ECLI:NL:RBGRO:2009:BI0276

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108725/HA RK 09-82
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de meervoudige strafkamer in een strafzaak

Op 23 maart 2009 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Groningen een drietal verzoeken van de verdachte afgewezen en besloten dat de behandeling van de strafzaak kan worden voortgezet. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Dogan, heeft vervolgens een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de meervoudige strafkamer, stellende dat deze niet onpartijdig zijn. De verzoeker meent dat de rechters enkel gericht zijn op een snelle afhandeling van de zaak en dat hun beslissingen niet voldoende zijn gemotiveerd. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat de afwijzing van de verzoeken door de meervoudige strafkamer wel degelijk onderbouwd was. De wrakingskamer oordeelt dat er geen objectieve redenen zijn voor de vrees dat de rechters vooringenomen zouden zijn. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak zo spoedig mogelijk moet worden voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 23 maart 2009, door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. G.J.J. Smits, L.M.E. Kiezebrink en M. Griffioen, met mr. M.J. Mulder als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER (WRAKINGSKAMER)
Zaaknummer / rolnummer: 108725 HA RK 09-82
Beslissing
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend namens
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de [adres],
verzoeker,
advocaat mr. S. Dogan
1. De procedure
1.1. Mr. Dogan heeft namens [verzoeker] ter zitting van de meervoudige strafkamer van 23 maart 2009 een verzoek ingediend tot wraking van mrs. E.W. van Weringh, R. Depping en J.E. Wichers, als respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige strafkamer die de strafzaak onder parketnummer 18/630039-07 tegen [verzoeker] behandelt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Op 23 maart 2009 is het verzoek tot wraking ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Ter zitting heeft mr. Dogan namens verzoeker het verzoek toegelicht en is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. Mrs. Van Weringh, Depping en Wichers hebben de wrakingskamer laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek, tenzij de wrakingskamer oordeelt dat hun aanwezigheid wel gewenst is.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Namens verzoeker is – samengevat – gesteld dat voornoemde rechters er blijk van hebben gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde strafzaak te zijn. Namens verzoeker is verzocht om toevoeging aan het strafdossier van de civielrechtelijke stukken omtrent de uithuisplaatsing van [minderjarige] en van mogelijk ontlastende BOB-stukken (verslagen tapgesprekken alsmede processen-verbaal van vernietiging van tapgesprekken), en het horen van enkele getuigen. Vorengenoemde rechters hebben deze verzoeken afgewezen en beslist dat met de behandeling kan worden voortgegaan. Deze afwijzing en beslissing zijn niet onderbouwd en gemotiveerd. Door deze handelwijze hebben de rechters blijk gegeven van vooringenomenheid en kennelijk enkel de spoedige afdoening van de strafzaak van [verzoeker] voor ogen gehad.
Bovengenoemde feiten en omstandigheden leveren naar de mening van verzoeker zwaarwegende redenen op voor de objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid van de rechters.
3. Het standpunt van mrs. Van Weringh, Depping en Wichers
3.1. Mrs. Van Weringh, Depping en Wichers hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer van 23 maart 2009 aangegeven niet in de wraking te berusten.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3. De rechtbank (wrakingskamer) stelt vast dat de onderbouwing van het onderhavige wrakingsverzoek hier op neerkomt dat verzoeker het niet eens is met de door de meervoudige strafkamer ter zitting van 23 maart 2009 genomen beslissingen. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 23 maart 2009 heeft deze kamer haar beslissingen, dat de ter zitting door de verdediging gedane verzoeken worden afgewezen, toegelicht en gemotiveerd. De rechtbank (wrakingskamer) is van oordeel dat uit deze toelichting en motivering niet blijkt van het ontbreken van onpartijdigheid van de rechters, of de schijn daarvan. De rechtbank (wrakingskamer) zal het onderhavige verzoek tot wraking van mrs. Van Weringh, Depping en Wichers dan ook afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank (wrakingskamer):
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (parketnummer 18/630039-07) zo spoedig mogelijk wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking,
5.3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mrs. Van Weringh, Depping en Wichers en de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.J.J. Smits, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2009.