ECLI:NL:RBGRO:2009:BK2646

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109516 / FA RK 09-925
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vrouw, die verzocht om een omgangsregeling voor haar minderjarige kind met de man. De vrouw stelde dat er een omgangsregeling was overeengekomen, maar dat deze niet werd nageleefd door de man. Hierdoor ontstonden er teleurstellingen bij het kind, dat niet wist waar het aan toe was. De vrouw verzocht de rechtbank om een duidelijke omgangsregeling vast te stellen, waarbij de man verplicht zou zijn om omgang te hebben met het kind.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar was om een zorgvuldige beslissing te nemen. Zowel de man als de vrouw waren niet ter zitting verschenen, en de advocaat van de vrouw kon geen nadere informatie geven over de leefomstandigheden van beide ouders of de praktische mogelijkheden voor een omgangsregeling. De rechtbank concludeerde dat het risico bestond dat een vastgestelde omgangsregeling niet uitvoerbaar zou zijn, wat niet in het belang van het kind zou zijn.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen. De beslissing werd genomen met het oog op het belang van het kind, dat al teleurstellingen had ervaren door het uitblijven van omgangsmomenten met de vader. De rechtbank benadrukte dat er meer informatie nodig was om een omgangsregeling te kunnen vaststellen die daadwerkelijk uitgevoerd kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 109516 / FA RK 09-925
beschikking d.d. 6 oktober 2009
in de zaak van:
[vrouw],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E. Henkelman,
en
[man],
wonende te [adres]),
verweerder,
hierna te noemen de man.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 22 april 2009 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man gerechtigd is en de plicht heeft om gedurende een weekend per 14 dagen (even weken) van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, omgang met het minderjarige kind van partijen, alsmede gedurende twee weken van de zomervakantie, op vaderdag en op de verjaardag van de man. Tevens wordt verzocht te bepalen dat de man de minderjarige dient te halen en te brengen. Kosten rechtens.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 27 augustus 2009. Daarbij zijn mr. E. Henkelman, namens de vrouw, alsmede de heer J. Scholte Aalbes namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna: de Raad), verschenen en gehoord.
Hoewel deugdelijk opgeroepen is de man niet ter zitting verschenen.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie is geboren het thans nog minderjarige kind:
* [de minderjarige], geboren [in 2004] in de gemeente [***] en door de man erkend [in 2005];
- voornoemde minderjarige verblijft bij de vrouw;
- de vrouw is alleen belast met het minderjarige kind.
Standpunt van de vrouw
Partijen zijn onderling een omgangsregeling overeengekomen waarbij [de minderjarige] de man gedurende een weekend per veertien dagen ziet. De vrouw heeft echter moeten constateren dat deze regeling niet wordt nagekomen. Veelal vervalt een weekend of de vrouw wordt vijf minuten van te voren door de man gebeld met de mededeling dat hij [de minderjarige] komt halen. Vaak wordt [de minderjarige] binnen een dag weer teruggebracht. De vrouw kan zich niet verenigen met de wijze waarop de man uitvoering aan de omgang geeft. Los van het feit dat zij niets kan plannen ontstaat er bij [de minderjarige] onzekerheid. Ze weet niet waar zij aan toe is en wordt regelmatig teleurgesteld doordat de man niet komt. De vrouw acht het van belang dat [de minderjarige] omgang heeft met de man. De vrouw is dan ook van mening dat partijen gebaat zijn bij een duidelijke omgangsregeling waarbij niet alleen de mogelijkheid tot omgang aanwezig is maar tevens ook de plicht conform artikel 1:377a lid 1 om omgang te hebben.
Ter zitting is door mr. Henkelman naar voren gebracht dat de vrouw deze week is begonnen met een re-integratietraject met als gevolg dat zij niet ter zitting aanwezig kan zijn. Het laatste jaar verloopt de omgang problematisch. Er vindt af en toe een overnachting plaats. In de zomervakantie heeft er een week omgang plaatsgevonden na lang aandringen van de vrouw. De man heeft financiële problemen.
Beoordeling
De rechtbank beschikt op dit moment niet over meer informatie dan hetgeen naar voren komt uit het -summiere- verzoekschrift van de vrouw. Zowel de man als de vrouw zijn niet in persoon ter zitting verschenen. Bovendien kon de advocaat van de vrouw ter zitting vrijwel geen nadere informatie verstrekken over
* de (huidige) leefomstandigheden van de man en vrouw,
* hoe de omgang tot nu toe is gelopen, wat daarin mis is gegaan en hoe dat anders zou kunnen,
* en hun praktische (on) mogelijkheden tot het treffen van een omgangsregeling als het gaat om bijvoorbeeld tijdstip, frequentie of het halen en brengen.
Gegeven het feit dat er onvoldoende informatie voorhanden is over de praktische mogelijkheden en beletselen aan de zijde van beide ouders acht de rechtbank het risico aanwezig dat, gevolg gevend aan het verzoek van de vrouw, een omgangsregeling wordt vastgesteld die door ouders, of in ieder geval de man, als gevolg van praktische omstandigheden feitelijk niet wordt, cq kan worden uitgevoerd. De rechtbank acht dit niet in het belang van [de minderjarige], zeker niet nu er blijkbaar al sprake is geweest van teleurstellingen aan haar kant als gevolg van het uitblijven van door haar verwachte omgangsmomenten met haar vader.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende feitelijke basis is aangedragen om op zorgvuldige wijze, met het oog op het belang van [de minderjarige], een omgangsregeling tussen haar en de man vast te kunnen stellen. D rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
BESLISSING
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2009 in tegenwoordigheid van mr. L.J. van der Heide als griffier.