ECLI:NL:RBGRO:2000:AA8471
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de IOAW en de datum van werkloosheid bij oudere werknemers
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 2, onder a ten tweede van de IOAW, waarbij de rechtbank zich moet buigen over de vraag wanneer een werknemer als 'werkloos' wordt beschouwd. De eiser, geboren in 1940, werd op 11 augustus 1980 werkloos en ontving tot 15 december 1980 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een periode van ziekte ontving hij een uitkering op basis van de AAW en WAO, die eindigde op 1 juli 1994. Vervolgens vroeg hij een uitkering aan op basis van de nieuwe Werkloosheidswet, maar deze werd hem ontzegd omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de IOAW. De rechtbank oordeelt dat de datum van 'werkloos worden' gekoppeld blijft aan het intreden van het arbeidsurenverlies in het kader van de oorspronkelijke werkloosheid, en niet aan een herintreden van werkloosheid na een onderbreking. Dit betekent dat de datum van 11 augustus 1980 als uitgangspunt moet worden genomen, waardoor de eiser niet voldoet aan de leeftijdseis van 50 jaar op het moment van werkloosheid. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de IOAW-uitkering terecht is, omdat de eiser niet aan de voorwaarden voldeed. De uitspraak benadrukt de intentie van de wetgever om oudere werklozen een gunstiger uitkeringsregime te bieden, maar ook dat dit niet geldt voor personen wiens werkloosheidsuitkering onderbroken is door een uitsluitingsgrond.