vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 95437 / HA ZA 07-606
Vonnis van 21 oktober 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOUDIJS BOUW B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres,
advocaat mr. T.S. Plas,
1. de stichting
STICHTING GARANTIEFONDS,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. M. Kremer,
2. de rechtsperson naar Spaans recht
PRODEMA S.A.,
gevestigd te 20250 Legoretta (Guipuzcoa),
gedaagde,
advocaat mr. H.J. de Groot.
Partijen zullen hierna Koudijs Bouw B.V. en Stichting Garantiefonds c.s. genoemd worden.
1.1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 november 2007.
- de conclusie van antwoord van de zijde van Prodema
- de conclusie van antwoord van de zijde van GIP
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende wijziging van eis van de zijde van Koudijs
- de conclusie van dupliek van de zijde van Prodema
- de conclusie van dupliek van de zijde van GIP
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Koudijs heeft in de periode van mei 2002 tot juni 2003 in hoofdaanneming 96 nieuwbouwwoningen gerealiseerd in het project 'Portland' te Rhoon. Het project betrof onder andere de realisatie van 16 twee-onder-één-kap-woningen (hierna: de 16 woningen) en 56 geschakelde woningen (hierna: de 56 woningen). Koudijs heeft ten behoeve van dit project bouwmaterialen van Prodema gekocht, die waren bestemd om te worden verwerkt tot gevelbekleding. Het betrof plaatmateriaal van het type BAQ+. In 2002 heeft Prodema in totaal 1065 stuks van het plaatmateriaal geleverd door middel van een viertal leveringen. In 2003 is in totaal 1095 stuks geleverd door opnieuw vier leveringen.
2.2.Omstreeks 1998, heeft Prodema aan GIP verzocht garantie te verstrekken op, door Prodema in Nederland te leveren plaatmateriaal. GIP heeft naar aanleiding van dit verzoek aan Risk Consultants B.V. (hierna: Risk Consultants) de opdracht gegeven tot een risicoanalyse. Risk Consultants adviseerde positief omtrent het verstrekken van een garantie op plaatmateriaal van het type BAQ. In het rapport van 25 januari 1999 werd door Risk Consultants geconcludeerd:
'De plaat wordt geproduceerd in een nette fabriek en onder een goed regiem van kwaliteitsborging. De mentaliteit is goed. Voorwaarde is dat het KOMO-certificaat wordt behaald.'
2.3.Op 1 februari 2001 kende het KIWA aan het plaatmateriaal van het type BAQ+ een kwaliteitskeurmerk toe, het zogeheten KOMO attest-met- productcertificaat.
In dit certificaat staat geschreven:
'Dit attest-met-productcertificaat is op basis van BRL 4101 deel 1(..) en BRL 4101 deel 4 (..) afgegeven door KIWA.
KIWA verklaart dat Prodema BAQ+ gevelbekledingsplaten geschikt zijn voor het vervaardigen van gevelbekledingssystemen die prestaties leveren als in dit attest-met-productcertifcaat omschreven, mits:
- Prodema BAQ+ gevelbekledingsplaten voldoen aan de in dit attest-met-productcertificaat vastgelegde technische specificaties;
- de vervaardiging van gevelbekledingssystemen geschiedt overeenkomstig de in dit attest-met-productcertificaat vastgelegde verwerkingsmethoden;
- voldaan wordt aan de in dit attest-met-productcertificaat omschreven toepassingsvoorwaarden (..)'
In het aanhangsel P bij het certificaat staat verder geschreven:
'Wering tegen vocht van buiten
De gevelplaten zijn waterdicht.
De voeg- en aansluitdetails, die aangegeven zijn in de aanhangsel(s) "TS-S1" zijn waterkerend.(..)
Vervorming onder invloed van vocht en warmte
Bij een uitvoering overeenkomstig de principedetails van de aanhangsel(s) "TS-S1", treden geen vervormingen op die het esthetisch aanzien of de functionaliteit van de platen schaden. (..)
Vorstbestendigheid en weerstand tegen UV-veroudering
Op basis van kunstmatige klimaatwissel- en verouderingsproeven kan worden gesteld
dat de duurzaamheid van de platen, onder Nederlandse klimatologische omstandigheden, tenminste 10 jaar is.'
Op basis van monsters genomen op 20 november 2002 en 13 februari 2003, heeft KIWA het onderzoek herhaald. KIWA gaf op 15 maart 2004 opnieuw het KOMO attest-met-productcertificaat af voor het plaatmateriaal van het type BAQ+.
2.4.In de offerte van 26 juni 2002 die door de vertegenwoordiger van Prodema in de Benelux, Mikas architektuur B.V. (hierna: Mikas) aan Koudijs is gestuurd, staat vermeld:
'Naar aanleiding van uw onderhoud (..) sturen wij u namens Prodema s.a. in Spanje de offerte van Prodema plaatmateriaal voor het project 96 woningen te Barendrecht/Alblasserwaard. Prodema plaatmateriaal wordt geleverd conform de leveringsvoorwaarden Prodema plaatmateriaal. Prodema BAQ+ plaatmateriaal (liso) wordt geleverd onder KOMO attest-met-productcertificaat en tevens wordt op al het BAQ+ plaatmateriaal een 10 jaar verzekerde garantie afgegeven door het Garantiefonds Industriële Producten, mits deze volgens de voorschriften van Prodema s.a. zijn aangebracht.'
2.5.Op het door Prodema aan Koudijs geleverde plaatmateriaal van het type BAQ+ is garantie verstrekt. Voor de vier leveringen in het jaar 2002 is één garantiecertificaat afgegeven met een bijbehorend garantiereglement (hierna tezamen: garantie A). Voor de leveringen in het jaar 2003 zijn vier garantiecertificaten met bijbehorende garantievoorwaarden afgegeven (hierna tezamen: garantie B).
2.6.Het garantiecertificaat dat onderdeel uitmaakt van garantie A is door Prodema en GIP ondertekend. In het garantiecertificaat wordt door Prodema voor een periode van tien jaar de onderlinge samenhang en de kleurechtheid van het plaatmateriaal gegarandeerd, volgens de bepalingen van het garantiereglement. In het certificaat wordt vermeld dat Prodema haar aansprakelijkheid die voortvloeit uit het garantiecertificaat, heeft ondergebracht bij GIP en dat GIP de nakoming van de door Prodema verstrekte garantie garandeert.
2.7.In het aan Koudijs afgegeven garantiecertificaat van garantie A wordt voorts onder meer vermeld:
'Onder garantieschade wordt verstaan:
a. de plaat verliest haar onderlinge samenhang als direct gevolg van een aantoonbare materiaal- of fabricagefout of
b. er treedt ten aanzien van de kleurechtheid een ongelijkmatige en overmatige visuele verandering op van de oppervlaktekleur als gevolg van een materiaalfout in het kleurpapier. Onder voldoende kleurechtheid wordt verstaan een waarde van 2-3 of kleiner (Cielab verschil 12), bepaald overeenkomstig NEN-ISO 105-A03. (..)
Als bepalingen van dit garantiereglement niet in overeenstemming zijn met contractuele- en/of leveringsvoorwaarden die van toepassing zijn tussen de opdrachtgever en zijn opdrachtnemer, hebben bepalingen van dit garantiereglement voorrang.'
2.8.Artikel 2 lid 3 van het garantiereglement van garantie A luidt:
'Gegarandeerd wordt, dat onder de garantieregeling geleverde producten en onderdelen, onder redelijkerwijs te voorziene omstandigheden, deugdelijk zijn en bruikbaar voor het doel waarvoor ze zijn bestemd, één en ander voorzover in dit reglement ter zake geen beperkingen zijn opgenomen.'
2.9.Artikel 2 lid 7 van het garantiereglement van garantie A luidt:
'Het bestuur stelt vast welke industrieel vervaardigde producten van voldoende kwaliteit zijn om onder de garantieregeling te vallen, teneinde een goede en constante kwaliteit van producten van de opdrachtnemer te waarborgen. Een duidelijke omschrijving van de onder de garantie te leveren producten wordt opgenomen in de overeenkomst van deelname, die de stichting met elke individuele deelnemer sluit.'
2.10.Artikel 3 lid 2 van het garantiereglement van garantie A luidt:
'Vergoeding vindt uitsluitend plaats in geval van materiële schade aan het product als gevolg van materiaal, fabricage- en/of montagefouten, zoals bepaald in de overeenkomst van deelname en vermeld op het garantiecertificaat.'
2.11.Artikel 5 van het garantiereglement van garantie A luidt:
'De garantie is slechts van toepassing, indien de opdrachtgever ten genoege van de stichting kan bewijzen dat hij de montage- en/of onderhoudsvoorschriften van de opdrachtnemer stipt heeft nageleefd.'
'Opdrachtgever' in de zin van het garantiereglement is de afnemer van het plaatmateriaal, in casu Koudijs.
'Opdrachtnemer' in de zin van het garantiereglement is Prodema.
2.12.Artikel 9 van het garantiereglement van garantie A luidt:
'De aansprakelijkheid van de opdrachtnemer voor schade van welke aard dan ook, is beperkt tot de nakoming van zijn garantieverplichting. (..)'
2.13.Artikel 10 van het garantiereglement van garantie A luidt, voor zover van belang:
'Op de garantie kan geen aanspraak worden gemaakt in geval van ondeugdelijkheid:
(..)
c. die het gevolg is van buiten het product en/of de montage van het product gelegen oorzaken of van externe invloeden van chemische, fysische en/of mechanische aard, waaronder onder andere:
(..)
- brand, blikseminslag, ontploffing, storm, inbraak, diefstal, regen-, sneeuw- en smeltwater, water en stoom, vorst olie, rook en roet, omvallende bomen, aanrijding of aanvaring, neerstortende luchtvaartuigen en de daaruit vallende voorwerpen.'
2.14.De vier garantiecertificaten die onderdeel uitmaken van garantie B zijn door Prodema en Koudijs ondertekend. In de certificaten, die onderling gelijkluidend zijn, is bepaald dat Prodema zich heeft verzekerd voor de kosten die zij dient te maken om de in de certificaten nader omschreven verplichtingen na te komen. Op de certificaten staat de naam vermeld van de Stichting Garantie Instituut Industriële Producten die als verzekeringstussenpersoon is opgetreden.
2.15.In de aan Koudijs afgegeven garantiecertificaten van garantie B wordt onder 1 onder meer vermeld:
'gebrek: onder gebrek wordt verstaan, mits en voorzover ten gevolge van een aantoonbare materiaal en/of productiefout:
-een gebrek in het paneel;
-delaminatie van de verschillende lagen van het paneel;
- het optreden van een ongelijkmatige en overmatige visuele verandering van de oppervlaktekleur ten aanzien van de kleurechtheid. Onder onvoldoende kleurechtheid wordt verstaan een waarde van 2-3 of kleiner (Cielab 12), bepaald overeenkomstig NEN-ISO 105-A03.'
2.16.Artikel 7 van de garantievoorwaarden van garantie B luidt:
'De aansprakelijkheid van producent jegens de afnemer is beperkt tot nakoming van de hiervoor omschreven verplichtingen. Uitgesloten is alle andere schade die het gevolg is van het gebrek, zoals maar niet beperkt tot schade die het gevolg is van wegnemen van het gebrek, bedrijfsschade, boetes, vorderingen van derden e.d.'
2.17.Artikel 12 van de garantievoorwaarden van garantie B luidt:
'De producent is niet gehouden het gebrek weg te nemen in het geval (..) dat gebrek geheel of gedeeltelijk het gevolg is van;
a)het niet, niet juist of niet-tijdig in acht nemen van verwerkings- en onderhoudsvoorschriften;
b)ander gebruik dan het voorziene normale gebruik;
c)montage-installatie of reparatie door afnemer of derden;
(..)
g)buiten het product gelegen oorzaken of van externe invloeden van chemische, fysische, mechanische of andere aard.'
2.18.In een garantieverzekering van 14 februari 2003 waarin Prodema als 'Policyholder' wordt aangemerkt en voorts de Stichting Garantie Instituut Industriële Producten wordt genoemd, staat vermeld:
'Concept of loss: A defect in the plate/board as a consequence of a demonstrable failure in the material and/or production. With failure is meant:
-delamination of the several layers of the plate material/board (..)'
Het geschrift is niet ondertekend.
2.19.Omstreeks juni 2003 constateert Koudijs schade in de vorm van 'loshangende vellen' aan het geleverde plaatmateriaal. Ter zake van de gestelde gebreken is in opdracht van Koudijs een onderzoek ingesteld door TNO. TNO heeft aanvankelijk de beplating van de 16 woningen onderzocht en heeft daarover op 5 juli 2004 gerapporteerd (hierna TNO-rapport I). Uit dit rapport blijkt dat enkele platen ernstige verouderingsverschijnselen vertonen.
In het rapport wordt op pagina 7 opgemerkt:
'(.. ) bij de monsters C en D (zijn er) ernstige verouderingsverschijnselen zichtbaar.'
Daarnaast meldt het rapport over de hechting van bepaalde platen op pagina 9:
'(..) de panelen B en D hebben een zeer slechte hechting.'
In het rapport wordt op pagina 10 ten aanzien van de delaminatie van de beplating geconcludeerd:
'Bij het onderzoek ter plaatse werden bij vrijwel alle panelen (..) degradaties geconstateerd. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de degradatie vocht gerelateerd is. De degradatie van de roodbruine panelen is anders dan de gele panelen.
Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat de bepalende factoren temperatuur en vocht zijn.'
2.20.Een klein jaar later heeft TNO ook onderzoek verricht aan de beplating van de 56 woningen en heeft daarover op 18 april 2005 gerapporteerd (hierna: TNO-rapport II).
Op pagina 5 van dit rapport worden de volgende schadebeelden omschreven:
'Verkleuringen en vochtinwerking in de plaat ter plaatse van de bevestigingsschroeven. (..) Vochtinwerking en verkleuring ter plaatse van de randen van de platen (..) Loskomen van de toplaag ter plaatse van de randen en de schroefgaten.'
2.21.Risks Consulants heeft in opdracht van GIP onderzoek ingesteld naar de schade aan de beplating en heeft daarover op 3 februari 2006 gerapporteerd (hierna: het RC-rapport). In het RC-rapport wordt over de oorzaak van de delaminatie op pagina 3 opgemerkt:
'De oorzaak van de schade is niet bekend. Een materiaal- of productiefout is tot op heden niet aangetoond.'
Op pagina 3 en 4 staat vermeld:
'Er is sprake van schade aan de in 2002 en 2003 geleverde BAQ+ beplating. De uv-werende toplaag komt op grote schaal los.'
Op pagina 5 staat vermeld:
'Onder de garantieregeling valt het volgende product:
- een door Prodema s.a. gefabriceerde hard kunststofplaat, voorzien van een toplaag van echt houtfineer (..) met de volgende kenmerken:
(..)
-voorzien van het KOMO certificaat: n.o.t.g.'
3.De vordering
3.1.Koudijs vordert na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
- GIP en Prodema uit hoofde van garantie A, hoofdelijk, des dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, althans gezamenlijk, te veroordelen tot betaling aan Koudijs van
EUR 345.712,31, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 dagen na
18 juli 2005, althans met ingang van de dag van uitbrengen van de dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
- Prodema uit hoofde van garantie B te veroordelen tot betaling aan Koudijs van
EUR 355.450,69, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 dagen na 18 juli 2005, althans met ingang van de dag van het uitbrengen van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- GIP en Prodema, hoofdelijk, des dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, althans gezamenlijk, te veroordelen tot betaling aan Koudijs van EUR 8.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 4.900,00 met ingang van 3 november 2004 en over
EUR 3.400,00 met ingang van 30 juni 2005, althans met ingang van de dag van het uitbrengen van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- GIP en Prodema, hoofdelijk, des dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, althans gezamenlijk, te veroordelen tot betaling aan Koudijs van EUR 5.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag van het uitbrengen van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
- voor het geval aan GIP en Prodema een beroep toekomt op de omstandigheid dat geen sprake is van een aantoonbare materiaal- of productiefout, voor recht te verklaren dat de bepalingen uit de garanties waarop dit beroep is gebaseerd, buiten toepassing dienen te worden gelaten dan wel de bepalingen waarop dit beroep is gebaseerd te vernietigen en GIP en Prodema te veroordelen tot betaling van het primair gevorderde;
- voor het geval aan GIP en Prodema een beroep toekomt op de uitsluitinggrond die ertoe strekt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op de garanties indien sprake is van een gebrek of ondeugdelijkheid die het gevolg is van buiten het product gelegen oorzaken of externe invloeden van fysische aard, de bepalingen uit de garanties waarop dit beroep is gebaseerd te vernietigen en GIP en Prodema te veroordelen tot betaling van het primair gevorderde;
meer subsidiair:
- voor zover het primair en subsidiair gevorderde wordt afgewezen, de overeenkomst die is gesloten tussen Koudijs en Prodema te vernietigen op grond van dwaling en Prodema te veroordelen tot betaling van EUR 714.623,00, te vermeerderen met wettelijke rente over EUR 701.163,00 met ingang van 7 dagen na 18 juli 2005, over EUR 4.900,00 met ingang van 3 november 2004, over EUR 3.400,00 met ingang van 30 juni 2005, althans met ingang van de dag van het uitbrengen van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, over EUR 5.160,00 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van het uitbrengen van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair:
- GIP en Prodema hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, met ingang van 14 dagen na de datum waarin de proceskostenveroordeling wordt uitgesproken, tot de dag der algehele voldoening.
3.2.GIP en Prodema hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.Het geschil en de beoordeling
4.1.In deze procedure gaat het om de vraag of Koudijs de schade die zij heeft geleden en nog lijdt, als gevolg van de 'gedegradeerde' gevelbekleding aan een groot aantal door haar gebouwde woningen, op GIP en/of Prodema kan verhalen. Niet is betwist dat de door Prodema geleverde gevelbeplating lelijk is geworden. Partijen twisten evenwel over de vraag of Prodema daarvoor als producent aansprakelijk mag worden gehouden dan wel of de schade valt onder de door GIP verstrekte garantie, waarbij zowel GIP als Prodema zich beroepen op diverse (beperkende) bepalingen in het garantiereglement respectievelijk leveringscontract. De rechtbank zal achtereenvolgens ingaan op de gronden waarop Koudijs haar vordering tegen GIP heeft gebaseerd en daarna ingaan op de gronden die Koudijs aan haar vordering tegen Prodema ten grondslag heeft gelegd.
Grondslag vordering tegen GIP
Wanprestatie; onvoldoende onderzoek
4.2.1.1.Koudijs stelt primair dat GIP uit hoofde van wanprestatie aansprakelijk is omdat zij heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende verplichting die voortvloeit uit artikel 2 lid 7 van het garantiereglement van garantie A. Het bestuur van GIP heeft namelijk een garantie voor BAQ+ plaatmateriaal afgegeven zonder vastgesteld te hebben of het materiaal van voldoende kwaliteit was om onder de garantieregeling te vallen. Onderzoek is slechts verricht naar het plaatmateriaal van het type BAQ en niet naar dat van het type BAQ+. Door aldus te handelen is GIP tekortgeschoten in haar zorgverplichting tegenover Koudijs. Hierdoor is een risico in het leven geroepen dat de garantie zou worden afgegeven voor een gebrekkig product. Dat risico heeft zich gerealiseerd, waardoor GIP aansprakelijk is voor de door Koudijs geleden schade.
4.2.1.2.GIP betwist dat zij tegenover Koudijs tekort is geschoten. Zij stelt - kort samengevat- dat artikel 2 lid 7 van het garantiereglement van garantie A geen verplichting voor GIP tegenover Koudijs in het leven roept. De bepaling beschrijft slechts de wijze van toelating van producten en niet de aard en de inhoud van de garantie zelf. Het artikel richt zich daarmee tot de opdrachtnemer, in casu Prodema, en niet tot de garantiehouder of opdrachtgever, in casu Koudijs. GIP stelt meer specifiek dat zij als verzekeraar niet zelf de kwaliteit van de producten vaststelt, maar opdracht geeft tot een risicoanalyse. In het geval van het plaatmateriaal van het type BAQ, is de risicoanalyse door Risk Consultants uitgevoerd en hebben TNO en KIWA onderzoek gedaan naar de technische specificaties van het product. Mocht met artikel 2 lid 7 van het garantiereglement van garantie A toch een verplichting jegens Koudijs in het leven zijn geroepen dan betreft het een inspanningsverplichting die door GIP niet is geschonden. GIP betwist voorts een causaal verband tussen de aan haar verweten gedraging en de gevorderde schade.
4.2.1.3.De rechtbank oordeelt als volgt. Koudijs heeft het vereiste causale verband tussen de verweten gedraging en de thans gevorderde schade niet dan wel onvoldoende gesteld, zodat reeds om die reden de vordering voor zover zij is gebaseerd op de onderhavige grondslag, moet worden afgewezen. De rechtbank acht het onder de gegeven omstandigheden bovendien aannemelijk, zoals GIP gemotiveerd stelt, dat indien Prodema GIP van de wijziging in het plaatmateriaal op de hoogte had gebracht, GIP ook het gewijzigde product onder de verzekering had toegelaten. Dit ongeacht het antwoord op de vraag of het al dan niet een wezenlijk ander product betrof. Risk Consultants had immers naar aanleiding van haar onderzoek naar het plaatmateriaal van het type BAQ al positief geadviseerd over een te verlenen garantie door GIP onder de gehoudenheid dat door Prodema een KOMO certificaat op het plaatmateriaal zou worden verkregen. Voor het plaatmateriaal van het type BAQ+ is dit KOMO certificaat afgegeven. Ook al was voor het plaatmateriaal van het type BAQ+ een zelfstandige garantie door GIP afgegeven, dan nog was dezelfde schade ontstaan, zodat het vereiste causale verband ontbreekt. De vraag of sprake is van een schending door GIP van een op haar tegenover Koudijs rustende verplichting uit hoofde van artikel 2 lid 7 van het garantiereglement van garantie A, kan daarmee in het midden blijven.
Wanprestatie; plaatmateriaal bezit niet de gegarandeerde eigenschappen
4.2.2.1.Koudijs voert subsidiair aan -kort samengevat- dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ niet de onder garantie A gegarandeerde eigenschappen bezat, met als gevolg dat GIP gehouden is de schade aan Koudijs te vergoeden. GIP heeft productgaranties afgegeven waarin zij heeft gegarandeerd dat het plaatmateriaal niet onder invloed van vocht en warmte zou vervormen zodat het esthetisch aanzien of de functionaliteit van de plaat wordt geschaad, dat het plaatmateriaal bestand is tegen UV-veroudering en onder Nederlandse klimatologische omstandigheden 10 jaar meegaat. Deze specifieke door GIP gegarandeerde eigenschappen volgen uit het KOMO certificaat dat voor GIP noodzakelijk was voor het verstrekken van de garantie. Deze gegarandeerde eigenschappen prevaleren boven daarvan afwijkende standaardbepalingen, in het bijzonder die bepalingen die de aansprakelijkheid beperken. Dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ niet de gegarandeerde eigenschappen had en daarmee non-conform was, blijkt uit de TNO rapporten I en II alsmede het RC-rapport. Bovendien erkent GIP de gebrekkigheid van het product.
4.2.2.2.GIP betwist de stellingen van Koudijs. Zij stelt dat een productverzekering zoals die door GIP is verstrekt, een vorm van dekking van schade is tengevolge van een eigen gebrek van het materiaal. Onder verwijzing naar de omschrijving van het begrip 'garantieschade' op het garantiecertificaat van garantie A, naar artikel 3 lid 2 en artikel 10 van het garantiereglement van deze garantie, stelt zij dat onder de garantie derhalve materiaal- of fabricagefouten vallen en dat schade tengevolge van externe invloeden is uitgesloten. Het betreft hier de kern van de garantie en geen standaardbepalingen of algemene voorwaarden. GIP stelt voorts dat zij niet heeft gegarandeerd voor eigenschappen die door het KOMO certificaat zijn gewaarborgd. Zij is geen verzekeraar van de instantie die het KOMO certificaat afgeeft. Bovendien erkent zij niet de gebrekkigheid van het product, maar de ongeschiktheid ervan.
4.2.2.3.De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat GIP de garantieovereenkomst met Prodema is aangegaan onder de voorwaarde dat een KOMO certificaat voor het plaatmateriaal zou worden afgegeven, nog niet wil zeggen dat GIP de eigenschappen die het KOMO certificaat waarborgt, jegens Koudijs heeft gegarandeerd. Ook anderszins is niet gebleken dat GIP een garantie heeft afgegeven voor de door het KOMO certificaat gewaarborgde eigenschappen, zodat de stellingen die Koudijs subsidiair aanvoert, haar vordering jegens GIP niet kunnen dragen.
Uitleg begrip 'garantieschade'
4.2.3.1.Meer subsidiair stelt Koudijs dat GIP het begrip 'garantieschade' te beperkt en dus onjuist uitlegt. Koudijs stelt dat goed materiaal geen verouderingsverschijnselen zou hebben vertoond, zoals die door TNO zijn geconstateerd, zodat sprake is van een materiaalfout. Evenmin zou deugdelijk geproduceerd materiaal een slechte hechting hebben vertoond, zoals die door TNO is aangetroffen. Uit het TNO-rapport II blijkt voorts dat de beplating niet vochtwerend is. Ook dit gegeven duidt op een materiaal- dan wel productiefout. Koudijs verwijst voorts naar de garantieverzekering van Prodema waaruit blijkt dat van een aantoonbare fout sprake is indien de verschillende lagen van de beplating delamineren. Zij stelt daarbij dat aangezien de BAQ+ platen allemaal zijn gedelamineerd, sprake is van een aantoonbare fout en daarmee van dekking onder de verzekeringsovereenkomst.
Koudijs stelt verder dat GIP geen beroep toekomt op artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A omdat vaststaat dat het plaatmateriaal bestand diende te zijn tegen de in Nederland geldende klimatologische omstandigheden blijkens het KOMO-certificaat en artikel 2 lid 3 van het garantiereglement van garantie A.
4.2.3.2.GIP heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt -kort samengevat- dat de gestelde schade niet onder het begrip 'garantieschade' van het garantiecertificaat van garantie A valt nu niet is gebleken dat het materiaal zijn onderlinge samenhang heeft verloren door een aantoonbare materiaal- of fabricagefout dan wel dat sprake is van een overmatige verandering van de oppervlakte kleur als gevolg van een materiaalfout in het kleurpapier. Ook uit artikel 3 lid 2 van het bijbehorende garantiereglement blijkt dat de gestelde schade niet onder de garantie valt. Het plaatmateriaal van het type BAQ+ is generiek niet geschikt gebleken voor Nederlandse omstandigheden. Met materiaal- of productiefouten heeft dit niets te maken. Die zijn ook niet aangetoond. Ongeschiktheid impliceert, anders dan Koudijs lijkt aan te nemen, niet dwingend dat sprake is van een materiaal- of productiefout.
Voorts stelt GIP dat schade ten gevolge van externe invloeden expliciet van de garantie is uitgesloten in artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A en dat voorts niet is uit te sluiten dat de schade het gevolg is van een verkeerde bewerking, hetgeen met name ook zou kunnen worden afgeleid uit het feit dat vochtindringing met name via de zijkanten en de schroefgaten heeft plaatsgevonden. Dit laatste is ook geen door de garantie gedekte oorzaak.
4.2.3.3.De rechtbank stelt bij haar beoordeling het volgende voorop.
Of GIP gehouden is op basis van de verstrekte garantie tot vergoeding van de gestelde schade over te gaan, is in de eerste plaats afhankelijk van het antwoord op de vraag of de door Koudijs gestelde schade onder het begrip 'garantieschade' in de zin van het garantiecertificaat valt. Dat wil voor de gestelde schade zeggen dat deze een gevolg moet zijn van een (aantoonbare) materiaal- of fabricagefout.
De rechtbank overweegt dat het bij de uitleg van (een onderdeel van) een overeenkomst aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In het garantiecertificaat noch in het daarbij behorende garantiereglement is omschreven wat onder een 'materiaal- of fabricagefout' moet worden verstaan.
Indien alleen gekeken wordt naar de taalkundige uitleg, in samenhang beschouwd met de overige tekst van het garantiecertificaat, is naar het oordeel van de rechtbank van een materiaalfout sprake indien het materiaal, dat gebruikt wordt om de gevelbeplating te maken en dat na verwerking normaal gesproken ook resulteert in een deugdelijk product, gebreken vertoont, waardoor ook de daarmee geproduceerde gevelbeplating gebrekkig wordt.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank op grond van eenzelfde taalkundige uitleg sprake van een fabricagefout indien in het proces, waarin de gevelbeplating wordt vervaardigd en dat normaal gesproken ook resulteert in een deugdelijk product, gebreken optreden, waardoor ook de geproduceerde gevelbeplating gebrekkig wordt.
De rechtbank tekent hierbij aan dat aan een taalkundige uitleg van het garantiecertificaat in dit geval grote betekenis toekomt, omdat het gaat om een beding dat is gebruikt in overeenkomst aangegaan tussen professionele contractspartijen in een zuiver commerciële transactie.
Niettemin kan er aanleiding bestaan om af te wijken van de taalkundige interpretatie wanneer wordt gesteld en aannemelijk gemaakt dat, gelet op de omstandigheden van het geval, de bewoordingen van het garantiecertificaat op een andere wijze zouden moeten worden uitgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Koudijs evenwel geen, dan wel onvoldoende, feiten of omstandigheden gesteld die leiden tot de conclusie dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst de bedoeling hebben gehad de begrippen op een andere wijze te interpreteren.
4.2.3.4.Uitgaande van de in rechtsoverweging 4.2.3.3. vastgestelde betekenissen, is de rechtbank van oordeel dat door Koudijs niet dan wel onvoldoende is gesteld dat de door haar gevorderde schade het gevolg is van een materiaal- of fabricagefout. De rechtbank verwijst naar het TNO-rapport I waarin over de oorzaak van de delaminatie van de beplating wordt opgemerkt dat uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat de bepalende factoren temperatuur en vocht zijn. In dit rapport noch in het TNO-rapport II wordt gesteld en/of valt af te leiden dat vaststaat dat de onvoldoende hechting het gevolg is van een materiaal- of een fabricagefout. In het RC-rapport wordt over de oorzaak van de delaminatie expliciet opgemerkt dat deze onbekend is en dat een materiaal- of productiefout niet is aangetoond. Uit de rapporten valt evenmin af te leiden dat de oorzaak van de verouderingsverschijnselen of de verkleuringen is terug te voeren op een materiaalfout.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hier aan de orde zijnde schade niet valt onder de garantie, waarvoor het garantiecertificaat is afgegeven.
De rechtbank merkt voorts op dat niet dan wel onvoldoende is gesteld of gebleken op welke wijze Koudijs rechten kan ontlenen aan de garantieverzekering van Prodema. Het overgelegde document is bovendien door geen enkele partij ondertekend. GIP wordt voorts niet als contractspartij genoemd.
Nu geen sprake is van garantieschade in de zin van garantie A kan de vraag of aan GIP eventueel een beroep op artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A toekomt, onbesproken blijven, nu deze beperking van de aansprakelijkheid ten overvloede duidelijk maakt dat andere schade dan 'garantieschade' niet door garantie A wordt gedekt. De rechtbank tekent hierbij nog aan dat artikel 2 lid 3 van het garantiereglement van garantie A weliswaar garandeert dat de onder de garantieregeling geleverde producten deugdelijk zijn en bruikbaar voor het doel waarvoor ze zijn bestemd, maar daarop volgt dat één en ander geldt voorzover in het reglement ter zake geen beperkingen zijn opgenomen. Artikel 3 lid 2 van het reglement beperkt de aansprakelijkheid vervolgens onder meer tot schade aan het product als gevolg van materiaal- en/of fabricagefout en verwijst daarbij naar het garantiecertificaat. Dat GIP geen garantie heeft afgegeven voor de in het KOMO certificaat gewaarborgde eigenschappen, is reeds in rechtsoverweging 4.2.2.3. overwogen.
Onredelijk bezwarend beding/ strijd met de redelijkheid en billijkheid
4.2.4.1. Meest subsidiair stelt Koudijs dat het beding op het garantiecertificaat betreffende het begrip 'garantieschade' alsmede artikel 3 lid 2 en artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A onredelijk bezwarend zijn in de zin van artikel 6:233 BW en derhalve vernietigbaar dan wel dat een beroep op deze bepalingen onder de gegeven omstandigheden in strijd is met artikel 6:248 lid 2 BW.
4.2.4.2.GIP stelt hier tegenover dat van een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 sub a BW geen sprake is. Het gaat in het onderhavige geval niet om een beroep op een beding in de algemene voorwaarden maar om bepalingen die de kern van de garantie uitmaken. De geclaimde schade valt niet onder het begrip 'garantieschade' van het garantiecertificaat van garantie A. Daarnaast is Koudijs geen particulier of kleine onderneming, zodat een beroep op artikel 6:233 BW haar ook om deze reden niet toekomt. Voorts betwist GIP dat Koudijs een beroep op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 toekomt.
4.2.4.3.De rechtbank overweegt als volgt. In het door Prodema en GIP ondertekende garantiecertificaat van garantie A, staat expliciet omschreven welke schade door de garantie wordt gedekt. De tekst stemt overeen met de bepalingen in het garantiereglement van garantie A, waarnaar het garantiecertificaat verwijst. Het gaat bij de omschrijving van het begrip 'garantieschade' op het garantiecertificaat, bij artikel 3 lid 2 en artikel 10 van het garantiereglement om bepalingen die de kern betreffen van de door GIP verstrekte garantie zodat de bepalingen niet als algemene voorwaarden zijn aan te merken in de zin van artikel 6:231 BW. Een beroep op artikel 6:233 BW dient hierom te worden afgewezen. Voorts is onweersproken gesteld dat Koudijs geen particulier of kleine onderneming is in de zin van artikel 6:235 BW zodat een beroep op artikel 6:233 haar ook om deze reden niet toekomt.
De rechtbank is verder van oordeel dat een beroep door GIP op de in rechtsoverweging 4.2.4.1. genoemde bepalingen, niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW. De rechtbank neemt bij haar oordeel in aanmerking dat het garantiecertificaat met het garantiereglement aan Koudijs ter hand is gesteld en dat, gelet op de tekst van het certificaat in onderling verband beschouwd met het garantiereglement, Koudijs zich bewust moet zijn geweest van de aard van de schade die door garantie A werd gedekt. Bij dit alles weegt mee dat, zoals onweersproken is gesteld, uitsluitingen als hier aan de orde in het handelsverkeer regelmatig voorkomen en Koudijs als een professionele partij kan worden aangemerkt. Dat GIP het productieproces van Prodema in Spanje en het aldaar gebruikte materiaal heeft onderzocht en op basis van dit onderzoek Prodema als klant heeft geaccepteerd, doet aan het hier gestelde niets toe of af.
4.2.5. Nu de stellingen van Koudijs de vordering tegen GIP niet kunnen dragen, zal deze worden afgewezen.
Grondslag vordering tegen Prodema
Aansprakelijkheid wegens non-conformiteit plaatmateriaal
4.3.1.1.Koudijs voert ter onderbouwing van haar vordering jegens Prodema primair aan dat Prodema is gehouden de door Koudijs geleden schade te vergoeden omdat het plaatmateriaal van het type BAQ+ niet de door Prodema gegarandeerde eigenschappen bezit. De door Prodema gegarandeerde eigenschappen volgen uit het KOMO certificaat dat door het KIWA voor het plaatmateriaal is afgegeven. Het KOMO certificaat is in het kader van de verkoop van de beplating aan Koudijs overhandigd. Voorts wordt in verschillende, op het contract betrekking hebbende, geschriften, melding gemaakt van de omstandigheid dat de beplating voldoet aan het KOMO certificaat. Koudijs verwijst onder meer naar de offerte van 26 juni 2002 en het RC-rapport. Dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ niet de gegarandeerde eigenschappen heeft en daarmee non-conform is, blijkt uit de TNO rapporten I en II en het RC-rapport. Prodema komt geen beroep toe op de in het garantiecertificaat van garantie A en B omschreven beperking van de aansprakelijkheid tot schade als gevolg van een (aantoonbare) materiaal- of fabricage- respectievelijk productiefout, dan wel op artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A respectievelijk artikel 12 sub g van de garantievoorwaarden behorende bij garantie B. Dit omdat het plaatmateriaal niet over de expliciet gegarandeerde eigenschappen beschikt. De expliciet door Prodema gegarandeerde eigenschappen prevaleren boven de daarvan afwijkende standaardbepalingen. De beperkingen van de aansprakelijkheid betreffen standaardbepalingen die als algemene voorwaarden zijn aan te merken. Ze strijden met het karakter van de gegeven garantie van het KOMO certificaat zodat een beroep hierop op grond van artikel 6:248 lid 2 BW dient te worden afgewezen.
4.3.1.2.Prodema heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank begrijpt haar stellingen aldus dat zij primair betwist dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ niet geschikt is of was voor toepassing in buitengevels in Nederland. Zij stelt daartoe dat het KOMO certificaat als een bewijs van geschiktheid geldt.
Prodema heeft overigens niet de eigenschappen volgens het KOMO certificaat gegarandeerd. Haar aansprakelijkheid heeft zij beperkt tot nakoming van haar garantieverplichting in de zin van garantie A en B. Volgens deze garanties is de aansprakelijkheid voor schade beperkt tot schade als gevolg van (aantoonbare) materiaal- of fabricage- respectievelijk productiefouten. Daarvan blijkt geen sprake te zijn. Uit de TNO rapporten I en II en het RC-rapport blijken dergelijke fouten niet. Op basis van de rapporten valt niet uit te sluiten dat de problemen mede een gevolg zijn geweest van verkeerde bewerking of verwerking. Nu niet is aangetoond of gebleken dat de gestelde schade onder de garantie valt, is Prodema niet gehouden tot vergoeding van de geleden schade. Niet valt in te zien waarom Prodema geen beroep toekomt op de bepalingen uit de garantieovereenkomst die haar aansprakelijkheid beperken.
Subsidiar, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van Prodema, beroept zij zich op schuldeisersverzuim aan de zijde van Koudijs en meer subsidiair op diens eigen schuld.
4.3.1.3.De rechtbank overweegt als volgt. Uit de offerte van 26 juni 2002, die Mikas als vertegenwoordiger van Prodema aan Koudijs terzake van het te leveren plaatmateriaal van het type BAQ+ heeft gezonden, blijkt dat het plaatmateriaal zou worden geleverd onder het 'KOMO attest-met-productcertificaat'. Niet dan wel onvoldoende is betwist dat op basis van deze offerte de overeenkomst tussen Prodema en Koudijs tot stand is gekomen. Het KOMO certificaat behelst geen mededelingen die expliciet door Prodema zelf zijn gedaan maar uitspraken van het KIWA. Niettemin zijn de uitspraken in beginsel aan Prodema toe te rekenen, nu zij het KIWA heeft ingeschakeld voor de verkrijging van het KOMO-certificaat en zij ook in de namens haar gedane offerte, naar het KOMO certificaat verwijst. Koudijs mocht er dan ook op vertrouwen dat de door Prodema geleverde beplating voldeed aan de eigenschappen die zij op grond van het KOMO certificaat mocht verwachten.
4.3.1.4.De rechtbank overweegt voorts dat het voorgaande onverlet laat dat, nu het om een contract tussen professionele partijen gaat en niet om consumentenkoop, Prodema zich in beginsel rechtsgeldig kan vrijtekenen voor de gevolgen van wanprestatie. Dat en op welke wijze Prodema zich in casu heeft vrijgetekend, blijkt voor de leveringen in het jaar 2002 uit garantie A en voor de leveringen in het jaar 2003 uit garantie B. De rechtbank merkt daarbij op dat in het garantiecertificaat van garantie A met zoveel woorden staat vermeld dat indien bepalingen van het garantiereglement niet in overeenstemming zijn met contractuele- en/of leveringsvoorwaarden die van toepassing zijn tussen de opdrachtgever, in casu Koudijs, en zijn opdrachtnemer, in casu Prodema, de bepalingen van het garantiereglement voorrang hebben.
De rechtbank constateert dat artikel 9 van het garantiereglement van garantie A en artikel 7 van de garantievoorwaarden van garantie B de aansprakelijkheid van Prodema beperken tot nakoming van haar garantieverplichting zoals vastgelegd in garantie A respectievelijk B.
Volgens garantie A is de aansprakelijkheid van Prodema voor schade beperkt tot schade als gevolg van (aantoonbare) materiaal- of fabricagefouten. Zoals in rechtsoverweging 4.2.3.3. en 4.2.3.4. ten aanzien van garantie A is overwogen is niet gebleken dat de gestelde schade onder garantie A valt, waarvoor het garantiecertificaat is afgegeven. Dit oordeel is mede gebaseerd op de TNO-rapporten I en II en het RC-rapport.
Volgens garantie B is de aansprakelijkheid van Prodema voor schade beperkt tot schade als gevolg van aantoonbare materiaal- of productiefouten. Koudijs verwijst ter onderbouwing van haar vordering voor zover deze betrekking heeft op garantie B, eveneens naar de TNO-rapporten I en II alsmede het RC-rapport.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat de gestelde schade het gevolg is van een aantoonbare materiaal- of productiefout en daarmee onder garantie B valt, waarvoor de vier garantiecertificaten zijn afgegeven. Zij verwijst voor wat betreft haar overwegingen kortheidshalve naar hetgeen zij in rechtsoverweging 4.2.3.3. en 4.2.3.4. ten aanzien van garantie A heeft overwogen met betrekking tot de begrippen materiaal- en fabricagefouten. De rechtbank overweegt hierbij dat voor garantie B geldt dat, nu geen sprake is van garantieschade in de zin van garantie B, ook de vraag of aan Prodema eventueel een beroep op artikel 12 sub g van de garantievoorwaarden van garantie B toekomt, onbesproken kan blijven. De beperking van de aansprakelijkheid die uit deze bepaling volgt, maakt duidelijk dat andere schade dan schade als gevolg van een aantoonbare materiaal- of productiefout niet door garantie B wordt gedekt. Voor wat betreft het beroep van Koudijs op de garantieverzekering van Prodema merkt de rechtbank op dat niet dan wel onvoldoende is gesteld of gebleken op welke wijze Koudijs rechten kan ontlenen aan deze garantieverzekering nu het overgelegde document door geen enkele partij is ondertekend.
4.3.1.5.De rechtbank overweegt verder dat niettemin de redelijkheid en billijkheid met zich mee kunnen brengen dat het beroep van Prodema op de beperking van haar aansprakelijkheid in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar kan zijn in de zin van artikel 6:248 BW.
Voorzover Koudijs evenwel stelt dat expliciet gegarandeerde eigenschappen voorgaan boven een beroep op contractuele beperkingen van de aansprakelijkheid, omdat deze laatste in strijd zijn met het karakter van de gegeven garanties, kan de rechtbank Koudijs niet volgen. Een dergelijke algemene regel kent het Nederlandse vermogensrecht niet. Of een beroep op een contractueel beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zal steeds moeten worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Prodema op de beperking van haar aansprakelijkheid in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar is in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW. De rechtbank neemt in haar beoordeling in aanmerking dat niet dan wel onvoldoende is gebleken dat, anders dan Koudijs stelt, Prodema ten tijde van de levering van het plaatmateriaal van het type BAQ+ aan Koudijs, op de hoogte was van de ondeugdelijkheid dan wel gebrekkigheid van het product. Koudijs heeft haar stellingen ter zake, die gemotiveerd worden betwist, onvoldoende onderbouwd.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat op basis van de overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van de problemen en daarmee wat de zwaarte is van de eventuele schuld van de betrokken partijen, laat staan dat is komen vast te staan of sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van Prodema.
Verder acht de rechtbank van belang dat gelet op de tekst van de certificaten in onderling verband beschouwd met het garantiereglement respectievelijk de garantievoorwaarden, Koudijs zich bewust moet zijn geweest van de aard van de schade die door garantie A en B werd gedekt. Dit klemt te meer nu de garantiecertificaten met het garantiereglement respectievelijk de garantievoorwaarden van garantie A respectievelijk B aan Koudijs ter hand zijn gesteld en Koudijs de vier garantiecertificaten van garantie B zelfs afzonderlijk heeft ondertekend.
Bij dit alles weegt verder mee dat het hier een contract betreft tussen professionele partijen, die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig zaken met elkaar doen en waarin beperkingen van de aansprakelijkheid gebruikelijk zijn.
4.3.1.6.De rechtbank wijst de vordering van Koudijs op de primair gestelde grond af.
Nu het primaire verweer van Prodema slaagt, zal de rechtbank de vraag of sprake is van schuldeisersverzuim dan wel eigen schuld aan de zijde van Koudijs, verder onbesproken laten.
Onredelijk bezwarend beding
4.3.2.1.Koudijs baseert haar vordering tegenover Prodema voorts op de stelling dat het in garantie A en B opgenomen beding dat sprake moet zijn van een aantoonbare materiaal- of productiefout onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 BW. Dat geldt eveneens voor artikel 3 lid 2 en artikel 10 lid c van het garantiereglement van garantie A alsmede voor artikel 12 sub g van de garantievoorwaarden van garantie B.
4.3.2.2.Prodema bestrijdt - kort samengevat- dat de bepalingen wegens strijd met artikel 6:233 BW vernietigbaar zouden zijn nu Koudijs niet als een consument of kleine ondernemer kan worden aangemerkt.
4.3.2.3.De rechtbank is van oordeel dat nu onweersproken is gesteld dat Koudijs geen consument of kleine ondernemer in de zin van artikel 6:235 BW is, een beroep op artikel 6:233 BW haar niet toekomt.
4.3.3.1.Koudijs heeft ten slotte dwaling ten grondslag gelegd aan haar vordering tegen Prodema. Zij stelt dat zij heeft gedwaald over de eigenschappen van het plaatmateriaal van het type BAQ+. Deze dwaling is te wijten aan de inlichtingen van Prodema dan wel Prodema had Koudijs dienen in te lichten over de problemen die er bestonden met het plaatmateriaal van het type BAQ+ op het moment dat Koudijs op het punt stond de beplating aan te schaffen.
Meer in het bijzonder stelt Koudijs dat Prodema vanaf februari 2001 met de ondeugdelijkheid van het plaatmateriaal op de hoogte was. Prodema zou hebben erkend dat zij in december 2001 wijzigingen heeft doorgevoerd in het plaatmateriaal. In het bijzonder zou sprake zijn van een gemodificeerde acryltoplaag. Omdat Koudijs op 31 december 2002 garantie A en in februari 2003 garantie B heeft ontvangen, wist Prodema derhalve ten tijde van het verstrekken van de garanties aan Koudijs dat de platen niet voldeden aan de eigenschappen die wel gegarandeerd waren. Dit is evenwel niet door Prodema aan Koudijs gemeld. Koudijs heeft gedwaald omtrent de eigenschappen van de beplating, in het bijzonder omtrent de in het KOMO-certificaat omschreven eigenschap dat de BAQ+ beplating niet onder invloed van vocht en warmte zou vervormen zodat het esthetisch aanzien of de functionaliteit van de plaat zou worden geschaad. Dit terwijl Prodema wist dat de aan Koudijs geleverde beplating niet (zonder meer) aan deze eigenschappen voldeed.
4.3.3.2.Prodema heeft gemotiveerd betwist dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ ondeugdelijk is, laat staan dat zij in februari 2001 met die vermeende ondeugdelijkheid bekend was. Het enkele feit dat Prodema in december 2001 na klachten van enkele klanten over sommige BAQ+ platen tot een modificatie van die platen heeft besloten, betekent niet dat het plaatmateriaal van het type BAQ+ ondeugdelijk was. Het verbeteren van een product impliceert nog niet dat het oorspronkelijke product ondeugdelijk is. Een en ander is ook door KIWA geaccepteerd. KIWA heeft de op de modificatie volgende productseries opnieuw van het KOMO-keurmerk voorzien. Geen van de door Koudijs aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat Koudijs omtrent de eigenschappen van de beplating zou hebben gedwaald èn dat deze dwaling aan de inlichtingen van Prodema te wijten zou zijn geweest.
4.3.3.3.De rechtbank oordeelt als volgt. Koudijs beroept zich ter onderbouwing van haar stellingen op de door het KOMO certificaat gegarandeerde eigenschappen en verwijst vervolgens naar de resultaten van de TNO-rapporten I en II en het RC-rapport. De rechtbank merkt evenwel op dat in het TNO-rapport I ten aanzien van monsters van het plaatmateriaal weliswaar wordt geconstateerd dat zij 'ernstige verouderingsverschijnselen' vertonen, 'een zeer slechte hechting' hebben en dat de bepalende factoren voor de geconstateerde delaminatie 'temperatuur en vocht' zijn, maar dat de oorzaken van de gebreken niet zijn vastgesteld. Ook het TNO-rapport II en het RC-rapport geven daarover geen uitsluitsel.
Daarnaast blijkt uit de overgelegde rapporten niet of is getoetst aan de normen BRL 4101 delen 1 en 4 zoals die in het KOMO-attest-met-productcertificaat zijn aangegeven.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat het aan Koudijs geleverde plaatmateriaal van het type BAQ+ niet voldeed aan de eigenschappen die waren gegarandeerd en derhalve ondeugdelijk waren. Dat Prodema een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven staat daarmee evenmin vast zodat het beroep op dwaling wordt afgewezen. De rechtbank tekent hierbij aan dat het enkele feit dat Prodema tot een modificatie van het plaatmateriaal besloot naar aanleiding van klachten van enkele cliënten, nog niet de conclusie rechtvaardigt dat Prodema op de hoogte was van de ondeugdelijkheid van het product in de zin dat het materiaal niet voldeed aan de gegarandeerde eigenschappen. Deze gevolgtrekking wordt ondersteund door het feit dat het gemodificeerde product op 15 maart 2004 opnieuw het door KIWA afgegeven KOMO certificaat verwierf. Dat Prodema een mededelingsplicht in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b heeft geschonden, is, zo kan uit het voorafgaande worden afgeleid, evenmin gebleken.
4.3.4.Nu de stellingen van Koudijs de vordering tegen Prodema niet kunnen dragen, zal ook deze worden afgewezen. De vraag naar de omvang van de schade kan in dit geding, nu zowel de vordering tegen GIP alsook tegen Koudijs worden afgewezen, verder buiten beschouwing blijven.
4.4.1.Koudijs zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu GIP en Prodema voldoende belang hadden bij het instellen van de vorderingen in vrijwaring, dient Koudijs eveneens te worden veroordeeld in de kosten van het vrijwaringsincident. Tevens zal Koudijs voorwaardelijk worden veroordeeld in de kosten waarin GIP en Prodema in de vrijwaringszaken zullen worden veroordeeld, daaronder begrepen de eigen kosten van GIP en Prodema in deze vrijwaringszaken.
4.4.2.De kosten aan de zijde van GIP in de hoofdzaak en in het incident worden begroot op:
- vast recht EUR 4.735,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2 punten × tarief VII EUR 2.580,00)
- salaris advocaat in vrijwaringsincident 452,00 (1 punt × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 10.347,00
4.4.3.De kosten aan de zijde van Prodema in de hoofdzaak en in het incident worden begroot op:
- vast recht EUR 4.735,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2 punten × tarief VII EUR 2.580,00)
- salaris advocaat in vrijwaringsincident 452,00 (1 punt × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 10.347,00
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af;
5.2.veroordeelt Koudijs in de kosten van het geding, aan de zijde van GIP begroot op EUR 10.347,00;
5.3.veroordeelt Koudijs in de kosten van het geding, aan de zijde van Prodema begroot op EUR 10.347,00;
5.4.veroordeelt Koudijs om aan GIP te vergoeden de kosten van GIP en Prodema in de vrijwaringszaak met zaaknummer 99997 HAZA 08-127, onder de opschortende voorwaarde dat GIP in die kosten zal worden veroordeeld;
5.5.veroordeelt Koudijs om aan Prodema te vergoeden de kosten van Prodema en KIWA in de vrijwaringszaak met zaaknummer 100014 HAZA 08-129, onder de opschortende voorwaarde dat Prodema in die kosten zal worden veroordeeld;
5.6.verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling sub 5.2., 5.3. en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk, mr. I. Tubben en mr. J. Wichers en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.