ECLI:NL:RBGRO:2009:BL0400

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108700/FA RK 09-613
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het kader van ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster, op 23 maart 2009 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Groningen. Zij verzocht om wijziging van eerdere beschikkingen van het Gerechtshof Leeuwarden en de rechtbank, zodat aan de man, verweerder, het recht op omgang met hun minderjarige kind zou worden ontzegd. De zaak werd behandeld op 20 augustus 2009, waarbij de vrouw, haar advocaat mr. S. El Hami, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De man was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over het kind hebben en dat de omgangsregeling in de praktijk niet meer kon worden uitgevoerd, aangezien de ondertoezichtstelling was beëindigd en er geen gezinsvoogd meer was. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat er geen belang meer was bij de wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank merkte op dat de man in het najaar van 2008 had aangegeven geen contact meer te willen met het kind en het initiatief tot omgang aan het kind wilde overlaten.

De rechtbank concludeerde dat er geen basis was voor een ontzegging van het recht op omgang, aangezien de man niet in strijd met het belang van het kind had gehandeld. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de eerdere beschikkingen. De beslissing werd gegeven door mr. D.J. Klijn op 1 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 108700/FA RK 09-613
beschikking d.d. 1 september 2009
in de zaak van:
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. El Hami,
en
verweerder,
hierna te noemen de man,
niet in rechte verschenen.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 23 maart 2009 een verzoekschrift ingediend.
Daarbij heeft de vrouw verzocht om bij beschikking - uitvoerbaar bij
voorraad - de beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 september 2007 en de beschikking van deze rechtbank d.d. 18 april 2008 in die zin te wijzigen, dat aan de man het recht op omgang met het minderjarige kind van partijen wordt ontzegd.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 20 augustus 2009.
Daarbij zijn de vrouw, haar advocaat mr. El Hami en mevrouw A.I. van Dijk namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, verschenen en gehoord.
Hoewel op de wettelijk voorgeschreven wijze opgeroepen is de man niet verschenen.
RECHTSOVERWEGINGEN
vaststaande feiten
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Voor dat huwelijk is op 26 september 2000 in de gemeente Groningen het thans nog minderjarige kind geboren. De man heeft [het kind] op 2 november 2001 erkend.
Het huwelijk is in oktober 2002 beëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 augustus 2003 is tussen de man en [het kind] een omgangsregeling vastgesteld inhoudende, dat de man gerechtigd is het kind één keer per drie weken gedurende twee uren op door partijen in onderling overleg te regelen data, tijdstippen en plaats omgang met [het kind] te hebben.
Bij beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 16 juni 2004 is tussen de man en [het kind] een voorlopige omgangsregeling vastgesteld inhoudende, dat de man gedurende een periode van twee maanden gerechtigd is één keer per drie weken gedurende twee uren en na deze periode één keer per twee weken gedurende drie uren op een door partijen in onderling overleg te regelen data, tijdstippen en plaats, omgang met [het kind] te hebben.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 9 mei 2007 is [het kind] onder toezicht gesteld.
Bij beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 september 2007 is een omgangsregeling tussen de man en [het kind] vastgesteld inhoudende, dat de man met ingang van 1 januari 2008 gerechtigd is om [het kind] eenmaal per twee weken gedurende de weekenden en voorts gedurende de helft van de schoolvakanties bij zich te ontvangen.
Verder is bepaald dat er tussen de man en [het kind] in de periode tot 1 januari 2008 omgang zal plaatsvinden, waarbij het aan de gezinsvoogd(-es) zal worden overgelaten om - in overleg met betrokkenen - plaats, tijd en duur van die contacten te bepalen.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 18 december 2007 is een verzoek van de man tot wijziging van het hoofdverblijf van [het kind] afgewezen.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 22 februari 2008 is de beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 september 2007 in die zin gewijzigd, dat in plaats van de vastgestelde omgangsregeling de volgende regeling zal gelden voor de duur van drie maanden:
Het contact tussen [het kind] en de man zal worden opgebouwd, waarbij het aan de gezinsvoogd wordt overgelaten om plaats, tijd en duur van de contacten te bepalen, een en ander overeenkomstig hetgeen in de beschikking is overwogen.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 18 april 2008 is de beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden in die zin gewijzigd, dat in plaats van de daar vastgestelde omgangsregeling de volgende regeling zal gelden:
Het contact tussen [het kind] en de man zal worden opgebouwd, waarbij het aan de gezinsvoogd wordt overgelaten om plaats, tijd en duur van de contacten te bepalen, een en ander overeenkomstig hetgeen in de beschikking is overwogen.
De ondertoezichtstelling is verlengd, totdat bij beschikking van deze rechtbank d.d. 19 december 2008 het verzoek tot verdere verlenging is afgewezen.
standpunt van de vrouw
De ondertoezichtstelling is naar behoren verlopen met dien verstande, dat [het kind] bleef weigeren om de man te zien.
De omgang verliep zeer stroef, ook doordat de man verschillende keren niet kwam opdagen.
In de behandeling, voorafgaande aan de beschikking van deze rechtbank van 19 december 2008, heeft de vertegenwoordiger van de gezinsvoogdij-instelling LJ&R een brief van de man voorgelezen, blijkens welke de man te kennen geeft geen contact meer met [het kind] te willen hebben en het initiatief tot omgang aan [het kind] te willen overlaten.
Het is in het belang van [het kind], dat de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden d.d.
12 september 2007 en de beschikking van deze rechtbank d.d. 18 april 2008 worden gewijzigd.
[het kind] heeft tijdens de ondertoezichtstelling voortdurend afwijzend gereageerd op iedere vorm van contact met de man, hetgeen een negatieve weerslag heeft gehad op zijn persoonlijk functioneren en op zijn schoolprestaties.
Het gaat nu goed met [het kind], hij heeft rust en stabiliteit in zijn leven.
Er is thans geen enkel contact meer tussen [het kind] en de man.
Nu de ondertoezichtstelling is opgeheven en de man afstand wenst te doen van zijn recht op omgang met [het kind] heeft de vrouw recht en belang bij het onderhavige verzoek.
beoordeling
De vrouw verzoekt wijziging van de beschikkingen van 12 september 2007 van het Gerechtshof Leeuwarden en van 18 april 2008 deze rechtbank in die zin, dat aan de man het recht op omgang met [het kind] wordt ontzegd. In beide beschikkingen is bepaald dat er omgang zal plaatsvinden, waarbij het aan de gezinsvoogd(-es) zal worden overgelaten om - in overleg met betrokkenen - plaats, tijd en duur van die contacten te bepalen.
De rechtbank stelt vast dat aan deze omgangsregeling in de praktijk rechtens geen invulling meer kan worden gegeven nu [het kind] sinds de beschikking van 19 december 2008 niet meer onder toezicht gesteld is en er dus ook geen gezinsvoogd is.
Onder deze omstandigheden heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij het onderhavige wijzigingsverzoek. Zij wordt daarom in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Voor zover het verzoek van de vrouw tevens beschouwd moet worden als een verzoek de man het recht op omgang met [het kind] te ontzeggen zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over [het kind] hebben en dat om die reden een ontzegging van het recht op omgang al niet tot de mogelijkheden behoort. Er zou op zijn hoogst sprake kunnen zijn van een schorsing van het recht op omgang gedurende bepaalde tijd indien geconcludeerd zou moeten worden dat omgang op dit moment apert in strijd met het belang van [het kind] zou zijn.
Echter ook daarvoor ziet de rechtbank geen basis. Uit de voorhanden zijnde stukken en de verklaring ter zitting leidt de rechtbank af dat de man zelf in het najaar van 2008 “de handdoek in de ring heeft gegooid” door een brief op te stellen dat hij het initiatief tot omgang verder aan [het kind] wil overlaten. Niet is gebleken van omstandigheden op basis waarvan hem het recht op omgang met [het kind] ontzegd zou moeten worden, integendeel, een doel in het kader van de onder toezicht stelling was juist dat de gezinsvoogd zou kunnen proberen deze omgang van de grond te krijgen.
BESLISSING
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 september 2007 en de beschikking van deze rechtbank d.d. 18 april 2008;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 1 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
gdk