendam heeft geen door de voorzitter en de secretaris getekende verklaring als bedoeld in artikel 14 lid 7 van de statuten in het geding gebracht, waaruit het besluit en haar inhoud onomstotelijk zou kunnen blijken. De door [A] ondertekende brief d.d. 25 januari 2010, waarin hij als voorzitter van het bestuur namens BV Veendam -kort gezegd- [gedaagde sub 3] sommeert tot betaling van een bedrag van € 250.000,00 bij gebreke waarvan de vordering ter incasso uit handen zou worden gegeven, is daartoe ontoereikend. Uit die enkele sommatiebrief blijkt immers niet dat het bestuur op 25 januari 2010 ook het besluit heeft genomen over het feitelijk opstarten van een gerechtelijke procedure. De inhoud van de schriftelijke verklaring van bestuurslid [D] (d.d. 15 februari 2010) geeft hier allerminst blijk van. Evenmin kan de brief van de Raad van Commissarissen van 21 januari 2010, die de aanleiding vormde voor bedoelde bestuursvergadering, worden gelezen als een opdracht tot het daadwerkelijk opstarten van een gerechtelijke procedure. Aldus kan -in het kader van dit kort geding waarbij geen ruimte bestaat voor uitgebreide bewijsvoering- voorshands hooguit worden aangenomen dat het bestuur, op instigatie van de Raad van Commissarissen, heeft besloten [gedaagde sub 3] formeel aan te spreken op zijn contractuele verplichtingen, maar niet dat daarbij ook is besloten om [gedaagde sub 3] vervolgens in rechte te betrekken, te meer nu ter zitting is gebleken dat in elk geval twee van de vier bestuursleden een dergelijk traject expliciet niet ondersteun(d)en.
Besluitvorming ex artikel 14 lid 6
6.6. Nu twee van de vier leden van het bestuur zich aantoonbaar en met klem tegen het opstarten van het onderhavige kort geding hebben gekeerd, kan naar het oordeel van de voorzieningen rechter evenmin sprake zijn van een rechtsgeldig besluit dat buiten vergadering tot stand is gekomen, zoals geregeld in artikel 14 lid 6 van de statuten.
6.7. Op grond van voorgaande hoort BV Veendam niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
6.8. BV Veendam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht 263,00
- overige kosten -
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.079,00.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
7.1. verklaart BV Veendam niet-ontvankelijk in haar vordering;
7.2. veroordeelt BV Veendam in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] gevallen en begroot op € 1.079,00;
7.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.?
rh