ECLI:NL:RBGRO:2008:BC5945
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van het recht op omgang tussen ouders en hun minderjarige kind in het kader van een omgangsverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een omgangsverzoek tussen de man en zijn minderjarige kind A. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen en het recht op omgang voor de duur van één jaar geschorst. De zaak is ontstaan uit een slechte onderlinge verhouding en non-communicatie tussen de ouders, die beiden persoonlijke problematiek ervaren en professionele hulp ontvangen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport van 5 oktober 2007 geadviseerd om voorlopig geen omgangsregeling vast te stellen, omdat de omgang tussen de man en A. schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en benadrukt dat er momenteel geen positief klimaat is voor omgang, gezien de leeftijd van A. en de verstoorde relatie tussen de ouders. De rechtbank heeft partijen aangespoord om te werken aan herstel van de onderlinge verstandhouding, zodat in de toekomst mogelijk weer omgang kan plaatsvinden. De man heeft ter zitting zijn bezorgdheid geuit over de zorg voor A. bij de vrouw, terwijl de vrouw heeft aangegeven dat omgang op dit moment niet in het belang van A. is. De rechtbank heeft bepaald dat de man éénmaal in de drie maanden schriftelijk vragen kan stellen aan de vrouw over A., die binnen twee weken beantwoord moeten worden. De beslissing is genomen in het kader van artikel 253a Boek I BW, dat het recht op omgang regelt.