ECLI:NL:RBGRO:2007:BA0430
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vermissing van eiser en niet-ontvankelijkheid van beroepsprocedure in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 6 maart 2007, staat de vermissing van de eiser centraal, die sinds 11 juli 2004 als vermist is opgegeven. De eiser had een beroepsprocedure ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde, dat zijn verzoek om vrijstelling voor het gebruik van een pand voor prostitutie had afgewezen. De rechtbank constateert dat de eiser niet aanwezig was op de zitting en dat zijn gemachtigde, mr. R.G. A. Luinstra, de zaak niet met de eiser heeft kunnen bespreken, aangezien deze al geruime tijd vermist was. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat het beroep namens de eiser is ingesteld, omdat de gemachtigden geen volmacht hebben overgelegd die hen het recht geeft om namens de eiser op te treden. Bovendien is de volmacht pas rechtskracht na het overlijden van de eiser, dat tot op heden niet officieel is vastgesteld.
De rechtbank overweegt verder dat, zelfs als het beroep wel namens de eiser was ingesteld, er geen procesbelang meer zou zijn. De eiser had op 4 januari 2006 de leeftijd van 65 jaar bereikt, en volgens de regelgeving zou hij zijn activiteiten als prostitutiebedrijf moeten staken. De rechtbank concludeert dat de eiser geen belang meer heeft bij de gevraagde vrijstelling, omdat hij zich al had gebonden aan de voorwaarden van het bestemmingsplan. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de omstandigheden en het gebrek aan procesbelang dit rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke vertegenwoordiging en communicatie tussen de eiser en zijn gemachtigden, vooral in situaties van vermissing.