ECLI:NL:RBGRO:2009:660

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
112928 / KG ZA 09-301
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over huurverhouding tussen twee scheepswerven in Groningen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen werd behandeld, betreft het een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, MAAS SHIPYARD B.V. en MAAS ONROEREND GOED B.V., als eiseressen, en GRONINGEN SHIPYARD B.V. als gedaagde. De eiseressen vorderden onder andere betaling van huurtermijnen en een waarborgsom, alsook een verbod op het ontmantelen van de werflocatie en het afvoeren van roerende zaken. De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De eiseressen stelden dat gedaagde de overeengekomen huurtermijnen van EUR 10.000,00 per maand niet betaalde, terwijl gedaagde zich op het standpunt stelde dat de huurovereenkomst met een andere eiseres was gesloten en dat de huurtermijn EUR 5.000,00 per maand bedroeg.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres sub 1 ontvankelijk was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de vordering tot betaling van de huurtermijnen van EUR 10.000,00. De rechter wees de vordering tot betaling van EUR 5.000,00 per maand toe, met de voorwaarde dat deze betaling bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand diende te geschieden. De vorderingen tot betaling van BTW, de waarborgsom en het verbod op ontmanteling werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter onvoldoende bewijs vond voor de stellingen van eiseressen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 27 november 2009 door mr. E.J. Oostdijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GRONINGEN

Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 112928 / KG ZA 09-301
Vonnis in kort geding van 27 november 2009
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAAS SHIPYARD B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAAS ONROEREND GOED B.V.,
beiden gevestigd te Kolham,
eiseressen,
advocaat mr. R.W. Lagerwaard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRONINGEN SHIPYARD B.V.,
gevestigd te Waterhuizen,
gedaagde,
advocaat mr. S.N.S.M. Mak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van eiseres
  • de pleitnota van gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vordering van eiseres strekt er – na wijziging van de eis – toe:
I. gedaagde te gelasten om over te gaan tot betaling aan eiseressen van de overeengekomen maandelijkse huurtermijnen, groot EUR 10.000,00 ex BTW per maand, dan wel subsidiair in ieder geval het bedrag van EUR 5.000,00 ex BTW per maand, een en ander bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand, zoals ook toegezegd door haar raadsman bij brief d.d. 28 februari 2008, bij gebreke waarvan gedaagde de wettelijke rente verschuldigd is per de eerste van elke maand;
II. gedaagde te gelasten om over te gaan tot betaling van BTW over de huurtermijnen;
III. gedaagde te gelasten, voor zover de voorzieningenrechter enkel uitgaat van de zijdens gedaagde erkende huur, groot EUR 5.000,00 ex BTW per maand, alsdan een bankgarantie conform het gebruikelijke model en voorwaarden voor het verschil, namelijk voor (29 x EUR 5.000,00 = EUR 145.000,00 + (19% x 145.000,00 =) 27.550,00 = EUR 172.550,00, aan eiseres sub 1, subsidiair aan eiseressen, meer subsidiair aan de curatoren voornoemd, ter hand te stellen en wel binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis;
IV. gedaagde te gelasten de waarborgsom groot EUR 37.500,00 ex BTW en derhalve inclusief BTW EUR 44.625,00 conform het verwoorde in het eerdere vonnis van deze rechtbank d.d. 3 augustus 2007, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente sedert 1 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen aan eiseressen, subsidiair aan de curatoren voornoemd, en wel binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
V. gedaagde te gelasten dat de maandelijkse huurpenningen, primair EUR 10.000,00 te vermeerderen met BTW, subsidiair EUR 5.000,00, te vermeerderen met BTW, elke maand bij vooruitbetaling voor de eerste dag van de desbetreffende maand dient te voldoen aan primair eiseres sub 1, subsidiair aan eiseressen en meer subsidiair aan de curatoren voornoemd, bij gebreke waarvan gedaagde vanaf de eerste dag van elke respectievelijke maand de wettelijke vertragingsrente verschuldigd wordt;
VI. het gedaagde wordt verboden om de werflocatie Waterhuizen no. 8 te Waterhuizen te ontmantelen en de roerende zaken die eiseressen in eigendom toebehoren van deze werflocatie af te voeren, alsmede gedaagde te gelasten dat roerende zaken die inmiddels zijn afgevoerd zoals de mobiele kraan, diverse lasmachines, etc., vide productie 6, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis weer teruggebracht dienen te worden naar de locatie Waterhuizen no. 8 te Waterhuizen, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag danwel dagdeel dat gedaagde daarmee in gebreke blijft na betekening van dit vonnis;
VII. gedaagde te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een schriftelijke verklaring af te leggen waarin zij op schrift stelt dat zij de betreffende roerende zaken, zoals vermeld in de door gedaagde ondertekende inventarislijst zoals opgesteld door gerechtsdeurwaarder Hartman d.d. 21 april 2005, onder zich houdt op de werf locatie Waterhuizen no. 8 te Waterhuizen, alsmede deze niet zonder schriftelijke toestemming van eiseressen zal afvoeren, dan wel zal laten afvoeren van de werf locatie Waterhuizen no. 8 te Waterhuizen, noch direct noch indirect, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag dan wel dagdeel dat gedaagde daarmee in gebreke blijft na betekening van dit vonnis;
VIII. gedaagde het recht te ontzeggen om deze betreffende roerende zaken in onderhuur te geven aan Hogau Afbouw BV en/of Hogau Scheepsbouw BV en/of elke andere derde en gedaagde tevens te verbieden om deze zaken, al dan niet om niet, zonder schriftelijke toestemming zijdens eiseressen aan andere derde partijen ter hand te stellen, al dan niet voor (indirect) gebruik, danwel anderszins, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag dan wel dagdeel dat gedaagde daarmee in gebreke blijft na betekening van dit vonnis;
IX. gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2.
Gedaagde voert verweer.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid

3.1.
Terzake van de huur heeft gedaagde zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van eiseres sub 1, omdat naar de stelling van gedaagde de huurovereenkomst is gesloten met eiseres sub 2.
Daartoe heeft gedaagde een afschrift overgelegd van een met eiseres sub 2. gesloten overeenkomst van 11 april 2007. Eiseressen hebben de juistheid van deze overeenkomst weersproken.
3.2.
Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
In het hierbedoelde afschrift is de begindatum van de overeenkomst niet vermeld danwel weggevallen. Daarnaast zijn twee data handmatig toegevoegd. Bovendien is uit dit afschrift niet op te maken of de gehele overeenkomst is overgelegd of een gedeelte daarvan.
Nu het origineel van deze overeenkomst niet is overgelegd, is thans niet zonder nader onderzoek vast te stellen of deze overeenkomst daadwerkelijk tussen eiseres sub 2. en gedaagde is gesloten en welke strekking deze voor het overige heeft.
Aan deze overeenkomst kan naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voor de onderhavige beoordeling geen betekenis worden toegekend.
Het is derhalve niet voldoende aannemelijk geworden dat de desbetreffende huurovereenkomst met eiseres sub 2. is gesloten. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat de overeenkomst van 30 mei 2007 tussen eiseres sub 1. en gedaagde die deels ook betrekking heeft op de huur van dezelfde roerende zaken als hiervoor bedoeld, van onwaarde is.
Gezien het vorenoverwogene kan eiseres sub 1. in de vordering aangaande de huurtermijnen worden ontvangen.
Inhoudelijk
3.3.
Door gedaagde is erkend dat terzake van de huur van de roerende zaken EUR 5.000,00 per maand verschuldigd is.
Eiseressen hebben onder verwijzing naar de overeenkomst van 30 mei 2007 aangevoerd dat ter zake EUR 10.000,00 is overeengekomen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het overgelegde afschrift blijkt dat voor wat betreft de maanden juni, juli en augustus 2007 voor ‘equipment’ 3 x EUR 10.000,00 moest worden voldaan, doch daaruit is niet zonder meer af te leiden dat ditzelfde bedrag ook voor de daaropvolgende periode is overeengekomen. Partijen verschillen omtrent de uitleg van bedoelde overeenkomst en hetgeen daarin terzake de huurpenningen is overeengekomen fundamenteel van mening, zodat nader onderzoek vereist is, waarvoor een kort geding zich in beginsel niet leent.
3.4.
Gelet op de erkenning door gedaagde van de verschuldigdheid van EUR 5.000,00 per maand zal de vordering sub I betreffende de huurtermijnen dan ook in zoverre worden toegewezen, met dien verstande dat betaling hiervan aan eiseressen moet plaatsvinden danwel voorzover de huurtermijnen onder beslag liggen aan de beslaglegger (de curatoren in het faillissement van Maas Shipyard Waterhuizen B.V. hebben beslag doen leggen op de desbetreffende huurpenningen). Nu deze toewijzing tevens met zich brengt dat aan het onder V gevorderde wordt voldaan, bestaat onvoldoende zelfstandige grond voor toewijzing van de vordering sub V.
Gezien het vorenstaande bestaat thans evenmin voldoende grond voor toewijzing van de vordering sub III.
3.5.
Ten aanzien van de verschuldigde BTW over de huurtermijnen heeft gedaagde toegezegd dat zij de volledige BTW over alle huurtermijnen zal betalen aan de beslaglegger (mr. Entzinger) zodra haar door Maas Onroerend Goed B.V. deugdelijke facturen met het juiste BTW-bedrag worden gepresenteerd.
Gelet op het onder 3.2 overwogene is thans niet vast te stellen of en in hoeverre eiseres sub 2 de zojuist bedoelde facturen dient te presenteren, zoals gedaagde wenst. Anderzijds acht de voorzieningenrechter het in verband met eisen die de belastingdienst stelt ten aanzien van de BTW-heffing, gerechtvaardigd dat gedaagde deugdelijke facturen wenst te ontvangen alvorens de verschuldigde BTW te voldoen aan de rechthebbende.
Waar mede gezien het onder 3.2 overwogene niet zonder nader onderzoek is vast stellen wie van eiseressen die facturen aan gedaagde moet doen toekomen, acht de voorzieningenrechter in het onderhavige kort geding onvoldoende grond aanwezig voor onvoorwaardelijke toewijzing van de vordering tot betaling van de BTW.
3.6.
Ten aanzien van de vordering betreffende de waarborgsom overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Ingevolge het vonnis d.d. 3 augustus 2007 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is gedaagde in de plaats van de oorspronkelijke huurder (één van eiseressen) getreden wat betreft de huurovereenkomst met Beem B.V. terzake van de werflocatie.
Ook indien kan worden aangenomen dat de waarborgsom door Maas is voldaan, hetgeen door gedaagde is betwist, had het op de weg van Maas gelegen nadat de indeplaatsstelling op grond van het zojuist genoemde vonnis haar beslag had gekregen om de verhuurder Beem B.V. te verzoeken de waarborgsom terug te betalen.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan Maas de waarborgsom niet van gedaagde (terug)vorderen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
3.7.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de werflocatie Waterhuizen no. 8 te Waterhuizen in strijd met de belangen van Maas wordt ontmanteld en evenmin dat de roerende zaken, die eiseressen in eigendom toebehoren, door gedaagde – anders dan als normaal gebruik aan te merken in het kader van de met Maas gesloten huurovereenkomst – van deze werflocatie worden afgevoerd. In dit verband acht de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om thans expliciet te bepalen dat de verhuurde roerende zaken slechts op de werflocatie mogen worden gebruikt door de huurder.
Gelet daarop worden de vorderingen onder VI en VII afgewezen.
3.8.
Voorts is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden dat de vorenbedoelde roerende zaken aan derden, zoals Hogau Afbouw BV en/of Hogau Scheepsbouw BV zijn onderverhuurd.
Voor zover Maas heeft gesteld dat één of meer van die zaken aan derden ter hand zijn gesteld, overweegt de voorzieningenrechter dat nader onderzoek vereist is voor beantwoording van de vraag of gedaagde daarmee in strijd handelt met de huurovereenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten. Een kort geding leent zich niet voor een dergelijk onderzoek.
Gelet hierop wordt de vordering onder VIII afgewezen.
3.9.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
gelast gedaagde om over te gaan tot betaling van huurtermijnen ad EUR 5.000,00 ex BTW per maand aan eiseressen danwel voorzover de huurtermijnen onder beslag liggen aan de beslaglegger, een en ander bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand, bij gebreke waarvan gedaagde de wettelijke rente verschuldigd is per de eerste van elke maand;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op
27 november 2009. [1]

Voetnoten

1.type: js