ECLI:NL:RBGRO:2001:AB2057

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
48169/HA ZA 00-744-VR-
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van Informad Beheer B.V. en de stortingsplicht van G.J. Pietersen Holding B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen werd behandeld, stond de curator, mr. Willem Adriaan Entzinger, op tegen G.J. Pietersen Holding B.V. in het kader van het faillissement van Informad Beheer B.V. De curator stelde dat Pietersen Holding niet volledig had voldaan aan haar stortingsplicht met betrekking tot aandelen in Informad Beheer. De zaak volgde op een comparitie van partijen die plaatsvond op 23 januari 2001, na een tussenvonnis van 24 november 2000. De curator betoogde dat Pietersen Holding slechts een deel van de stortingsplicht had voldaan en dat er nog een bedrag van f 19.500,- openstond. Pietersen Holding daarentegen stelde dat zij aan haar verplichtingen had voldaan door middel van storting en verrekening van vorderingen op de werkmaatschappij van Informad Beheer.

De rechtbank onderzocht de notariële akte van 30 december 1996, waarin de voorwaarden voor de stortingsplicht waren vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat er een restantbedrag van f 15.000,- openstond, maar dat de curator het bewijs moest leveren dat de verrekening van f 4.500,- niet had plaatsgevonden. Tevens werd Pietersen Holding in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de gemaakte afspraken over de verrekening van vorderingen. De rechtbank besloot dat getuigenverhoren noodzakelijk waren om de stellingen van beide partijen te onderbouwen.

De beslissing van de rechtbank hield in dat de curator en Pietersen Holding beide bewijsopdrachten kregen om hun standpunten te onderbouwen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van getuigenverhoren op 4 september 2001 vaststelde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. E.J. Oostdijk in aanwezigheid van de griffier op 1 juni 2001.

Uitspraak

VONNIS ENKELVOUDIG SECTOR CIVIELRECHT RECHTBANK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR CIVIEL RECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: 48169 / HA ZA 00-744 -VR-
V O N N I S
in de zaak van:
Mr. WILLEM ADRIAAN ENTZINGER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van INFORMAD BEHEER B.V.,
wonende te Winsum,
e i s e r bij exploot van dagvaarding d.d. 19 september 2000,
hierna te noemen de curator,
procureur mr. W.A. Entzinger,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G.J. PIETERSEN HOLDING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Delfzijl,
g e d a a g d e bij opgemeld exploot van dagvaarding,
hierna te noemen Pietersen Holding,
procureur mr. K. van Bladeren.
PROCESVERLOOP
Ter uitvoering van het tussenvonnis van deze rechtbank van 24 november 2000 heeft op 23 januari 2001 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Ter gelegenheid hiervan is vonnis gevraagd op het griffiedossier.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De rechtbank verwijst naar hetgeen ter comparitie is gesteld en gebleken, een en ander zoals in het proces-verbaal is opgenomen en beschouwt de inhoud daarvan als hier ingelast.
2. De feiten
a. Bij notariële akte van 30 december 1996 zijn een zestal aandelen in het kapitaal van Informad Beheer B.V. (hierna te noemen Informad Beheer), nominaal groot f 1.000,- tegen een uitgiftekoers van 500% bij Pietersen Holding geplaatst.
b. In voornoemde akte is sub H. het navolgende opgenomen:
"(...) dat de vennootschap en Pietersen Holding voorts zijn overeengekomen dat terzake van de uitgifte en de agiostorting de volgende voorwaarden van toepassing zullen zijn:
1. een bedrag groot negentienduizend vijfhonderd gulden (f 19.500,-) behoeft niet op heden te worden voldaan;
2. het nog verschuldigde bedrag, of het restant daarvan, mag door Pietersen Holding verrekend worden met hetgeen Pietersen Holding, uit welken hoofde dan ook, van de vennootschap te vorderen heeft of in de toekomst te vorderen zal hebben;
3. het door Pietersen Holding nog niet voldane bedrag van de stortingsplicht kan door de vennootschap te allen tijde worden opgeëist."
Voorts staat sub III het navolgende vermeld:
"(...) Pietersen Holding heeft tienduizend vijfhonderd gulden (f 10.500,-) in contanten voldaan, terwijl van de restantschuld ad negentienduizend vijfhonderd gulden (f 19.500,-) (...) een bedrag van vierduizend vijfhonderd gulden (f 4.500,-) door partijen is verrekend, zodat thans nog een bedrag groot vijftienduizend gulden (f 15.000,-) door Pietersen Holding nog niet is voldaan of verrekend. (...)"
c. In het voorjaar van 1998 heeft Pietersen Holding de aandelen terugverkocht aan [directeur], de directeur-eigenaar van Informad Beheer. Een en ander is onderwerp geweest van een aan deze rechtbank voorgelegd geschil tussen [directeur] en Pietersen Holding. [directeur] heeft geen uitvoering aan deze koopovereenkomst gegeven.
d. Bij vonnis van deze rechtbank van 2 november 1999 is Informad Beheer in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Entzinger tot curator.
e. De curator heeft bij schrijven van 25 november 1999 Pietersen Holding uitgenodigd aan te tonen dat zij aan haar stortingsplicht jegens Informad Beheer heeft voldaan.
f. In reactie op voornoemde brief heeft Pietersen Holding een tweetal facturen d.d. 3 januari 1997 aan de curator doen toekomen. Deze facturen ad f 4.500,- en f 15.000,- zijn beide ten name van Interformad (Totaal-)Automatisering B.V., een dochtervennootschap van Informad Beheer (hierna te noemen de werkmaatschappij) gesteld. Uit de op de facturen vermelde specificaties volgt dat de facturen betrekking hebben op ten behoeve van de werkmaatschappij verrichte normale verkoop ondersteunende activiteiten over 1996 en 1997.
g. Bij brief van 14 juli 2000 heeft de curator Pietersen Holding in de gelegenheid gesteld binnen een maand andere bescheiden over te leggen waaruit zou blijken dat zij aan haar stortingsplicht heeft voldaan.
Hierop heeft Pietersen Holding niet gereageerd.
3. Standpunt van de curator
3.1 Pietersen Holding heeft niet ten volle aan haar stortingsplicht voldaan. Ze heeft -zoals zijzelf in de tegen [directeur] gevoerde procedure heeft gesteld- slechts f 10.500,- op de aandelen gestort. Pietersen Holding is aan de boedel nog een bedrag van f 19.500,- met rente verschuldigd.
3.2 De twee facturen kunnen niet overtuigen dat Pietersen Holding haar stortingsplicht jegens Informad Beheer heeft voldaan. De facturen wijzen immers niet Informad Beheer, maar de werkmaatschappij aan als debiteur. Bovendien hield Informad Beheer zich als houdstermaatschappij niet bezig met verkoopactiviteiten. Onaannemelijk is dat Pietersen Holding in de eerste paar dagen van 1997 al voor een bedrag van f 15.000,- verkoopondersteunende werkzaamheden heeft verricht.
3.3 Informad Beheer kan zich zonder enige beperkende afspraak niet gehouden achten aansprakelijk te zijn voor schulden van haar werkmaatschappij; een en ander zou doeloverschrijding met zich meebrengen.
4. Standpunt van Pietersen Holding
4.14.1 Door storting en verrekening heeft Pietersen Holding aan haar stortingsplicht jegens Informad Beheer voldaan.
4.2 Onderdeel van de afspraak tussen Informad Beheer en Pietersen Holding was dat de wegens verrichte werkzaamheden voor de werkmaatschappij in rekening te brengen fees ook als schulden van Informad Beheer zouden hebben te gelden en dus door Pietersen Holding zouden kunnen worden verrekend met de openstaande stortingsplicht op de agio der aandelen. Deze afspraak wordt erkend in de brief d.d. 6 mei 1998 van Informad Beheer aangaande de terugkoop van de aandelen.
4.3 Eind 1997 had Pietersen Holding -in ieder geval- een vordering op de werkmaatschappij en/of Informad Beheer ad f 19.500,- terzake een nabetaling over 1996 en 1997. De vordering van f 19.500,- blijkt uit de brief d.d. 22 oktober 1997 van de werkmaatschappij. De factuur ad f 4.500,- correspondeert met de in de notariële akte vermelde verrekening.
4.4 Van doeloverschrijding is geen sprake; op grond van de verrekeningsovereenkomst behoefde de werkmaatschappij Pietersen Holding niet te betalen voor uit te voeren werkzaamheden, hetgeen in het belang was van het gehele concern.
5. Beoordeling
5.1 In de notariële akte d.d. 30 december 1996 is ten aanzien van de stortingsverplichting van Pietersen Holding opgenomen dat een bedrag van f 10.500,- contant is voldaan, terwijl van de restantschuld een bedrag van f 4.500,-, ingevolge de sub H van die akte vermelde overeenkomst, is verrekend. Het bedrag dat Pietersen Holding destijds nog diende te voldoen of te verrekenen bedraagt blijkens deze akte dan ook f 15.000,-.
Nu de notariële akte dwingend bewijs oplevert ten aanzien van de daarin vermelde inhoud van de gemaakte afspraken, gaat de rechtbank uit van de juistheid van het daarin genoemde restantbedrag ad f 15.000,-. Waar in beginsel echter tegenbewijs vrijstaat en de curator betwist dat de verrekening van f 4.500,- heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank de curator -overeenkomstig zijn uitdrukkelijk bewijsaanbod- toelaten tot het tegenbewijs.
Hetgeen de curator heeft gesteld omtrent het door Pietersen Holding ingenomen standpunt in de procedure tegen [directeur] is in ieder geval onvoldoende om aan te nemen dat de verrekening van f 4.500,- niet heeft plaatsgevonden. Uit het overgelegde vonnis d.d. 12 november 1999, welke in voornoemde procedure is gewezen, kan immers niet worden afgeleid in hoeverre deze verrekening tussen de toenmalige partijen aan de orde is geweest.
5.2 Vast staat dat Pietersen Holding het restantbedrag van f 15.000,- -dan wel f 19.500,- indien de curator in voornoemd tegenbewijs zal slagen- mag verrekenen met hetgeen zij uit welke hoofde dan ook van Informad Beheer te vorderen heeft of zal hebben. Partijen zijn verdeeld over de vraag of hieronder ook de vorderingen van Pietersen Holding jegens de werkmaatschappij vallen. Pietersen Holding beroept zich terzake op een gemaakte afspraak met Informad Beheer. Nu de curator deze afspraak betwist en de brief d.d. 4 mei 1998, waarin volgens Pietersen Holding een erkenning van de gemaakte afspraak is te lezen, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs bijbrengt van de gestelde afspraak, zal de rechtbank Pietersen Holding in de gelegenheid stellen haar stelling nader aan te tonen door middel van getuigenverhoren.
Hierbij gaat de rechtbank voorshands voorbij aan de stelling van de curator dat Informad Beheer met het maken van de litigieuze afspraak haar doel heeft overschreden. Nog daargelaten dat geen statuten zijn overgelegd en de curator reeds in die zin zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de curator onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de (eventueel) gemaakte afspraak nadelig voor Informad Beheer zou zijn. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name de concernverhouding tussen Informad Beheer en de werkmaatschappij acht de rechtbank verrekening van de openstaande stortingsplicht op de agio der aandelen van de moedervennootschap met een vordering op de dochtervennootschap in het belang van het concern en daarmee in het belang van Informad Beheer.
5.3 Mocht Pietersen Holding in het bewijs slagen dat de afspraak is gemaakt dat storting op de agio der aandelen ook door middel van verrekening van vorderingen jegens de werkmaatschappij zou kunnen plaatsvinden, is ten slotte van belang voor welk bedrag Pietersen Holding werkzaamheden ten behoeve van de werkmaatschappij heeft verricht.
Door Pietersen Holding is een tweetal facturen overgelegd terzake van ten behoeve van de werkmaatschappij verrichte werkzaamheden. De in de factuur ad f 15.000,- gefactureerde werkzaamheden zijn door de curator betwist, daar volgens hem onaannemelijk is dat in deze factuur van 3 januari 1997 reeds activiteiten over 1997 worden gefactureerd voor een bedrag van f 15.000,-. De rechtbank acht de aan Pietersen Holding gerichte brief van 22 oktober 1997 waarin door de werkmaatschappij melding wordt gemaakt van een bedrag van f 19.500,-, zonder dat uit de brief kan worden afgeleid waarop dit bedrag betrekking heeft, vooralsnog onvoldoende om aan te nemen dat Pietersen Holding -in ieder geval- voor een bedrag van f 15.000,- werkzaamheden ten behoeve van de werkmaatschappij heeft verricht. Overeenkomstig haar bewijsaanbod zal de rechtbank Pietersen Holding dan ook toelaten tot het bewijs hiervan.
5.4 Om proceseconomische redenen zullen voornoemde bewijsopdrachten tegelijkertijd worden gegeven.
5.5 Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.
BESLISSING
De rechtbank:
1. laat de curator toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat -in afwijking van hetgeen is opgenomen sub III van de notariële akte d.d. 30 december 1996- verrekening van het bedrag van f 4.500,- niet heeft plaatsgevonden;
2. laat Pietersen Holding toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt:
a. dat tussen Informad Beheer en Pietersen Holding de afspraak is gemaakt dat storting op de agio der aandelen ook kan geschieden door middel van verrekening van vorderingen jegens de werkmaatschappij terzake van verrichte werkzaamheden;
b. dat Pietersen Holding ten behoeve van de werkmaatschappij werkzaamheden heeft verricht voor een bedrag van f 15.000,-;
3. bepaalt dat getuigen kunnen worden voorgebracht voor het lid dezer rechtbank mr. E.J. Oostdijk, die tot voormeld verhoor zal overgaan op dinsdag 4 september 2001 te 10.00 uur in één der zalen van het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 te Groningen;
4. bepaalt dat tegen dit tussenvonnis geen hoger beroep kan worden ingesteld dan tegelijk met het eindvonnis;
5. houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Oostdijk, rechter, en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van vrijdag 1 juni 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.
nh