ECLI:NL:RBGRO:2008:BG4431

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105555/HA RK 08-392
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 30 oktober 2008 heeft de Rechtbank Groningen een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door [verdachte], vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.J. Visser. Het verzoek was gericht tegen de rechters mrs. E.W. van Weringh, L.W. Janssen en G. Laman, die de strafzaak tegen [verdachte] behandelden onder parketnummer 18/670188-08. Verzoeker stelde dat de rechters niet onpartijdig waren, omdat zij volgens hem op basis van een onjuiste wetstoepassing hadden beslist dat de behandeling van de strafzaak kon worden voortgezet, wat zijn verdedigingsbelang zou schaden.

Tijdens de zitting van de wrakingskamer op dezelfde dag heeft mr. Visser het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. J.G. Brontsema, kreeg de gelegenheid om haar zienswijze naar voren te brengen. De betrokken rechters gaven aan niet aanwezig te zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek. De rechtbank oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren.

De rechtbank concludeerde dat de onderbouwing van het wrakingsverzoek niet voldoende was om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren. De beslissing van de meervoudige strafkamer om met de behandeling van de strafzaak voort te gaan was gemotiveerd en er was geen bewijs van onpartijdigheid of de schijn daarvan. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen, en werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: 105555 / HA RK 08-392
Beslissing van 30 oktober 2008
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verdachte],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C.J.J. Visser.
1. De procedure
1.1. Mr. Visser heeft namens [verdachte] ter zitting van 30 oktober 2008 een verzoek tot wraking ingediend van mrs. E.W. van Weringh, L.W. Janssen en G. Laman, als respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige strafkamer die de strafzaak onder parketnummer 18/670188-08 tegen [verdachte] behandelt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Op 30 oktober 2008 is het verzoek van [verdachte] tot wraking ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Ter zitting heeft mr. Visser het verzoek toegelicht en is de officier van justitie, mr. J.G. Brontsema, in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. Mrs. Van Weringh, Janssen en Laman hebben de wrakingskamer laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Verzoeker heeft – samengevat – gesteld dat mrs. Van Weringh, Janssen en Laman er blijk van hebben gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde zaak te zijn, nu zij op grond van een onjuiste wetstoepassing hebben beslist dat met de behandeling kan worden voortgegaan waardoor verzoeker in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad.
3. Het standpunt van mrs. Van Weringh, Janssen en Laman
3.1. Mrs. Van Weringh, Janssen en Laman hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer van 30 oktober 2008 aangegeven niet in de wraking te berusten.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 512 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3. De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van het onderhavige wrakingsverzoek hier op neerkomt dat verzoeker het niet eens is met de door de meervoudige strafkamer ter zitting van 30 oktober 2008 genomen beslissing dat met de behandeling van de strafzaak kan worden voortgegaan. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 30 oktober 2008 heeft de meervoudige strafkamer de beslissing dat met de behandeling kan worden voortgegaan ter zitting toegelicht en gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat uit deze toelichting en motivering niet blijkt van het ontbreken van onpartijdigheid, of de schijn daarvan, van de rechters. De rechtbank zal het onderhavige verzoek tot wraking van mrs. Van Weringh, Janssen en Laman dan ook afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (parketnummer 18/670188-08) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking,
5.3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mrs. Van Weringh, Janssen en Laman en de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J. Oostdijk, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2008.