ECLI:NL:RBGRO:2007:BA5131

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93361/ha rk 07-156
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingverzoek tegen rechters in een kinderzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 12 april 2007 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door mr. J.G.M. Kassing, de gemachtigde van de moeder van een minderjarige. Het verzoek was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de behandeling van een zaak omtrent voorlopige voogdij en schorsing van het gezag. De moeder was niet persoonlijk aanwezig, maar haar advocaat heeft het verzoek telefonisch toegelicht. Mr. Kassing stelde dat de rechtbank de rechten uit internationale kinderrechtenverdragen en het Burgerlijk Wetboek niet respecteerde, en dat de criminele handelwijze van het Bureau Jeugdzorg niet mocht worden geaccepteerd. Hij betoogde dat de zaak door een andere rechtbank behandeld zou moeten worden, omdat de betrokken rechters, met name mr. K.R. Bosker en mr. D.A. Flinterman, niet onpartijdig konden zijn.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechters oordeelden dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Flinterman konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De aangevoerde feiten en omstandigheden gaven geen aanleiding om te vrezen dat mr. Flinterman niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen, waaronder de moeder, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, werden geïnformeerd over de uitkomst van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

BESLISSING
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 93361 / HA RK 07/156
Datum beslissing: 12 april 2007
Beslissing op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats]
Kind van:
[vader],
wonende te [woonplaats],
en
[moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: "[de moeder]",
vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Kassing.
Procesverloop
Op 5 april 2007 heeft mr. J.G.M. Kassing, gemachtigde van [de moeder], tijdens de hoorzitting met betrekking tot de voorlopige voogdij / de schorsing van het gezag over [minderjarige], de behandelend rechter, mr. D.A. Flinterman, gewraakt.
Mr. Flinterman heeft niet in de wraking berust.
De hoofdofficier van justitie heeft mondeling te kennen gegeven geen aanleiding te zien om te worden gehoord op het wrakingsverzoek.
Op 10 april 2007 is het verzoek in het openbaar behandeld. [de moeder] is niet in persoon verschenen. Wel heeft mr. Kassing het namens [de moeder] ingediende wrakingsverzoek telefonisch toegelicht.
Mr. Flinterman is verschenen en heeft verweer gevoerd op het wrakingsverzoek. Voorts zijn [medewerkers] van het Bureau Jeugdzorg verschenen.
Rechtsoverwegingen
1. Het standpunt van verzoekster
Mr. Kassing heeft het wrakingsverzoek ingediend omdat zijns inziens de rechtbank Groningen de rechten uit kinderrechtenverdragen, mensenrechtenverdragen, het internationale recht en het Burgerlijk Wetboek niet respecteert, door de criminele handelwijze van het Bureau Jeugdzorg te accepteren, gelet op eerdere beslissingen van de rechtbank Groningen / mr. K.R. Bosker. Mr. Kassing heeft in zijn toelichting gesteld dat dit niet zozeer te wijten is aan mr. Flinterman, maar dat het met name gaat om mr. Bosker. De zaak zou eerst behandeld worden door mr. Bosker, maar later bleek dat mr. Flinterman de zaak had overgenomen.
Mr. Kassing is van mening dat een andere rechtbank de zaak zou moeten behandelen. De rechtbank Groningen, en derhalve ook mr. Flinterman, zou geen oordeel in deze meer mogen geven.
2. Het standpunt van mr. D.A. Flinterman
Mr. Flinterman heeft aangevoerd dat zij volledig onpartijdig is met betrekking tot de behandeling van de bodemzaak. Zij is nog niet toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak, gelet op het feit dat voor een juiste beoordeling van de zaak veel informatie vereist was, onder andere moest worden nagegaan of de rechtbank te Hasselt, België, een eerdere beslissing had genomen over de voogdij / het gezag over [minderjarige]. Door het wrakingsverzoek is het onderzoek in de zaak vroegtijdig beëindigd en heeft er geen inhoudelijke beoordeling kunnen plaatsvinden. Overigens voert mr. Flinterman aan dat zij de behandeling van de bodemzaak had overgenomen van mr. Bosker wegens ziekte en niet wegens andere redenen.
3. Beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De namens verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 1. weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van mr. Flinterman kan rechtvaardigen, nu mr. Kassing zich beroept op eerdere beslissingen van deze rechtbank, genomen door een andere rechter.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
De namens verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 1. weergegeven geven ook geen grond te vrezen dat het mr. Flinterman aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van haar de schijn van partijdigheid gewekt.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [moeder], mr. J.G.M. Kassing, mr. D.A. Flinterman, [minderjarige], Bureau Jeugdzorg, De Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie.
Aldus gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, president, M. Griffioen en J. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2007.
Mr. R.B.M. Keurentjes is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.