ECLI:NL:RBGRO:2009:BK2645

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109316/FA RK 09-847
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige door psychische problemen van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan over het verzoek van de man om hem bij uitsluiting van de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind. De man heeft dit verzoek ingediend omdat de vrouw, die lijdt aan een ernstige depressieve stoornis, niet in staat is om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw sinds februari 2006 niet in staat is geweest om de opvoeding en verzorging van het kind op zich te nemen, en dat er geen overleg mogelijk is geweest tussen de ouders door de psychische toestand van de vrouw. De man heeft het gezag feitelijk alleen uitgeoefend en er is een reëel risico dat het kind in de toekomst klem komt te zitten tussen de ouders.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er op dat moment nog geen klemsituatie was, de kans daarop zeer aanwezig is. De vrouw heeft in het verleden haar ouderlijk gezag niet kunnen uitoefenen en er is geen uitzicht op verbetering van haar situatie. De rechtbank heeft ook de kwetsbaarheid van het kind in aanmerking genomen, aangezien het kind geestelijk beperkt is en haar gedrag dat van een veel jonger kind vertoont. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat de man alleen met het gezag wordt belast, om zo te voorkomen dat het kind klem komt te zitten tussen de ouders.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de man met uitsluiting van de vrouw met het gezag over het kind wordt belast. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 109316 / FA RK 09-847
beschikking d.d. 6 oktober 2009
in de zaak van:
de man,
advocaat mr. M. Hoekman-Haan,
en
de vrouw,
advocaat mr H.A. Jonker-van Dijk.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 18 april 2009 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin hij verzoekt om hem bij uitsluiting van de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over het minderjarige kind van partijen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 27 augustus 2009. Daarbij zijn partijen, bijgestaan door hun raadslieden, mevrouw Y. van der Zee, begeleidster van de vrouw namens Lentis, alsmede de heer J. Scholte-Aalbes namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna: de Raad), verschenen en gehoord.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie is geboren hun thans nog minderjarige kind;
- zij zijn gezamenlijk belast met het gezag over voornoemde minderjarige;
- bij beschikking van deze rechtbank van 27 maart 2007 is het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man bepaald.
Standpunt van de man
Sinds februari 2006 verblijft [het kind] bij de man, omdat de vrouw regelmatig opgenomen is geweest bij de GGz te Winschoten, thans Lentis, en zij de opvoeding en verzorging van [het kind] evenals haar aandeel in de zorg niet meer op zich kon nemen. Thans is zij nog steeds onder behandeling van Lentis. Door het ziektebeeld van de vrouw is er tussen partijen geen overleg mogelijk geweest. Bovendien is de vrouw onbetrouwbaar doordat zij zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. De man heeft, gezien het ziektebeeld en de ontwikkeling daarin, weinig vertrouwen dat op korte termijn dan wel op lange termijn het contact tussen de man en de vrouw zal herstellen. De vrouw wordt niet betrokken in de besluitvorming omtrent [het kind]. De man overlegt met zijn nieuwe partner de beslissingen die aangaande [het kind] moeten worden genomen. Als de vrouw een handtekening zet weet de man echter niet in welke gemoedstoestand zij op dat moment verkeert. Als gevolg van alle opnames weet de man met regelmaat niet waar hij de vrouw kan bereiken.
Hij is van mening dat nu de vrouw niet in staat blijkt te zijn het gezag daadwerkelijk gezamenlijk met de man uit te oefenen, het beter is dat het dagelijks opvoedings- en verzorgingsrecht aan de verzorgende ouder toekomt. Op dit moment zit [het kind] nog niet klem tussen de ouders. Nu de communicatie tussen partijen nihil is en er ook geen uitzicht is op verbetering, bestaat er bij voortzetting van het gezamenlijk gezag het onaanvaardbaar risico voor het klem en verloren raken van [het kind] tussen haar beide ouders. Bovendien is de man van mening dat hij voorzieningen moet kunnen treffen voor het geval hem als verzorgende ouder in de toekomst iets zou overkomen. Door het gezamenlijk gezag wordt dit bemoeilijkt.
Ter zitting is naar voren gebracht dat getracht is de omgang tussen de vrouw en [het kind] op gang te brengen. Dit heeft enige jaren geduurd. [het kind] heeft een korte periode onder begeleiding contact gehad met de vrouw. Sinds kort heeft zij één keer in de week telefonisch contact met de vrouw. Het valt niet te verwachten dat in de toekomst het tot een volwaardige omgang zal komen tussen de vrouw en [het kind]. Daar komt bij dat [het kind] geestelijk beperkt is en zij weliswaar de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt, doch haar gedrag gelijk is aan die van een vierjarige. Tot slot wordt naar voren gebracht dat de man bereid is in overleg met de instanties in contact te blijven met de vrouw.
Standpunt van de vrouw
De vrouw is het niet eens met het verzoek van de man. Hij heeft geen concrete voorbeelden naar voren gebracht waarom het gezamenlijk gezag moet worden gewijzigd. De vrouw is gediagnosticeerd met depressieve stoornis recidiverend, ernstig zonder psychotische kenmerken. Op dit moment echter wordt aan deze diagnose getwijfeld en de vrouw is aangemeld bij het autistenteam. Het klopt dat de vrouw in het verleden haar afspraken moeilijk nakwam. Nu zij voldoende begeleiding krijgt gaat dit beter. Ook was de vrouw in het begin moeilijk te bereiken omdat het ziektebeeld zich ontwikkelde. De vrouw wordt al een lange periode intensief begeleid en er is sprake van stabiliteit. Duidelijk is dat de vrouw een aantal problemen heeft, maar die staan niet aan gezamenlijk gezag in de weg. In het verleden is niets gebeurd waardoor [het kind] klem is komen te zitten tussen de ouders
De vrouw wil graag omgang en is hiermee voorzichtig gestart middels telefonische contacten. Zij weet dat de omgang voorzichtig moet worden opgebouwd. Zij is al een jaar lang niet bij de school geweest en gaat de strijd met de man niet aan. De vrouw is dan ook van mening dat zij het afgelopen jaar zeer geduldig is geweest. De school van [het kind] heeft richting de vrouw er ook weer vertrouwen in. De vrouw is van mening dat de man met haar moet overleggen. Het enige wat zij weet is naar welke school [het kind] gaat. Tot slot wordt naar voren gebracht dat de vrouw aanvoelt wat het beste voor [het kind] is, ook als zij niet precies weet wat de situatie van [het kind] is. Zij kan op die manier invulling geven aan het ouderlijk gezag. Zij weet niet of het beter is dat de man een beslissing neemt.
Beoordeling
Ingevolge artikel 1:253n lid 1 (nieuw) van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd op verzoek van één van de ouders, indien sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Gezien het feit dat [het kind] sinds 27 maart 2007 officieel haar hoofdverblijf bij de man heeft en bij de vrouw sprake is van een ziektebeeld is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de gezagsvoorziening rechtvaardigen.
Op grond van artikel 1:253n lid 2 (nieuw) jo 1:251a (nieuw) BW kan worden bepaald dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel [het kind] op dit moment nog niet klem zit tussen de ouders het risico zeer wel aanwezig is dat zij in de toekomst klem komt te zitten tussen de ouders. Daartoe overweegt de rechtbank dat het feit dat tot nu toe geen klemsituatie is ontstaan met een grote mate van waarschijnlijkheid een gevolg is van het feit dat de vrouw de afgelopen jaren psychisch zodanig ziek is geweest dat zij aan haar ouderlijk gezag ook geen invulling heeft willen of kunnen geven. Zij heeft feitelijk de zeggenschap aan de man overgelaten en er was voor de man ook niet of nauwelijks de reële mogelijkheid om samen met de vrouw te beslissen.
Ter zitting is echter gebleken dat de vrouw niet alleen voornemens is het contact met [het kind] te herstellen, maar ook feitelijk invulling wil gaan geven aan haar ouderlijk gezag. Het feit dat zij tengevolge van haar jarenlange ziekte weinig weet over de situatie van [het kind], maar ter zitting aangeeft daarin geen beletsel ziet om beslissingen over haar te nemen omdat zij “aanvoelt wat goed is voor [het kind]” acht de rechtbank zorgelijk.
Bovendien acht de rechtbank zorgelijk dat als het gaat om het ziektebeeld van de vrouw, de diagnostiek blijkbaar nog niet is afgerond. Zij is in eerste instantie gediagnosticeerd met een depressieve stoornis recidiverend, ernstig zonder psychotische kenmerken. Aan deze diagnose wordt getwijfeld en de vrouw is aangemeld voor verder onderzoek bij het autistenteam. Uit de brief van Lentis blijkt dat de vrouw zich niet kan verplaatsen in een ander en op sociaal vlak de mist ingaat omdat zij dingen niet begrijpt. Onduidelijk is hoe de medische situatie van de vrouw en de behandeling daarvan er in de toekomst uit gaan zien. Op basis van één en ander twijfelt de rechtbank ernstig of de vrouw, als zij invulling zou gaan geven aan het gezamenlijk ouderlijk gezag, dat op een manier zal doen die in het belang van [het kind] kan worden geacht.
Daarenboven blijkt uit de overgelegde bescheiden en het verhandelde ter zitting dat [het kind] zelf een kwetsbaar meisje is vanwege haar geestelijke beperking en omdat, hoewel zij tien jaar is, haar gedrag gelijk is aan dat van een vierjarige. Nog meer dan bij een ander kind is het voor [het kind] belangrijk dat tijdig de juiste beslissingen over haar worden genomen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het gezamenlijk gezag over [het kind] beëindigd dient te worden en dat de man alleen belast dient te worden met het gezag over haar.
BESLISSING
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen ten aanzien van het minderjarige kind:
bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw met het gezag over voornoemde minderjarige wordt belast;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2009 in tegenwoordigheid van mr. L.J. van der Heide als griffier.