ECLI:NL:RBGRO:2007:BA1386

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89817/FA RK 06-1839 en 84970/FA RK 06-317
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarig kind

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de erkenning van hun minderjarige kind. De partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit het kind is geboren. De vrouw heeft het kind erkend door een andere man, C., met toestemming van de vrouw. De man heeft verzocht om de vernietiging van deze erkenning, stellende dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door de erkenning te verlenen met het oogmerk om hem te schaden. De rechtbank oordeelt dat de toestemming van de vrouw tot erkenning door C. geen te respecteren belang had en dat de vrouw inderdaad misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning toegewezen en ook het verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van het kind door de man toegewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de belangen van het kind of de vrouw bij een ongestoorde verhouding met het kind geschaad worden. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is en dat het van groot belang is dat de familierechtelijke betrekkingen tussen hem en het kind worden erkend. De rechtbank heeft de erkenning door C. vernietigd en de man vervangende toestemming verleend om het kind te erkennen. De beslissing over de omgangsregeling zal later worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige Kamer
zaaknr.: 89817/FA RK 06-1839 en
zaaknr.: 84970/FA RK 06-317
beschikking d.d. 20 februari 2007
in de zaken van:
de man,
procureur mr. K. van Bladeren,
advocaat mr. R.A. Schütz te Leeuwarden,
en
de vrouw,
procureur mr. W. Chr. de Roos.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 17 februari 2006 een verzoekschrift ingediend, waarin hij heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en het minderjarige kind van partijen. De zaak is geregistreerd onder nr. 84970/FA RK 06-317.
Het geding is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank van 18 mei 2006 en 28 september 2006.
De man heeft bij de rechtbank Assen een verzoekschrift ingediend, waarin hij heeft verzocht om vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van de minderjarige door:
- primair de erkenning van voornoemde minderjarige door C. te vernietigen;
- subsidiair de gemeente Heerenveen te bevelen tot doorhaling van de erkenning door C.
Bij beschikking van 18 oktober 2006 heeft de rechtbank Assen het geding in de stand waarin het zich bevond verwezen naar deze rechtbank. Deze zaak is geregistreerd onder nr. 89817/FA RK 06-1839.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2006 is mr. M.Verheul benoemd tot bijzondere curator.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld ter zitting met gesloten deuren op 5 december 2006.
Aanwezig zijn daarbij geweest: partijen, bijgestaan door hun raadslieden, in tegenwoordigheid van een verpleegkundige/sociotherapeute, tevens begeleidster van de man en mr. M. Verheul, voornoemd.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- partijen hebben samengewoond;
- uit hun relatie is een thabns nog minderjarig kind geboren;
- de minderjarige is erkend door C.;
Standpunt van de man
Uit de relatie tussen partijen is een thans nog minderjarig kind geboren. Partijen hebben voorafgaand aan en sedert de geboorte van [het kind] samengeleefd in familieverband. De relatie tussen partijen is thans definitief verbroken.
De vrouw weigert mee te werken aan een omgangsregeling. Daarom heeft de man terzake de vaststelling van een omgangsregeling een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank.
Tijdens die procedure is gebleken dat [het kind] is erkend door [C.].
De man verzoekt thans primair om de vernietiging van deze erkenning, hoewel hij beseft dat hij in beginsel op grond van artikel 1:205 BW een dergelijk verzoek niet kan doen. De man stelt zich echter op het standpunt dat de erkenning door [C.] in strijd is met het doel en de strekking van artikel 8 EVRM, dat het recht op family life erkent.
Hij acht de Nederlandse wetgeving op dit punt strijdig met het Verdrag dat hem het recht op het verzoeken van de vernietiging van de ontkenning ontzegt.
De man is van mening dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid door de vrouw.
De man had direct na zijn detentie [het kind] willen erkennen, maar was toen niet in staat stappen te ondernemen in verband met zijn straatvrees. Dat was ook de reden dat de man niet aanwezig was ter zitting van 28 september 2006.
Na een ruzie met de vrouw in november 2005 wilde de man worden opgenomen om af te kicken. Er was echter een lange wachtlijst.
In april 2006 is de man opgenomen. Eerst twee keer aan de Vondellaan en nu in Hoog Hullen. Het gaat momenteel goed. De man heeft geen verplicht reclasseringstoezicht omdat de man vrijwillig in het hulpverleningstraject is opgenomen. De reactie van de man op de erkenning door [C.] had de vrouw kunnen verwachten.
Nadat de vrouw de man had verlaten na de ruzie in november 2005 heeft zij in het opvanghuis [C.] ontmoet. Na een paar dagen heeft zij [C.] verzocht om [het kind] te erkennen. De vrouw had omtrent de erkenning de man of diens advocaat kunnen benaderen.
De man is de vader van het kind. De vrouw heeft de man altijd als zodanig beschouwd en benoemd. De man heeft daarom diverse afschriften van brieven en kaarten, afkomstig van de vrouw en aan hem gericht, overgelegd, die dat bevestigen.
Subsidiair verzoekt de man doorhaling van de erkenning door [C.].
Het is in het belang van [het kind] dat de familierechtelijke betrekkingen tussen hem en de man als zijn vader worden bevestigd middels de erkenning.
Indien de vrouw blijft volhouden dat de man niet de vader is van [het kind] dan dient de rechtbank een DNA-onderzoek te gelasten.
De vrouw dient de man als vader van [het kind] te respecteren. [het kind] heeft recht op contact met de man, bij voorbeeld via het omgangshuis en onder begeleiding. Het contact tussen de man en [het kind] kan worden opgebouwd.
Standpunt van de vrouw
De man is de biologische vader van [het kind]. Het was een schrikreactie van de vrouw om dit te ontkennen. Er is sprake van een haat/liefde verhouding tussen partijen. De man is gedetineerd geweest wegens mishandeling.
De vrouw verwijst, voor wat betreft de erkenning door [C.] naar het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2004 en van 16 juni 2006.
De vrouw heeft niet met het oogmerk om de belangen van de man te schaden, [C.] verzocht om [het kind] te erkennen. Door deze erkenning heeft [het kind] een vader op papier. Bovendien wilde de vrouw rust.
Direct na de geboorte van [het kind] heeft het ziekenhuis een melding gedaan bij het AMK. De man en de vrouw waren beide verslaafd.
Er is een korte tijd sprake geweest van gezinsverband tussen de man en [het kind].
De vernietiging van de erkenning en het geven van vervangende toestemming tot erkenning door de man komt [het kind] niet ten goede.
De vrouw ervaart de man als zeer bedreigend. Zij is doodsbang voor de man. Door erkenning door de man wordt het belang van [het kind] bij een ongestoorde verhouding met de vrouw geschaad.
De vrouw wil niet meewerken aan een omgangsregeling tussen de man en [het kind]. Een dergelijke omgang is niet in zijn belang. Subsidiair verzoekt de vrouw een onderzoek door de Raad.
Standpunt van de bijzondere curator
[het kind] is geboren in 2004. De erkenning door [C.] heeft plaatsgevonden op 12 december 2005. De man heeft een lange tijd de mogelijkheid gehad om [het kind] te erkennen.
De bijzondere curator acht misbruik van bevoegdheid niet aanwezig, zeker gezien in het licht van het verleden van de man. De man had eerder de erkenning van [het kind] moeten overwegen.
Beoordeling
De vernietiging van de erkenning
Onder het huidige afstammingsrecht is het mogelijk dat de verwekker van het kind in een situatie waarin hij vervangende toestemming tot erkenning van het kind heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantast, als door de moeder toestemming aan de niet-verwekker is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad uit welke relatie [het kind] is geboren.
De man heeft van het begin af aan gesteld dat hij de verwekker van [het kind] is.
Hoewel de vrouw heeft ontkend dat de man de verwekker is van [het kind] heeft zij ter zitting verklaard dat die ontkenning is voortgekomen uit een schrikreactie harerzijds en dat de man wel degelijk de verwekker van [het kind] is.
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de man de verwekker van [het kind] is.
Thans is de vraag aan de orde of de vrouw de toestemming tot erkenning door [C.] heeft gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de man te schaden.
Gebleken is dat partijen op 23 november 2005 uit elkaar zijn gegaan.
Volgens de vrouw naar aanleiding van mishandeling door de man, waarvan zij aangifte heeft gedaan, welke mishandeling door de man is ontkend.
De vrouw heeft samen met [het kind] de woning van partijen verlaten en beide hebben onderdak gevonden in een opvanghuis in Leek, alwaar de vrouw [C.] heeft leren kennen.
Blijkens de akte van erkenning heeft [C.] [het kind] op 20 december 2005 erkend.
Uit het voorgaande volgt, hetgeen door de vrouw ter zitting is bevestigd, dat de vrouw die naar eigen zeggen geen relatie met [C.] heeft gehad terwijl zij, [het kind] en [C.] nimmer in gezinsverband hebben samengewoond en dat de toestemming van de vrouw aan [C.] tot erkenning is ingegeven door het enkele feit dat de vrouw rust wilde, in die zin dat zij geen last meer wilde hebben van de man.
Bij het verlenen door de vrouw van toestemming tot erkenning aan [C.] heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen enkel te respecteren belang gehad en alleen gedaan om de belangen van de man te schaden. Zij heeft door het verlenen van die toestemming misbruik gemaakt van haar bevoegdheid.
De rechtbank heeft daarbij ook belang gehecht aan het feit dat de man eerst nadat hij een procedure is gestart ter vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [het kind] heeft vernomen dat [het kind] door [C.] is erkend.
De man is zelf niet in staat geweest, nog los van de vraag of de vrouw daartoe haar toestemming aan de man zou hebben verleend, [het kind] te erkennen omdat hij vlak na de geboorte van [het kind] geruime tijd gedetineerd is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de erkenning van [het kind] door [C.] vernietigd dient te worden.
de vervangende toestemming
Op het verzoek van de man vervangende toestemming aan hem te verlenen tot erkenning van [de minderjar[het kind] overweegt de rechtbank het volgende.
Als uitgangspunt dient te worden genomen, dat zowel [het kind] als de man er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
Voor [het kind] is het van groot belang, dat hij weet van wie hij afstamt.
Echter, de belangen van [het kind] en de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met het kind mogen niet door de erkenning worden geschaad.
De vrouw heeft gesteld dat zij nog steeds erg bang is voor de man en dat zij de man daarom in november 2005 heeft verlaten.
Zij heeft gedurende het afgelopen jaar geen contact meer gehad met de man en de agressie waarop de vrouw doelt heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de verbreking van de relatie en werd veroorzaakt door het gebruik van middelen door zowel de vrouw als de man.
De man is inmiddels in langdurige therapie gegaan in Hoog Hullen en verblijft daar al bijna een jaar. Deze therapie is weliswaar nog niet afgerond, maar door de man is onbetwist gesteld dat hij inmiddels de eerste fase met succes heeft afgerond en thans geen middelen gebruikt.
Overigens zijn van de zijde van de vrouw geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een erkenning van de man van [het kind] in de weg zouden staan.
Gelet op het vorenoverwogene zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen, dat door de erkenning de belangen van [het kind] of de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad.
De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van de vervangende toestemming tot erkenning toewijzen.
de omgangsregeling
De man heeft de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [het kind].
Gelet op hetgeen door partijen is aangevoerd met betrekking tot de door de man verzochte omgangsregeling zal de rechtbank de beslissing dienaangaande aanhouden omdat op dit moment niet kan worden beoordeeld of het belang van [het kind] zich tegen een omgangsregeling verzet dan wel of er andere gronden zijn die een omgangsregeling in de weg staan.
Teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen omtrent de wenselijkheid van een omgangsregeling en de haalbaarheid daarvan zal de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, verzoeken dienaangaande een onderzoek in te stellen en naar aanleiding daarvan rapport en advies uit te brengen.
Bij dat onderzoek kan de Raad – indien zij daartoe mogelijkheden aanwezig acht – als onderzoeksmiddel (begeleide) proefcontacten tussen [het kind] en de man doen plaatsvinden.
De rechtbank beslist als volgt.
BESLISSING
vernietigt de erkenning door [de man], geboren op [...] 1960 te [plaats], Bondsrepubliek Duitsland, van [het kind], geboren op [....] 2004 te [geboorteplaats kind],
verleent C,
geboren op [...] 1963 te [plaats], wonende te [adres],
vervangende toestemming om
[het kind], geboren op [...] 2004 te [geboorteplats kind], te erkennen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aan en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, een onderzoek dienaangaande in te stellen en daarvan uiterlijk op 1 mei 2007 aan de rechtbank rapport en advies uit te brengen;
in het kader van het onderzoek kan de Raad – indien hij daartoe mogelijkheden aanwezig acht – (begeleide) proefcontacten doen plaatsvinden en ook opdracht geven aan een andere instelling;
de behandeling van de beslissing op dit punt zal worden voortgezet ter zitting met gesloten deuren van de enkelvoudige kamer, op donderdag 24 mei 2007 om 11.30 uur.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.R. Bosker, L.C. Bosch en J. Smit en uitgesproken door mr. K.R. Bosker ter openbare terechtzitting van 20 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.