ECLI:NL:RBGRO:2009:BH4852
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.M. van Woensel
- K.R. Bosker
- P.H.M. Tapper-Wessels
- Rechtspraak.nl
Ontucht tussen sociotherapeut en patiënt in psychiatrische behandelsetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een sociotherapeut die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt. De verdachte, werkzaam in de Van Mesdagkliniek, werd verweten seksuele handelingen te hebben verricht met de patiënt, die zich aan haar zorg had toevertrouwd. De verdediging voerde aan dat er sprake was van wederzijdse instemming en volledige vrijwilligheid, en dat de relatie niet als ontuchtig kon worden gekwalificeerd. De officier van justitie stelde daarentegen dat de afhankelijkheidsrelatie tussen sociotherapeut en patiënt inherent was aan de setting van de behandelkliniek, en dat dit de ontuchtige aard van de handelingen bevestigde.
De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van enige druk of dwang die de patiënt zou hebben beïnvloed om seksuele contacten aan te gaan. Beide partijen hadden blijk gegeven van gevoelens voor elkaar en de seksuele handelingen waren het resultaat van wederzijdse instemming. De rechtbank baseerde haar oordeel op de relevante jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad, en concludeerde dat de relatie tussen de verdachte en de patiënt niet als ontuchtig kon worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van seksuele relaties binnen een zorgsetting en de noodzaak om de context van dergelijke relaties zorgvuldig te beoordelen. De rechtbank heeft de belangen van zowel de verdachte als de patiënt in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de vervolging niet gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak.