ECLI:NL:RBGRO:2004:AR6591

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/1166 NABW STRA
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van categoriale bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend bij het College van burgemeester en wethouders van Zuidhorn voor categoriale bijstand in het kader van het inkomensondersteuningsbeleid. Eiseres verzocht om een beoordeling van haar recht op bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Het College heeft echter besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor deze bijstand, omdat zij op het moment van de aanvraag niet ten minste drie jaar onafgebroken een bijstandsuitkering had ontvangen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij haar bezwaren tegen het besluit van 15 april 2003 naar voren heeft gebracht. Dit besluit verklaarde haar bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om categoriale bijstand ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 10 november 2004, waar eiseres in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M.E. Bolwijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het oordeel van verweerder dat eiseres op 25 maart 2003 niet voldeed aan de vereisten voor categoriale bijstand, geen rechtsgevolg heeft. Eiseres wenste enkel een principieel oordeel van verweerder, en de rechtbank concludeert dat bij een nieuwe aanvraag de feiten en omstandigheden anders zullen zijn, aangezien eiseres dan over een langere periode bijstand heeft ontvangen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van 15 april 2003, voor zover in geding, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het rechtsgevolg ontbeert. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 31 aan eiseres dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. P.W. van Straalen en openbaar uitgesproken op 11 november 2004, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Wiemans.

Uitspraak

RECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: AWB 03/1166 NABW STRA
U I T S P R A A K
inzake het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
Het College van burgemeester en wethouders van Zuidhorn, verweerder.
1. PROCESVERLOOP
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 oktober 2003 (hierna: het bestreden besluit).
In dit bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beslissing van 15 april 2003, waarbij onder meer, en voor zover in dit geding van belang, is besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor categoriale bijzondere bijstand, ongegrond verklaard. In het bestreden besluit wordt het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om collectief vervoer ongegrond verklaard (blijkens het verweerschrift is sprake van een verschrijving en wordt de afwijzing van de aanvraag om categoriale bijzondere bijstand bedoeld).
Eiseres heeft tegen dit besluit bij beroepschrift van 19 november 2003, op nader in het beroepschrift en bij brief van 22 januari 2004 aangevoerde gronden, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 18 december 2003 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden, een verweerschrift ingediend en op 26 februari 2004 een aanvullend verweerschrift aan de rechtbank doen toekomen.
Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen verzonden.
Het geschil is behandeld op de zitting van 10 november 2004.
Eiseres is aldaar in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.E. Bolwijn.
2. RECHTSOVERWEGINGEN
De feiten
Op 25 maart 2003 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend in het kader van het door verweerder gehanteerde inkomensondersteuningsbeleid. Daarbij heeft eiseres onder meer verzocht om een beoordeling of voor haar recht bestaat op categoriale bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.
Bij beslissing van 15 april 2003 heeft verweerder besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor categoriale bijzonder bijstand omdat eiseres op het moment van de aanvraag niet tenminste drie jaar onafgebroken een bijstandsuitkering heeft genoten.
Bij bezwaarschrift van 19 mei 2003 heeft eiseres daartegen bezwaar gemaakt.
Overeenkomstig het advies van de Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften van 17 september 2003 heeft verweerder bij het thans bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Nadat eiseres op 19 november 2003 beroep heeft ingesteld, zijn door eiseres op
22 januari 2004 de aanvullende gronden van het beroep aan de rechtbank gezonden.
Rechtsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de beslissing van 15 april 2003 een oordeel heeft gegeven omtrent het antwoord op de vraag of eiseres aanspraak kan maken op categoriale bijstand als bedoeld in de Uitvoeringsregeling categoriale bijzondere bijstand (de Regeling). De Regeling ziet op de aanvragen om vergoeding voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Van een concrete aanvraag, op basis waarvan ook een eventuele aanspraak op vergoeding kan ontstaan, is in het onderhavige geval geen sprake. In dit verband is van belang dat verweerder, blijkens het betoog van de gemachtigde ter zitting, een systeem hanteert waarbij betrokkenen in algemene zin een oordeel van verweerder kunnen verkrijgen omtrent het antwoord op de vraag of zij op het moment van de aanvraag voldoen aan de vereisten om in aanmerking te komen voor categoriale bijstand. Daarmee ontstaat voor de betrokkene nog geen aanspraak. Ook als de betrokkene aan de vereisten voldoet, dient hij -ten einde voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen- alsnog een nadere aanvraag in te dienen, onderbouwd met eventuele bonnen van het betreffende gebruiksgoed waarop de nadere aanvraag ziet.
Daargelaten of een dergelijke ‘gespliste’ besluitvorming zich verhoudt met de Algemene wet bestuursrecht, stelt de rechtbank vast dat het oordeel van verweerder dat eiseres op
25 maart 2003 niet voldeed aan de vereisten om in aanmerking te komen voor categoriale bijstand, geen rechtsgevolg toekomt. Gelijk eiseres ter zitting heeft aangegeven, wenste zij slechts een principieel oordeel van verweerder. Bij een nadere aanvraag, waarbij een tegemoetkoming wordt gevraagd voor een of meer duurzame gebruiksgoederen, kan (en moet) opnieuw beoordeeld worden of eiseres aan de criteria van de Regeling voldoet. De rechtbank merkt daarbij op dat de feiten en omstandigheden bij een dergelijke nadere aanvraag anders zullen zijn dan ten tijde van de aanvraag van 25 maart 2003. Zo zal eiseres bij een nog in te dienen nadere aanvraag over een langere periode bijstand hebben ontvangen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de beslissing van
15 april 2003, voor zover thans in geding, geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu die beslissing rechtsgevolg ontbeert.
Omdat het oordeel dat eiseres niet onder de Regeling valt geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, Awb, had verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk moeten verklaren. Verweerder heeft dit niet onderkend. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd, nu het in strijd met artikel 1:3, eerste lid, Awb is genomen.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient ingevolge artikel 8:74, eerste lid, Awb tevens te worden bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht ad € 31,00 door de gemeente Zuidhorn aan eiseres wordt vergoed.
4. BESLISSING
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder eiseres het betaalde griffierecht ad € 31 dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. P.W. van Straalen, rechter, en in het openbaar door hem
uitgesproken op 11 november 2004, in tegenwoordigheid van mr. H.G. Wiemans als griffier.
De griffier, De rechter,
De rechtbank wijst er op, dat partijen en andere belanghebbenden binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.
Afschrift verzonden op:
typ: lsm