ECLI:NL:RBGRO:2009:BH0709
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van ouderlijk gezag bij vermissing van de ouder
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 13 januari 2009 uitspraak gedaan over de schorsing van het ouderlijk gezag van een vader die sinds juli 2000 vermist is in Iran. De vrouw, verzoekster in deze procedure, heeft op 29 augustus 2008 een verzoekschrift ingediend waarin zij vraagt om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind [kind 2] te beëindigen en te bepalen dat zij alleen het gezag over het kind toekomt. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 18 december 2008, waarbij de vrouw en haar raadsvrouw, alsook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, aanwezig waren. De man is in deze procedure niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man met elkaar gehuwd zijn en dat zij twee kinderen hebben, geboren in Iran. De vrouw is met de kinderen naar Nederland gevlucht, terwijl de man sinds zijn vermissing niet meer bereikbaar is. De rechtbank overweegt dat het gezamenlijk gezag niet kan worden uitgeoefend, omdat de man niet bereikbaar is voor noodzakelijke beslissingen omtrent het kind, zoals medische behandelingen of schoolinschrijvingen. Dit gebrek aan contact maakt het feitelijk onmogelijk om het gezamenlijk gezag adequaat uit te oefenen.
Op basis van artikel 1:253r jo 1:253q van het Burgerlijk Wetboek heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de man wordt geschorst in zijn ouderlijk gezag zolang zijn vermissing voortduurt. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De vrouw is gedurende deze periode alleen belast met het gezag over [kind 2]. De griffier heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.