ECLI:NL:RBGEL:2025:9433

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
ARN 23/4397
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit SVB over ingangsdatum Wlz-verzekering

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), waarin is vastgesteld dat eiseres per 25 december 2019 verzekerd is voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres is het niet eens met deze ingangsdatum en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft op 28 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van de SVB aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de Wlz-verzekering 25 december 2019 is. Eiseres heeft een arbeidsverleden in Nederland en ontving op dat moment een WIA-uitkering, waardoor zij onder de Nederlandse wetgeving valt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De rechtbank wijst erop dat eiseres de zorgkosten die zij heeft gemaakt in de periode van 25 december 2019 tot ongeveer 2023, kan bespreken met haar zorgverzekeraar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de SVB, waarbij is vastgesteld dat eiseres per 25 december 2019 verzekerd is voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres is het niet eens met deze ingangsdatum. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de ingangsdatum van de Wlz-verzekering van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB een juiste beslissing heeft genomen. De SVB heeft op juiste gronden vastgesteld dat eiseres per
25 december 2019 is verzekerd voor de Wlz. Eiseres krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 10 januari 2023 heeft de SVB vastgesteld dat eiseres per
25 december 2019 verzekerd is voor de Wlz. Met het bestreden besluit van 25 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is de SVB bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de SVB.

Beoordeling door de rechtbank

De totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is geboren in Nederland en heeft in Nederland een arbeidsverleden opgebouwd. Op enig moment is zij naar België verhuisd en per 27 december 2017 ontvangt zij een Belgische invaliditeitsuitkering. Op 12 februari 2019 is zij vanuit België weer teruggekeerd naar Nederland. Omdat eiseres een arbeidsverleden in Nederland heeft, is er vanuit België een onderzoek gestart bij het UWV [1] . Per 25 december 2019 is door het UWV aan eiseres (met terugwerkende kracht) een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 27 december 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een Wlz-onderzoek ingediend bij de SVB.
3.1.
Met het besluit van 10 januari 2023 stelt de SVB vast dat eiseres per
25 december 2019 is verzekerd voor de Wlz. Tegen dit besluit heeft eiseres op
15 februari 2023 bezwaar gemaakt.
3.2.
Met het bestreden besluit is de SVB bij het besluit van 10 januari 2023 gebleven. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres woonachtig is in Nederland en vanaf 25 december 2019 een WIA-uitkering ontvangt. Omdat zij een langlopende arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, valt zij op grond van artikel 11, derde lid,
onder e, van de Verordening (EG) nr. 883/2004 (de Verordening) onder de niet-actieven. Voor niet-actieven wordt de wetgeving van het woonland aangewezen. Omdat eiseres op dat moment (op 25 december 2019) zowel een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit Nederland, als een invaliditeitsuitkering uit België ontvangt, heeft zij op grond van artikel 23 van de Verordening recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving in de lidstaat van haar woonplaats. Eiseres is daarom in Nederland verzekerd voor de Wlz vanaf
25 december 2019.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat haar Wlz-verzekering moet ingaan per oktober 2022. Indien dit niet mogelijk is, wil zij afstand doen van haar WIA-uitkering. Zij heeft door de toekenning van de WIA-uitkering namelijk onterecht hoge kosten. Indien zij geen afstand kan doen van de WIA-uitkering, wil zij een vergoeding van deze hoge kosten.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SVB op juiste gronden vastgesteld dat eiseres per 25 december 2019 is verzekerd voor de Wlz. Op grond van artikel 11, derde lid, onder e, en artikel 23 van de Verordening wordt in het geval van eiseres de wetgeving van het woonland (Nederland) aangewezen. Omdat eiseres in Nederland woont, is zij verzekerd voor de Wlz met ingang van haar eerste WIA-uitkeringsdag. [2] Het feit dat de WIA-uitkering met terugwerkende kracht is toegekend, en dus later aan haar is uitbetaald, doet hier niet aan af. De SVB heeft daarbij terecht opgemerkt dat het feit dat eiseres schade leidt vanwege de toekenning van de WIA-uitkering, niet behoort tot het toetsingskader van de SVB.
Overwegingen ten overvloede
5. Uit de stukken en de uitgebreide bespreking tijdens de zitting, blijkt het volgende. Omdat eiseres met terugwerkende kracht vanaf 25 december 2019 in Nederland is verzekerd voor de Wlz, is zij ook verplicht zich in Nederland te verzekeren op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) [3] , en is zij niet meer in België verzekerd voor de zorgverzekering. Eiseres heeft van CZ (haar Nederlandse zorgverzekeraar) een rekening gekregen van ruim € 13.000. Dat zijn, naar de rechtbank begrijpt, de zorgkosten die eiseres in de periode van 25 december 2019 tot ongeveer 2023 heeft gehad.
Het probleem is voor eiseres ontstaan, doordat vanuit België een onderzoek is gestart bij het UWV, waardoor eiseres in oktober 2022 met terugwerkende kracht vanaf 25 december 2019 een WIA-uitkering toegekend kreeg. Daardoor is eiseres met terugwerkende kracht verplicht verzekerd voor de Zvw in Nederland. Het lijkt erop dat eiseres, omdat zij in de periode van 25 december 2019 tot ongeveer 2023 geen zorgverzekering in Nederland had, nu een rekening krijgt voor de gemaakte zorgkosten in Nederland. Eiseres heeft tijdens de zitting uitgelegd dat zij niets kan doen aan deze gang van zaken. Zij had een Belgische invaliditeitsuitkering en zij kon niet vermoeden dat zij, waarschijnlijk vanwege Europese regels, voor een klein deel recht had op een Nederlandse WIA-uitkering en dat haar Belgische invaliditeitsuitkering overeenkomstig gekort zou worden. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat de gevolgen hiervan op deze manier bij haar terecht komen.
5.1.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de SVB volgens de regels van de Verordening terecht heeft geoordeeld dat eiseres is verzekerd voor de Wlz vanaf
25 december 2019, komt het de rechtbank, uitgaande van hetgeen onder overweging 5 is weergegeven, in dit geval niet redelijk voor dat de zorgkosten over de periode van
25 december 2019 tot ongeveer 2023 (volledig) bij eiseres in rekening worden gebracht. Immers, het feit dat eiseres vanaf 25 december 2019 verplicht is verzekerd voor de Wlz en de Zvw is het gevolg van de toekenning van de WIA-uitkering. Die uitkering is echter pas in 2022 met terugwerkende kracht toegekend. Eiseres kon zich op dat moment niet alsnog verzekeren op grond van de Zvw. Op grond van de informatie die op dit moment beschikbaar is, valt ook niet in te zien dat eiseres, op het moment dat zij naar Nederland terug verhuisde, er rekening mee diende te houden dat zij in Nederland recht zou hebben op een WIA-uitkering en als gevolg daarvan verplicht verzekerd zou zijn op grond van de Zvw. In deze procedure is echter niet aan de orde of de zorgkosten over de periode van
25 december 2019 tot ongeveer 2023 terecht bij eiseres in rekening zijn gebracht. De rechtbank geeft eiseres in overweging om dit (nogmaals) aan de orde te stellen bij haar zorgverzekeraar CZ en het CAK [4] . Eiseres kan daarbij een kopie van deze uitspraak overleggen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
2.Een WIA-uitkering wordt aangemerkt als ‘pensioen’, in de zin van artikel 23 van de Verordening, zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2506.
3.Artikel 2, eerste lid, van de Zvw.
4.Centraal Administratie Kantoor.