ECLI:NL:RBGRO:2008:BD5037
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.B.M. Keurentjes
- E.J. Oostdijk
- F.J. Agema
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek wegens vermeende schijn van vooringenomenheid in strafzaak
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de politierechter, mr. E.M.J. Brink, op de grond dat er sprake zou zijn van schijn van vooringenomenheid. Verzoeker stelt dat de samenstelling van de rechtbank, bestaande uit vrouwelijke rechters en een vrouwelijke officier van justitie, niet representatief is voor de samenleving en dat dit de schijn van partijdigheid wekt, vooral gezien de aard van de zaak, die een seksueel getinte belediging betreft. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking op 6 juni 2008 behandeld.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de door verzoeker aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om te concluderen tot vooringenomenheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politierechter een alleensprekende rechter is, en dat de sekse van de rechter geen invloed heeft op de onpartijdigheid. De stelling van verzoeker dat een vrouwelijke rechter anders zou oordelen dan een mannelijke rechter werd als ongegrond en zelfs als discriminatoir beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.
De beslissing is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van de Rechtbank Groningen, waarbij de voorzitter, mr. R.B.M. Keurentjes, en de rechters mr. E.J. Oostdijk en mr. F.J. Agema aanwezig waren. De griffier, mr. D.W.J. Vinkes, heeft de zitting bijgewoond. De rechtbank heeft benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid.