ECLI:NL:RBGRO:2009:BL0271
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om eenoudergezag over minderjarige na echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 september 2009 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om alleen met het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind [A.] te worden belast. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. El Hami, heeft op 23 maart 2009 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzocht om bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - te bepalen dat zij het eenhoofdig gezag over [A.] zou krijgen. De man, die niet in rechte verschenen was, heeft het kind [A.] erkend na de geboorte op 2 november 2001, en de ouders zijn in oktober 2002 gescheiden.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 20 augustus 2009, waar de vrouw, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden verschillende omgangsregelingen zijn getroffen tussen de man en [A.], maar dat de omgang vaak problematisch was. De vrouw heeft aangevoerd dat de man geen invulling geeft aan zijn vaderschap en dat er spanningen zijn door de communicatieproblemen tussen de ouders.
De rechtbank overweegt dat het gezamenlijk gezag van beide ouders in principe moet blijven bestaan, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit te wijzigen. De rechtbank concludeert dat de situatie van de vrouw en het kind niet zodanig is verslechterd ten opzichte van eerdere beslissingen dat er nu wel sprake zou zijn van een onaanvaardbaar risico voor het kind. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af, omdat er onvoldoende gronden zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw alleen met het gezag te belasten. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij de rechtbank de bestaande communicatieproblemen tussen de ouders niet als voldoende ernstig heeft beoordeeld om het gezag te wijzigen.