ECLI:NL:RBGRO:2008:BD4300

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98683 / FA RK 07-2603
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezag over minderjarige kinderen na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 10 juni 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot het belasten van de overlevende ouder met het gezag over twee minderjarige kinderen na het overlijden van de moeder. De moeder, mevrouw [de vrouw], overleed op 30 november 2007, waarna de kinderen bij de vader, de heer [de man], zijn gaan wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader een substantieel aandeel heeft gehad in de verzorging en opvoeding van de kinderen, ondanks dat het gezag oorspronkelijk aan de moeder was toegewezen na de echtscheiding in 1996. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het gezag aan de vader over te dragen, waarbij werd opgemerkt dat de vader zich verantwoordelijk opstelt en de kinderen goed verzorgt. De rechtbank oordeelde dat er geen gegronde vrees bestond dat de belangen van de kinderen zouden worden verwaarloosd bij het toekennen van het gezag aan de vader. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren. De beslissing is genomen op basis van de belangen van de kinderen, waarbij de rechtbank de situatie van de vader als voldoende stabiel heeft beoordeeld, ondanks enige kwetsbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 98683 / FA RK 07-2603
beschikking d.d. 10 juni 2008
gegeven naar aanleiding van de op 5 december 2007 bij de rechtbank Groningen, sector Kanton, ontvangen kennisgeving van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Stadskanaal inzake het overlijden van:
[de vrouw],
bij leven wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw.
PROCESVERLOOP
Op 5 december 2007 is bij de griffier van de rechtbank een kennisgeving als bedoeld in artikel 301, eerste lid, onder a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) binnengekomen, waaruit blijkt dat de vrouw na haar overlijden twee minderjarige kinderen achterlaat en alleen met het gezag over deze kinderen was belast. Door het overlijden van de vrouw wordt er niet voorzien in het gezag over de minderjarige kinderen.
Bij brief van 11 januari 2008 heeft de griffier van de rechtbank aan de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna: de Raad), verzocht de rechtbank van raad en advies te dienen.
Op 18 maart 2008 is rapport en advies van de Raad ontvangen, gedateerd 17 maart 2008.
Op 28 maart 2008 zijn ter griffie van de rechtbank brieven van de minderjarige kinderen, [namen kinderen], ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 mei 2008. Daarbij zijn [de man], bijgestaan door mevrouw J.N. Westerhuis woonbegeleidster stichting Zienn, alsmede mevrouw I. van Dijk namens de Raad verschenen en gehoord.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- de heer [de man] (hierna te noemen de man) en mevrouw [de vrouw] zijn gehuwd op 2 oktober 1987, uit welk huwelijk onder andere zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
* [kind 1], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zuidhorn,
* [kind 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zuidhorn;
- bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 1996 is de echtscheiding uitgesproken;
- bij voornoemde beschikking is bepaald dat aan de vrouw het ouderlijk gezag toekomt over de minderjarige kinderen;
- op 30 november 2007 is de vrouw overleden;
- sinds het overlijden van de vrouw verblijven de minderjarige kinderen bij de man.
Standpunt van de Raad
De Raad adviseert het gezag over [namen kinderen] aan de man over te dragen. Na de scheiding van de ouders is aan de vrouw het gezag opgedragen. De man had nog wel een substantieel aandeel in de verzorging van de kinderen en periodiek ook in de opvoeding. Ook hebben[namen kinderen] na elkaar bepaalde periodes bij de man verbleven. De man stelt zich verantwoord op. De kinderen worden door hem volledig verzorgd en hij heeft hulp aanvaard in verband met zijn eigen problemen en de strafrechtelijke problemen van de kinderen. Wel wordt de situatie bij vader door de Raad als enigszins kwetsbaar beoordeeld. Dit is echter geen reden om aan hem niet het gezag op te dragen.
Standpunt van de man
De minderjarige kinderen wonen bij de man. In eerste instantie was het de bedoeling dat de kinderen zouden worden ondergebracht bij de broer en zus van de vrouw. Sinds het verblijf van de kinderen bij de man zijn zij positief veranderd. De kinderen en de man kunnen goed met elkaar opschieten. Hij is erg trots op hun.
Beoordeling
Op grond van artikel 253g van Boek 1 van het BW kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, de overlevende ouder of ambtshalve, indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over hun minderjarige kind alleen uitoefent, bepalen dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over dit kind wordt belast. Het verzoek om de overlevende ouder met het gezag te belasten wordt slechts afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat het belasten van de man met het gezag over[namen kinderen] in hun belang is, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
BESLISSING
bepaalt dat aan [de man], wonende te [adres],
het gezag toekomt over de minderjarige kinderen:
* [kind 1], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zuidhorn,
* [kind 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zuidhorn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn in tegenwoordigheid van mr. L.J. van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2008.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.