ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ8225
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in arbeidsomstandighedenzaak na ongeval met container
In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Groningen op 13 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die als werkgever werd beschuldigd van het niet nemen van doeltreffende maatregelen ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid en gezondheid van andere personen dan werknemers. De zaak kwam voort uit een ongeval dat plaatsvond op 24 oktober 2005, waarbij een werknemer, [slachtoffer], ernstig letsel opliep door een container die tegen het schip botste waar hij aan het werk was. De officier van justitie had de verdachte vervolgd op basis van artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, maar de verdediging stelde dat de officier niet-ontvankelijk was omdat de wet ook bestuurlijke boetes mogelijk maakt voor dergelijke overtredingen.
De rechter oordeelde dat de wetgever in artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet niet bedoeld had om werknemers van andere werkgevers die op dezelfde werkplek werken, te beschouwen als 'andere personen'. Dit leidde tot de conclusie dat het slachtoffer, [slachtoffer], niet als 'andere persoon' kon worden aangemerkt, waardoor de tenlastelegging niet bewezen kon worden. De rechter respecteerde de keuze van de officier om de feiten op deze manier te vervolgen, maar concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging.
De rechtbank verklaarde ook de benadeelde partij, [slachtoffer], in zijn vordering niet-ontvankelijk, wat betekent dat deze vordering niet in het strafgeding werd afgedaan, maar alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De kosten werden door beide partijen gedragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers en de noodzaak om de juiste juridische kaders te respecteren bij de handhaving van arbeidsomstandigheden.